Functioneel Ontwerp Medicatieproces 9 versie 3.0.0-beta.4
Click here for the English live version
Voor een overzicht van relevante wiki-pagina's voor Medicatieproces zie Landingspagina Medicatieproces
Inhoud
- 1 Inleiding
- 2 Medicatieproces
- 2.1 Proces: medicatieverificatie
- 2.2 Proces: voorschrijven
- 2.2.1 Huidige situatie
- 2.2.2 Preconditie
- 2.2.3 Trigger event
- 2.2.4 Processtap: Evalueren (medicamenteuze) behandeling
- 2.2.5 Processtap: Maken medicatieafspraak
- 2.2.6 Processtap: Maken wisselend doseerschema
- 2.2.7 Processtap: Maken verstrekkingsverzoek
- 2.2.8 Processtap: Nierfunctiewaarde meesturen met het voorschrift
- 2.2.9 Processtap: Lengte en gewicht meesturen in het voorschrift
- 2.2.10 Processtap: Sturen en/of beschikbaar stellen
- 2.2.11 Postconditie
- 2.2.12 Informatiesystemen en transactiegroepen
- 2.2.13 Praktijkvoorbeelden voorschrijven
- 2.3 Proces: ter hand stellen
- 2.3.1 Huidige situatie
- 2.3.2 Preconditie
- 2.3.3 Trigger event
- 2.3.4 Processtap: Uitvoeren farmaceutische zorg
- 2.3.5 Processtap: Contact opnemen met voorschrijver
- 2.3.6 Processtap: Maken toedieningsafspraak
- 2.3.7 Processtap: Verstrekken
- 2.3.8 Processtap: Sturen en/of beschikbaar stellen
- 2.3.9 Postconditie
- 2.3.10 Informatiesystemen en transactiegroepen
- 2.3.11 Praktijkvoorbeelden ter hand stellen
- 2.4 Proces: toedienen
- 2.5 Proces: gebruiken
- 3 Domeinspecifieke invulling medicatieproces
- 4 Beschrijving praktijkvoorbeelden
- 4.1 Praktijkvoorbeelden Voorschrijven
- 4.1.1 Kortdurende medicatie
- 4.1.2 Doorlopende medicatie
- 4.1.3 Harde eindDatumTijd Gebruiksperiode
- 4.1.4 Zo nodig medicatie
- 4.1.5 Kuur zo nodig startend in de toekomst
- 4.1.6 Twee doseringen van hetzelfde geneesmiddel tegelijkertijd
- 4.1.7 Hetzelfde geneesmiddel met verschillende sterkte tegelijkertijd
- 4.1.8 Extra aanwijzingen meegeven in de MA
- 4.1.9 Nieuwe medicatieafspraak, geen verstrekkingsverzoek
- 4.1.10 Nieuw verstrekkingsverzoek onder bestaande medicatieafspraak
- 4.1.11 Wijziging in dosering (voldoende voorraad)
- 4.1.12 Recept niet meer nodig na eerste verstrekkingsverzoek
- 4.1.13 Stoppen medicatie
- 4.1.14 Onderbreken / hervatten medicatie
- 4.1.15 Onderbreken voor een ingreep
- 4.1.16 Papieren recept - niet meer toegestaan
- 4.1.17 Uitvoeren medicatieverificatie en evaluatie bij buitenlandse of zelfzorgmedicatie
- 4.1.18 Dagbehandeling
- 4.1.19 Starten met medicatie voor opname
- 4.1.20 Spoedopname
- 4.1.21 Tussentijds ontslag
- 4.1.22 Ontslag naar andere instelling
- 4.1.23 Niet verstrekken voor
- 4.1.24 Stoppen van medicatie door derden
- 4.1.25 Twee PRK's onder één medicamenteuze behandeling
- 4.1.26 Achteraf vastleggen medicatieafspraak
- 4.1.27 Eenmalig gebruik
- 4.1.28 Voorlopige en definitieve medicatieopdracht
- 4.1.29 Onterecht openstaande medicatie of 'weeskinderen'
- 4.1.30 Ontbreken digitale medicatieafspraak bij opname
- 4.1.31 Eigen artikelen (90 miljoen nummers)
- 4.1.32 Vrije tekst voorschriften
- 4.1.33 Dosering met minimum interval
- 4.1.34 Verstrekkingsverzoek met aantal herhalingen
- 4.1.35 Voorschrijven van niet geneesmiddelen (verbandmiddelen, krukken of andere hulpmiddelen)
- 4.1.36 Nierfunctiewaarde sturen met het voorschrift
- 4.1.37 Annuleren eerder verstuurd voorschrift
