 |
This article or section is in the middle of an expansion or major restructuring and is not yet ready for use. |
This page has been removed from search engines' indexes.
Taal
| Principe 1.1 Gebruik bestaande concepten en waardelijsten. Rationale: Door gemeenschappelijke taal te gebruiken is het mogelijk om tussen verschillende domeinen op een semantisch correcte manier gegevens te delen.
|
Toetsingscriteria
| Item
|
Niveau
|
Beschrijving
|
Bron
|
| 1.1.1
|
MUST
|
Waardelijsten in informatiestandaarden zijn gelijk aan de corresponderende waardelijsten in de zibs of zijn een inperking hiervan, maar geen uitbreiding.
Uitzonderingen:
- Indien de binding van de waardelijst van de zib 'extensible' is, mogen waarden toegevoegd worden die voldoen voor de criteria voor 'extensible'.
- Indien het gaat om een waardelijst van de zib met OTH Nullflavor, mag vrije tekst gebruikt worden als waarde wanneer de gecodeerde waarden uit de waardelijst niet voldoen.
|
Waardelijsten in informatiestandaarden
Bindings van zibs
ZIB-2685
ZIBFHIR-249
|
| 1.1.2
|
MUST NOT
|
Informatiestandaarden voegen geen waardelijsten toe naast de in de zib gespecificeerde waardelijsten.
|
Waardelijsten in informatiestandaarden
|
| 1.1.3
|
SHOULD
|
Indien een waardelijst in een informatiestandaard minder waarden bevat dan de in de zib gespecificeerde waardelijst, dan beschrijft de informatiestandaard hoe geborgd wordt dat alleen de ingeperkte lijst wordt verwerkt en/of gedeeld.
|
Waardelijsten in informatiestandaarden
|
| 1.1.4
|
SHOULD
|
Er is een verplichting opgenomen voor systemen voor het meesturen van een weergavenaam bij terminologiecoderingen. Systemen moeten daarnaast in staat zijn onbekende codes te ontvangen en te verwerken. Wanneer een code onbekend is, wordt de meegestuurde weergavenaam aan de gebruiker getoond.
Als deze verplichting niet wordt toegepast, moet er een alternatieve werkwijze zijn om het gebruik van verschillende versies van codestelsels tussen systemen te ondersteunen.
|
Advies Dynamische waardelijsten
|
| Principe 1.2 Producten voldoen aan besluiten over de te gebruiken terminologiestelsels. Rationale: Gebruik van hetzelfde terminologiestelsel voor dezelfde doeleinden zorgt voor eenheid van taal.
|
Toetsingscriteria
| Item
|
Niveau
|
Beschrijving
|
Bron
|
| 1.2.1
|
MUST
|
Terminologie is uit SNOMED, LOINC en IDMP (in Nederland: G-Standaard), tenzij een code buiten de grondplaat beter voldoet.
Keuze van het terminologiestelsel voor de terminologiekoppeling wordt gemaakt op basis van de scope van de Visie Eenheid van Taal, waarin de grondplaat is opgenomen.
Er zijn uitzonderingen waarbij het noodzakelijk is om buiten de grondplaat te coderen, bijvoorbeeld bij NHG-tabellen of DSM, maar ook op deze gebieden is het doel om naar de grondplaat te bewegen.
|
Visie Eenheid van Taal
|
| 1.2.2
|
MUST
|
Diagnoses, problemen, behandelingen en verrichtingen worden gecodeerd met SNOMED.
Zo niet, dan verloopt de overstap verlopen volgens de opgestelde SNOMED-roadmap.
|
SNOMED-besluit 2024
|
| Principe 1.3 Waardelijsten en datasetconcepten (waar nodig) zijn voorzien van terminologiekoppelingen. Rationale: Door concepten te coderen met behulp van een terminologiestelsel ontstaat een gemeenschappelijke taal tussen systemen.
|
Toetsingscriteria
| Item
|
Niveau
|
Beschrijving
|
Bron
|
| 1.3.1
|
MUST
|
Terminologiekoppelingen in de dataset van een informatiestandaard zijn conform de Richtlijn Terminologie koppelen.
