mp:V1.0.0 Opvragen en versturen labwaarden

Uit informatiestandaarden
Versie door DominiqueStoverink (overleg | bijdragen) op 7 aug 2013 om 16:47 (Opvragen en versturen labwaarden)
Ga naar: navigatie, zoeken

{{#customtitle:Opvragen en versturen labwaarden|Opvragen en versturen labwaarden}}

Dit materiaal is onderdeel van Medicatieproces V1.0.0 labTransacties.
  • Compatible wijzigingen/nadere bewoordingen, tikfouten kunnen direct in de Wiki gewijzigd worden
  • Open issues die discussie vergen s.v.p. in de commentaarsectie opnemen.

Opvragen en versturen labwaarden

Labwaarden kunnen op verschillende manieren worden overgedragen. De volgende use cases behandelen het opvragen van gegevens met en zonder zorginfrastructuur:

  • Met zorginfrastructuur. Indien er een zorginfrastructuur is, dan gebruikt de labwaardenopvrager de pull-methode. De labwaardenopvrager kan op ieder moment zelf de gegevens ophalen bij de labwaardenverstrekker.
  • Zonder zorginfrastructuur. Indien er geen zorginfrastructuur is, dan gebruikt de labwaardenopvrager en de labwaardenverstrekker de push-methode. De labwaardenopvrager stuurt een verzoek naar de labwaardenverstrekker en deze stuurt als reactie zelf de labwaarden naar de labwaardenopvrager.

In sectie 3.1.1 staat de zorginfrastructuur beschreven.


Use case Labwaarden opvragen en versturen met zorginfrastructuur

De labwaardenopvrager gebruikt de pull-methode.

Precondities:

  • De zorgverlener is ingelogd in zijn zorgsysteem (labwaardenopvrager) en is geautoriseerd om de labwaarden op te halen via een geaccepteerde zorginfrastructuur.
  • Op het LIS (labwaardenverstrekker) staan de labwaarden.
  • Op de zorginfrastructuur staat een aanmelding van het LIS.

Trigger: De patiënt komt bij de zorgverlener voor een behandeling, een voorschrift of een verstrekking.

Basic flow:

  1. De zorgverlener verifieert de identiteit van de patiënt.
  2. De zorgverlener zoekt de patiëntgegevens in zijn zorginformatiesysteem.
  3. De zorgverlener vraagt met zijn zorginformatiesysteem (labwaardenopvrager) via de zorginfrastructuur de labwaarden op bij het LIS (labwaardenverstrekker).
  4. Het LIS (labwaardenverstrekker) stuurt geautomatiseerd (zonder tussenkomst van een medewerker) de labwaarden naar de zorgverlener.
  5. Het zorginformatiesysteem (labwaardenopvrager) toont de labwaarden aan de zorgverlener op het scherm.
  6. De zorgverlener gebruikt de labwaarden voor medicatiebewaking.
  7. De patiënt krijgt op basis van de medicatiebewaking een passend medicatieadvies.

Alternatieve flows:

  • De patiënt is niet bekend in het zorginformatiesysteem. Als behandelend zorgverlener is het wel mogelijk om de labwaarden op te halen.
    • De patiënt wordt geregistreerd in het zorginformatiesysteem.
    • De zorgverlener haalt vervolgens de labwaarden op (stap 3).
  • Er zijn geen labwaarden in het LIS.
    • In dit geval wordt er een melding gegeven dat de labwaarden er niet zijn.
  • De patiënt heeft geen toestemming gegeven voor het delen van de labwaarden. Deze toestemming staat niet in de zorginfrastructuur.
    • In dit geval wordt er een melding gegeven dat er geen labwaarden zijn.
    • Aan de patiënt wordt gevraagd om zelf de labwaarden bij het laboratorium op te halen en terug te komen met de labwaarden voor verdere behandeling.
    • Aan de patiënt wordt het advies gegeven om toestemming te geven, zodat zijn zorgverlener rechtstreeks voor een behandeling de gegevens kan inzien.

Postcondities:

  • De zorgverlener heeft de laboratoriumwaarden.