- 4.1.38 Wijzigen van andermans medicatieafspraak
- 4.1.39 Opstarten van een wisselend doseerschema
- 4.1.40 Tussentijds wijzigen wisselend doseerschema
- 4.1.41 Stoppen medicatie met een wisselend doseerschema
- 4.1.42 Samenvoegen bouwstenen onder een MBH
- 4.1.43 Wijzigen van andermans medicatieafspraak door niet-voorschrijver met gedelegeerde verantwoordelijkheid
- 4.2 Praktijkvoorbeelden Ter hand stellen
- 4.2.1 Nieuwe medicatieafspraak, medicatieverstrekking zelfde product
- 4.2.2 Nieuwe medicatieafspraak, nadere specificering product
- 4.2.3 Bestaande toedieningsafspraak voldoet
- 4.2.4 Voorstel medicatieafspraak aan voorschrijver
- 4.2.5 Aanschrijven en verstrekken
- 4.2.6 Patiënt vraagt herhaalrecept via arts (reactief herhalen)
- 4.2.7 Patiënt vraagt herhaalrecept via apotheker (Informeren voorschrijver)
- 4.2.8 Proactief herhaalrecept door apotheker
- 4.2.9 Verstrekken op basis van bestaand verstrekkingsverzoek
- 4.2.10 Knippen van recept
- 4.2.11 Het opstarten en continueren van GDS
- 4.2.12 De apotheker wijzigt van handelsproduct
- 4.2.13 Medicatie toevoegen aan GDS
- 4.2.14 Medicatie in GDS stoppen
- 4.2.15 GDS leverancier levert ander handelsproduct
- 4.2.16 Parallelle toedieningsafspraken bij GDS- en niet-GDS-verstrekking
- 4.2.17 Parallelle toedieningsafspraken waarvan een gewijzigd wordt
- 4.2.18 Afhandelen stoppen medicatieafspraak
- 4.2.19 Verstrekken onder andermans toedieningsafspraak
- 4.2.20 Wijzigen van andermans toedieningsafspraak
- 4.2.21 Afgeweken van voorgeschreven hoeveelheid verstrekker
- 4.3 Praktijkvoorbeelden Toedienen
- 4.3.1 Toedienlijst opstarten
- 4.3.2 Exacte toedientijden nodig
- 4.3.3 Ontbreken (richt)toedientijden
- 4.3.4 Niet-GDS-medicatie zo nodig
- 4.3.5 Meerdere apotheken leveren medicatie
- 4.3.6 Wijziging in GDS-medicatie vanaf volgende levering of per direct
- 4.3.7 Verhogen dosering GDS-medicatie in nieuwe MBH
- 4.3.8 Verlagen dosering GDS in nieuwe MBH
- 4.3.9 Wijziging verwerkt door de apotheker
- 4.3.10 Wijziging niet verwerkt door de apotheker
- 4.3.11 Extra aanwijzingen voor toediening, toelichting in MA, TA en/of WDS
- 4.3.12 Medicatietoediening afwijkend ten opzichte van toedienlijst
- 4.3.13 Medicatietoediening zonder medicatieafspraak en toedieningsafspraak
- 4.3.14 Medicatietoediening van zelfzorgmedicatie
- 4.3.15 Corrigeren van toediening
- 4.3.16 Toediening niet gegeven
- 4.3.17 Opschorten van toediening
- 4.3.18 Medicatietoediening door voorschrijver
- 4.3.19 Meerdere toedienorganisaties
- 4.3.20 Feedback aan patiënt via medicatiesignalering
- 4.3.21 Registratie (stop-)MA met terugwerkende kracht met tussentijdse MTD
- 4.3.22 Aparte MTD’s registreren per PrikPlakLocatie
- 4.3.23 Overplaatsing en dezelfde wisseldag voor GDS-medicatie
- 4.3.24 Overplaatsing en verschillende wisseldagen voor GDS-medicatie (eerder)
- 4.3.25 Overplaatsing en verschillende wisseldagen voor GDS-medicatie (later)
- 4.3.26 Dosisverhoging bij GDS-medicatie; dezelfde toedientijden (Optie A)
- 4.3.27 Dosisverhoging bij GDS-medicatie; dezelfde toedientijden (Optie B)
- 4.3.28 Dosisverhoging bij GDS-medicatie; andere toedientijden
- 4.3.29 Dosisverlaging bij GDS-medicatie
- 4.3.30 Wijziging van GDS-medicatie naar zo nodig medicatie