|
Richtlijn Terminologie koppelen v1.0
|
| Principe 1.4 Definieer welk deel van de dialoog geïmplementeerd wordt; gebruik hiervoor bestaande definities; voor zowel communicatie als ook verwerking. Rationale: door duidelijk te maken wat de verwachting is waarmee de gegevens opgeslagen of gedeeld worden kunnen alle partijen de correcte actie nemen.
|
Toetsingscriteria nog in ontwikkeling
Logisch
| Principe 2.1 Informatiestandaarden maken gebruik van bestaande logische modellen. Rationale: hergebruik van logische modellen leidt tot standaardisatie van gegevens en maakt hergebruik van deze gegevens voor andere doeleinden mogelijk.
|
Toetsingscriteria
| Item
|
Niveau
|
Beschrijving
|
Bron
|
| 2.1.1
|
MUST
|
Datasets van informatiestandaarden zijn opgebouwd uit zibs.
|
QA Instructie opstellen dataset v3.0.1
Stelselcriteria v0.91
|
| 2.1.2
|
MUST
|
De vigerende versies van zibs conform het stelselbesluit worden toegepast.
Uitzondering:
- Onder voorwaarden mag een pre-adopt zib 2024 toegepast worden.
|
FHIR-besluit 2022
Ontwerpkaders Gebruik pre-adopts zibs 2024
|
| 2.1.3
|
MUST NOT
|
Een informatiestandaard maakt geen aanpassingen aan elementen van de zib.
|
Intern document Architectuurprincipes zibs 2.0 v1.0
|
| 2.1.4
|
MUST
|
Indien er geen geschikte zib is, wordt gebruik gemaakt van een ander bestaand informatiemodel indien beschikbaar, bijvoorbeeld uit datasets van andere informatiestandaarden of een internationaal model (een Xt-EHR logical model, bestaande DCM/CIM, openEHR archetype of FHIR Resource/Profile).
|
" "
|
| 2.1.5
|
MUST
|
Indien er geen geschikt bestaand informatiemodel is, worden relevante beschikbare ontwerppatronen en spelregels gevolgd uit internationale literatuur (zoals de HL7 CIMI style guide en openEHR editorial style guide) voor het opstellen van een nieuw informatiemodel.
|
" "
|
| Principe 2.2 Logische modellen worden zowel voor verwerking(opslag) als ook deling gebruikt. Rationale: door opslag en deling dezelfde structuur te geven is de kans op verlies van semantiek minimaal.
|
Toetsingscriteria nog in ontwikkeling
| Principe 2.3 Een informatiestandaard voegt geen elementen of relaties toe aan; of verruimt de kardinaliteit van elementen of relaties in een logisch model. Rationale: toevoegen van elementen zorgt ervoor dat ontvangers mogelijk de gegevens niet kunnen verwerken.
|
| Principe 2.4 Een informatiestandaard kan de kardinaliteit inperken voor een specifieke usecase. Rationale: bepaalde berichten of opslag kan voor een usecase alleen relevant zijn met bepaalde gegevens of relaties. Als deze optioneel zijn in het logische model, kunnen ze voor deze usecase met een specifiek minimumaantal worden opgenomen.
|
Toetsingscriteria
| Item
|
Niveau
|
Beschrijving
|
Bron
|
| 2.4.1
|
MAY
|
Voor het produceren van uitwisselberichten of het verwerken van informatie kan een informatiestandaard de kardinaliteit van een zib beperken.
|
Intern document Architectuurprincipes zibs 2.0 v1.0
|
| 2.4.2
|
MUST NOT
|
Voor het ontvangen van berichten past de informatiestandaard geen beperkingen toe op de kardinaliteit van een zib.
|
" "
|
Systeem
| Principe 3.1 Producten (informatiestandaarden) zijn zelfstandig implementeerbaar. Rationale: Een product is een verzameling van specificaties die verwijzen naar alle lagen en leveren een consistent product. Producten duiden de relatie tussen de verschillende lagen in context van een usecase.
|
Toetsingscriteria
| Item
|
Niveau
|
Beschrijving
|
Bron
|
| 3.1.1
|
MUST
|
Een informatiestandaard omvat ook een technische specificatie. Deze technische specificatie is gebaseerd op het functioneel ontwerp.
|
Nictiz FHIR Profiling Guidelines R4
Nictiz FHIR Profiling Guidelines STU3
|
| 3.1.2
|
MUST
|
Elk data-element in het FO is gemapt naar FHIR.
Het gaat hierbij om datasetconcepten met een data-definitie. Groeperende datasetconcepten hebben mogelijk geen mapping.
|
" "
|
| 3.1.3
|
MUST
|
Alle verplichtingen en verwachtingen vanuit het FO zijn uitgewerkt in een profiel of in een tekst.
|
" "
|
| Principe 3.2 Voor elk product is er een usecase. Rationale: Een product bestaat uit elementen uit zowel de concepten/dialogen als ook de logische modellen. Producten kunnen deze elementen niet uitbreiden, maar wel de kardinaliteit inperken. Producten lossen een specifieke usecase op.
|
Toetsingscriteria
| Item
|
Niveau
|
Beschrijving
|
Bron
|
| 3.2.1
|
MUST
|
Een informatiestandaard beschrijft het vastleggen en/of uitwisselen van informatie voor één of meerdere concrete situaties. Een informatiestandaard is daarmee een oplossing voor één of meerdere specifieke usecases.
|
QA Instructie opstellen dataset v3.0.1
|
| 3.2.2
|
MUST
|
Een informatiestandaard beschrijft een usecase aan de hand van actoren (mensen en informatiesystemen) en trasacties (welke informatie wordt wanneer vastgelegd en/of uitgewisseld).
|
" "
|
| Principe 3.3 Producten voldoen aan technische besluiten. Rationale: Producten implementeren oplossingen en gebruiken hiervoor technische middelen. Deze middelen moeten passen bij besluiten zoals gemaakt (zoals het FHIR besluit).
|
Toetsingscriteria
| Item
|
Niveau
|
Beschrijving
|
Bron
|
| 3.3.1
|
MUST
|
De vigerende versies van FHIR conform het stelselbesluit worden toegepast.
Zo niet, dan verloopt de overstap volgens de opgestelde migratieplannen.
|
FHIR-besluit 2022
|
| 3.3.2
|
MUST
|
De generieke profielen in het nl-core-package zijn gebruikt, direct of als basis voor usecase-specifieke profielen.
|
Nictiz FHIR Profiling Guidelines R4
Nictiz FHIR Profiling Guidelines STU3
|
| 3.3.3
|
MUST
|
Profielen zijn gebaseerd of zijn compatibel met zib en nl-core.
|
" "
|
| 3.3.4
|
MUST
|
Indien een informatiestandaard specifieke profielen, transacties, eigen concepten etc. publiceert, zijn deze afgeleid op de relevante nl-core-profielen.
|
" "
|
| 3.3.5
|
MUST
|
Informatiestandaard-specifieke profielen zijn ingericht op het specifieke doel en niet op de generieke uitwisseling.
|
" "
|
| 3.3.6
|
MUST
|
Uitbreidingen aan de profielen in het kader van een informatiestandaard zijn aangemeld voor opname in het nl-core-package (tenzij ze echt niet generiek toepasbaar zijn).
|
" "
|
Transactie
| Principe 4.1 Producten gebruiken (waar ze beschikbaar zijn) internationale standaarden. Rationale: leveranciers hebben typisch niet alleen te maken met de standaarden in Nederland, door internationale standaarden te gebruiken is de drempel voor een leverancier om de standaard te implementeren lager.
|
Toetsingscriteria
| Item
|
Niveau
|
Beschrijving
|
Bron
|
| 4.1.1
|
MUST
|
FHIR wordt zuiver toegepast (met andere woorden: de instance heeft dezelfde betekenis zonder dat het profiel bekend is).
|
https://hl7.org/fhir/resource.html#profile-tags
|
| 4.1.2
|
MUST
|
Bij het maken van profielen of andere conformance resources worden de FHIR profiling guidelines gevolgd.
|
Nictiz FHIR Profiling Guidelines R4
Nictiz FHIR Profiling Guidelines STU3
|
| 4.1.3
|
MUST
|
Profielen zijn gebaseerd of zijn compatibel met eu-core en indien relevant met IG's die als de facto standaard gelden (denk aan de IPS FHIR IG, IHE MHD, Structured Data Capture, mCode)
|
" "
|
| 4.1.4
|
MUST
|
Beschreven uitwisselpatronen en queries zijn gebaseerd of zijn compatibel met IG's die als als de facto standaard gelden (denk aan IHE MHD, mCode).