- 4.3.31 Wijziging van GDS-medicatie naar deels GDS- en zo nodig medicatie
- 4.4 Praktijkvoorbeelden Gebruiken
- 4.1 Praktijkvoorbeelden Voorschrijven
- 5 Medicatieoverzicht en afleidingsregels
- 5.1 Inleiding
- 5.2 Functionele specificatie
- 5.3 Bouwsteen instantiaties
- 5.4 Verificatie per medicamenteuze behandeling
- 5.5 Proces van het medicatieoverzicht uitwisselen
- 5.6 Afleidingsregels
- 5.7 Gegevens die niet getoond hoeven te worden
- 6 Toedienlijst en afleidingsregels
- 7 Informatiesystemen en transacties
- 8 Functionaliteit
- 8.1 Filteren van medicatie uit 2e/3e lijn (alle informatiesystemen)
- 8.2 Beschikbaar stellen medicatiegegevens (alle informatiesystemen)
- 8.3 Aanschrijfdatum of verstrekkingsdatum (apotheekinformatiesysteem)
- 8.4 Bijwerken na systeemstoring
- 8.5 Constructie voor interval eenmaal per 36 uur
- 8.6 EVS/HIS verwerken Afhandeling voorschrift
- 8.7 Pagina’s met extra informatie van belang voor de Kickstart
- 8.8 Medicatiegebruik: GebruikIndicator, VolgensAfspraakIndicator, MedicatiegebruikStopType, Gebruiksperiode en Doseerinstructie
- 8.9 Implementatie geneesmiddeldistributiesysteem (GDS)-dataelementen
- 8.9.1 Achtergrond
- 8.9.2 Wensen zorgverleners
- 8.9.3 Dataelementen Medicatieproces
- 8.9.4 Toepassing dataelementen ter ondersteuning gewenste functionaliteit voor GDS-patiënten
- 8.9.4.1 Vastleggen dát iemand gebruik maakt van GDS
- 8.9.4.2 Vastleggen waaróm iemand gebruik maakt van GDS
- 8.9.4.3 Bij medicatie vastleggen dat dit in de GDS moet
- 8.9.4.4 Vastleggen/uitwisselen wat de duur van een medicatierol is
- 8.9.4.5 Vastleggen/uitwisselen of een wijziging in de medicatie per direct moet of niet
- 9 Beschouwingen
- 10 Bijlage referenties
- 11 Bijlage: Documenthistorie
- 12 Bijlage: Figuren en tabellen
1 Inleiding
Dit document is het functioneel ontwerp van de informatiestandaard Medicatieproces. Het beschrijft de algemene werking en specifieke praktijksituaties. Daarbij is voor een concrete situatie het vastleggen en uitwisselen van informatie beschreven aan de hand van actoren (mensen, informatiesystemen) en transacties (welke informatie wordt wanneer uitgewisseld).
Doelgroep voor dit document zijn:
- zorgverleners;
- informatieanalisten en -architecten;
- softwareleveranciers.
1.1 Scope en visie
Dit document is tot stand gekomen binnen het programma Medicatieproces. Het programma Medicatieproces beoogt allereerst om bestaande knelpunten in het medicatieproces op te lossen, rekening houdend met de huidige wetgeving en de haalbaarheid van concrete resultaten binnen afzienbare termijn.
Een van de belangrijkste knelpunten betreft het onvoldoende zicht hebben op de medicatie die de patiënt gebruikt. Dit heeft onder andere te maken met het vermengen van therapeutische en logistieke informatie wat leidt tot een onoverzichtelijke medicatiehistorie. Het onderscheid tussen therapie en logistiek is als volgt gemaakt:
- Therapie omvat de ‘medisch-inhoudelijke’ aspecten. Het omvat onder andere de medicamenteuze (behandelings-)afspraken, de begeleiding en de uitvoering ervan. Ook de therapeutische intentie, het (werkelijk) gebruik, zelfmedicatie en farmacotherapie zijn termen die passen onder de paraplu van ‘therapie’, zoals in dit document is bedoeld.
- Logistiek omvat de aspecten rondom de fysieke goederenstroom van geneesmiddelen, inclusief aanvragen, planning en afleveringen. Ook de medicatievoorraad en het verbruik ervan vallen onder dit begrip.
Het programma heeft rekening gehouden met huidige wetgeving en haalbaarheid binnen een afzienbare termijn. De visie gaat wel verder dan de scope van het programma Medicatieproces en legt het fundament voor een situatie waarin het verstrekkingsverzoek verdwijnt. Het uiteindelijke doel is dat voorschrijvers zich uitsluitend bezighouden met therapeutische aspect (welk geneesmiddel, welke sterkte, welke dosering, wanneer starten, etc.). Daardoor is het maken van een verstrekkingsverzoek niet meer nodig. In plaats daarvan maakt de voorschrijver medicatieafspraken met de patiënt. Op basis van deze medicatieafspraken verzorgt de apotheker het logistieke proces en daarmee kan het verstrekkingsverzoek verdwijnen. Dit is echter (nog) niet mogelijk vanwege wetgeving. Het programma Medicatieproces zet wel de eerste noodzakelijke stap in die richting.
1.2 Leeswijzer
De volgende paragraaf bevat een introductie van de belangrijkste bouwstenen en termen die in dit document gebruikt worden. In Hoofdstuk 2 zijn de verschillende processen (voorschrijven, ter hand stellen, toedienen, gebruiken) uitgewerkt. Het doel van de beschrijving is helder te maken hoe het zorgproces in de gewenste situatie loopt, welke processtappen nodig zijn, welke actoren daaraan deelnemen, welke informatie daarbij van toepassing is en welke uitwisselingsmomenten er zijn. De processen zijn volgens een vaste indeling beschreven:
- Huidige situatie
Deze paragraaf beschrijft de relevante verschillen van de huidige situatie ten opzichte van de gewenste situatie (“soll”, volgens deze informatiestandaard). Hier vindt u dus knelpunten terug. - Procesbeschrijving met de paragrafen:
- Preconditie
De voorwaarden waaraan voldaan moet zijn vóór het starten van het proces. - Trigger Event
De gebeurtenis die het proces start. - Een of meerdere processtappen
Beschrijving van een onderdeel van het proces. - Postconditie
De voorwaarden waaraan voldaan is nadat de processtappen van het proces zijn uitgevoerd.
- Preconditie
- Praktijkvoorbeelden
Opsomming van de praktijkvoorbeelden die horen bij dit deelproces. De uitwerking van de praktijkvoorbeelden is opgenomen in Hoofdstuk 4. - Informatiesystemen en transactiegroepen
Deze paragraaf beschrijft de betrokken informatiesystemen, systeemrollen, transacties en transactiegroepen in relatie tot de processtappen. Alle informatie rond informatiesystemen en transactiegroepen is ook opgenomen in Hoofdstuk 7.
In Hoofdstuk 3 zijn enkele domeinspecifieke invullingen van het medicatieproces beschreven bijvoorbeeld die bij de dienstwaarneming in de ambulante situatie. In Hoofdstuk 4 zijn verschillende praktijkvoorbeelden in meer detail beschreven. Deze voorbeelden zijn in een groot aantal gevallen ontleend aan de huisartsenpraktijk maar zijn illustratief voor vergelijkbare situaties in een andere setting. De praktijkvoorbeelden zijn onderverdeeld naar deelproces, zoals aangegeven in Hoofdstuk 2.
Hoofdstuk 5 beschrijft hoe een medicatieprofiel kan worden opgebouwd uit de verschillende bouwstenen. In Hoofdstuk 7 is een overzicht opgenomen van alle informatiesystemen, systeemrollen, transacties en transactiegroepen. Aanwijzingen voor de functionaliteit van verschillende informatiesystemen zijn uitgewerkt in Hoofdstuk 8.