|
" "
|
| 4.1.5
|
MUST NOT
|
Custom extensies worden vermeden wanneer FHIR core al een aanpak heeft om het concept te vertegenwoordigen.
|
" "
|
| Principe 4.2 Producten beschrijven geen details over de keuzes in de infrastructuur laag. Rationale: technische keuzes op de infrastructuur laag veranderen vaker en zijn in de meeste gevallen configuratie in de technische laag.
|
Toetsingscriteria nog in ontwikkeling
Data of verwerking
| Principe 5.1 Datastructuren zijn lang levend, aanpassingen zijn waar mogelijk toevoegingen. Rationale: Opslag is niet vluchtig zoals transacties, transformaties van structuren hebben het risico op gegevens verlies. Aanpassingen moeten zonder verlies van gegevens geconverteerd kunnen worden.
|
Toetsingscriteria nog in ontwikkeling
| Principe 5.2 Fysieke dataopslag is vergevingsgezinder in het kader van ontbrekende gegevens dan transactie producten. Invoer voor usecases kan wel de kardinaliteit strenger definiëren. Rationale: De opslag moet voor meerdere usecases bruikbaar zijn en niet in alle usecases zullen alle gegevens altijd beschikbaar en/of verplicht zijn. Dat de gegevens voor de specifieke usecase verplicht zijn, betekent niet dat ze voor andere usecases ook verplicht.
|
Zie toetsingscriterium 2.4.1 en 2.4.2. Overige toetsingscriteria nog in ontwikkeling
Generieke patronen
Duplicaatdetectie voor ontdubbelen
| Principe 1.1 Gegevensobjecten binnen een informatiesysteem worden geïdentificeerd aan de hand van een identifier. Rationale: Het gebruik van een identifier voor identificatie voorkomt de noodzaak om regels op te stellen voor het afleiden van objectidentiteit uit de inhoud van gegevensobjecten. Op basis van duplicaatdetectie kunnen informatiesystemen ontdubbelen.
|
Toetsingscriteria
| Item
|
Niveau
|
Beschrijving
|
Bron
|
| 1.1.1
|
SHOULD
|
Bronsystemen kennen wereldwijd unieke identifiers toe aan nieuwe objecten.
|
NICTIZ-34076 Objectidentificatie alfa-versie
|
| 1.1.2
|
SHOULD
|
Secundaire systemen persisteren de identifiers van binnenkomende objecten.
|
" "
|
| Principe 1.2 Gegevens die ongewijzigd uit een ander systeem worden overgenomen, worden beschouwd als kopie-informatie en niet als nieuwe informatie. Rationale: Door ongewijzigde overgenomen gegevens als duplicaat te herkennen, wordt voorkomen dat eindgebruikers onnodig worden geconfronteerd met dubbele informatie. Dit bevordert overzicht en efficiëntie in het gebruik van informatiesystemen.
|
| Principe 1.3 Mutaties van een gegevensobject mogen alleen plaatsvinden in het bronsysteem; mutaties in secundaire systemen zijn niet toegestaan. Rationale: Het is onwenselijk dat systemen objecten wijzigen waar zij geen eigenaarschap over hebben. De bronhouder is verantwoordelijk voor de juistheid van gegevens. Juistheid kan niet worden gegarandeerd wanneer externen gegevens muteren en doorsturen alsof deze mutaties in de bron hebben plaatsgevonden.
|
Toetsingscriteria
| Item
|
Niveau
|
Beschrijving
|
Bron
|
| 1.3.1
|
SHOULD
|
De informatiestandaard hanteert de term wijzigen (mutatie) in de betekenis zoals vastgelegd in de Thesaurus Data voor de Zorg.
- Wijzigingen aan gegevensobjecten in een bronsysteem leiden tot een nieuwe versie van dat gegevensobject.
- Wijzigingen aan gegevensobjecten in een secundair systeem leiden tot een nieuw (afgeleid) gegevensobject waarvoor het secundaire systeem dan bronsysteem wordt.
|
Thesaurus Data voor de Zorg 'wijzigingen'
|
| 1.3.2
|
SHOULD
|
Het bronsysteem behoudt de identifier van een object bij een mutatie; de versie van het object wordt wel vernieuwd.
|
NICTIZ-34076 Objectidentificatie alfa-versie
|
| 1.3.3
|
SHOULD
|
Het secundaire systeem wijst een nieuwe identifier toe bij aanpassingen op overgenomen gegevens.
|
" "
|
| 1.3.4
|
SHOULD
|
Een informatiestandaard vereist van systemen dat de datum en tijd van mutatie met volledige datum- en tijdstempels, inclusief tijdzone, worden vastgelegd en uitgewisseld.
|
" "
|
Aandachtspunten
Toepassingsregels voor zibs in informatiestandaarden
- Zibs en hun rol:
- Zibs vormen de logische modellen voor informatiestandaarden
- Nieuwe architectuurprincipes voor zibs zijn opgesteld met betrokkenen buiten en binnen Nictiz (architectuurprincipes zibs 2.0)
- Belangrijke punten van de architectuurprincipes:1
- Zibs worden zo veel mogelijk gebaseerd op bestaande internationale standaarden, zoals OpenEHR, FHIR en Xt-EHR
- Zibs zijn maximale modellen die alle informatie modelleren waar behoefte aan is. Informatiestandaarden kunnen zibs niet uitbreiden, alleen inperken
- Zibs kunnen alle soorten informatie modelleren, dus ook logistiek en workflow
- Zibs zijn een logisch model (nu worden ze soms als logisch en andere keren alleen als conceptueel model beschouwd)
- Zibs hebben kardinaliteiten op logisch niveau (nu hebben zibs conceptuele kardinaliteiten)
- Nieuwe regels voor toepassing in informatiestandaarden:
- De nieuwe vorm van zibs betekent andere toepassingsregels in informatiestandaarden
- Zib-publicaties van 2017, 2020 en 2024 zijn nog vóór architectuurprincipes zibs 2.0
- Toetsingscriteria zijn zo geformuleerd dat er een beweging ontstaat naar zibs 2.0 en de nieuwe toepassingsregels
Rollen en verantwoordelijkheden bij uitbreidingen of aanpassingen op zibs
- Zib-centrum:
- Functioneel beheerder van de zibs2
- Analyseert wijzigingsverzoeken op de zibs en consulteert de indiener
- Beheerder van de informatiestandaard:
- Gebruiker van de zibs en kan wijzigingsverzoeken op de zibs indienen
- Heeft inzicht in de samenhang tussen standaarden in het stelsel en overziet de gevolgen van wijzigingen in de eigen informatiestandaard3
- Verantwoordelijk voor een impactanalyse4 bij wijzigingsverzoeken voor de eigen informatiestandaard naar:
- samenhang binnen de eigen informatiestandaard
- samenhang tussen standaarden
- compliance
- gebruik
- Wenselijke werkwijze voor samenhang:
- Wijzigingen eerst generiek verwerken in de zib
- Pas daarna vanuit de vernieuwde zib toepassen in de informatiestandaard
- → vereist flexibel releasebeleid voor zibs
- Nictiz werkt aan plan voor flexibel publiceren van zibs5
- Huidige situatie:
- Ook nu is de beheerder van de informatiestandaard verantwoordelijk voor samenhang
- Toegepaste generieke wijzigingen moeten geschikt zijn voor opname in de eerstvolgende zib-release
Ontwikkeling van logische modellen zo veel mogelijk op basis van bestaande internationale standaarden
- Nadere invulling van toetsingscriterium 2.1.4 en 2.1.5 volgt uit de praktische handvatten (de spelregels) voor het ontwikkelen van een zib 2.0
- Deze praktische handvatten worden door Nictiz en de Zib-community opgeleverd5
- Dit is de praktische uitwerking van de architectuurprincipes zibs 2.0 die via het ontwikkeltraject 'Zib-transitie' tot stand zijn gekomen1
1 Intern document Architectuurprincipes zibs 2.0 v1.0;
2 Beheerproces zibs;
3 NEN 7522:2021 Ontwikkelen en beheren van standaarden en stelsels van standaarden;
4 Duurzaam Releasebeleid v1.0.0 par. 3.2.1;
5 Plan van aanpak: Verder met zibs in databeschikbaarheid v1.1
Documenthistorie
| Versie
|
Status
|
Datum
|
Wijziging
|
| 0.1.0-alfa.2
|
draft
|
30-10-2025
|
Voor het opstellen van deze pagina is ChatGPT gebruikt als hulp voor het verbeteren van de schrijfstijl en zinsstructuur en voor grammaticacontrole.