1.3 Introductie van relevante termen
1.3.1 Therapeutische en logistieke bouwstenen
Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van het proces en de dataelementen die daarin een rol spelen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van groepen van bij elkaar horende dataelementen: zorginformatiebouwstenen (zib). De zorginformatiebouwstenen zijn in sommige gevallen aangevuld met elementen die nodig zijn voor de context en/of het werkproces. In de dataset is uitgewerkt uit welke dataelementen deze bouwstenen bestaan. De dataset bevat de complete set van definities van de dataelementen in de bouwstenen. De bouwstenen met hun dataelementen worden gebruikt in verschillende scenario’s waarmee zorgtoepassingen kunnen worden ingericht/gemodelleerd of waarmee koppelvlakken voor gegevensuitwisseling worden gedefinieerd.
Onderstaande figuur geeft de bouwstenen weer. Zij zijn gerangschikt naar (deel)proces en naar therapie versus logistiek.
Onderstaande tabel geeft een beschrijving van deze bouwstenen. Ook de vier aanvullende concepten ‘voorstel medicatieafspraak’ (therapeutisch), 'antwoord voorstel medicatieafspraak' (therapeutisch), 'voorstel verstrekkingsverzoek’ (logistiek) en ‘antwoord voorstel verstrekkingsverzoek’ (logistiek) zijn beschreven.
Bouwsteen | Afk. | Beschrijving |
---|---|---|
medicatieafspraak | MA | Een medicatieafspraak is het voorstel van een voorschrijver tot gebruik van medicatie waarmee de patiënt akkoord is. Ook de afspraak om het medicatiegebruik te stoppen is een medicatieafspraak[1]. |
wisselend doseerschema | WDS | Een wisselend doseerschema is het doseerschema van een (externe) voorschrijver, waarbij het onderdeel gebruiksinstructie van een medicatieafspraak concreet wordt ingevuld. Het doseerschema kan tussentijds aangepast worden zonder dat de medicatieafspraak gewijzigd hoeft te worden. |
verstrekkingsverzoek | VV | Een verstrekkingsverzoek is het verzoek van een voorschrijver aan de apotheker om medicatieverstrekking(en) te doen aan de patiënt, ter ondersteuning van de geldende medicatieafspraken[2]. |
toedieningsafspraak | TA | Een toedieningsafspraak is de gebruiks- (of toedienings-)instructie van de apotheker aan de patiënt (of zijn vertegenwoordiger of toediener), waarbij een medicatieafspraak concreet wordt ingevuld[3]. |
medicatieverstrekking | MVE | Een medicatieverstrekking is de verstrekking van een hoeveelheid van een geneesmiddel aan de patiënt, zijn toediener of zijn vertegenwoordiger. |
medicatietoediening | MTD | Medicatietoediening is de registratie van de afzonderlijke toedieningen van het geneesmiddel aan de patiënt door de toediener (zoals een verpleegkundige of patiënt zelf), in relatie tot de gemaakte afspraken. |
medicatiegebruik | MGB | Medicatiegebruik is een uitspraak over historisch, huidig of voorgenomen gebruik van een geneesmiddel[4]. |
voorstel medicatieafspraak | VMA | Het voorstel medicatieafspraak is een advies of verzoek van de apotheker, voorschrijver of de patiënt aan de voorschrijver van de MA over de afgesproken medicatie. Het adviesverzoek kan bijvoorbeeld inhouden medicatie te evalueren, te stoppen, te starten of te wijzigen. |
antwoord voorstel medicatieafspraak | AVMA | Het antwoord voorstel medicatieafspraak is een antwoord van de voorschrijver op de voorstel medicatieafspraak. Hierin geeft de voorschrijver aan akkoord te gaan (waarna een (aangepaste) medicatieafspraak zal volgen) of niet (en de reden daarvoor). |
voorstel verstrekkingsverzoek | VVV | Het voorstel verstrekkingsverzoek is een voorstel van de apotheker aan de voorschrijver om (een) medicatieverstrekking(en) te fiatteren ten behoeve van geldende medicatieafspr(a)ak(en). Dit is vergelijkbaar met de huidige situatie van het aanbieden van het autorisatieformulier of verzamelrecept of het ter ondertekening aanbieden van een herhaalrecept. Ook de patiënt kan een voorstel verstrekkingsverzoek indienen bij de voorschrijver. |
antwoord voorstel verstrekkingsverzoek | AVVV | Het antwoord voorstel verstrekkingsverzoek is een antwoord van de voorschrijver op het voorstel verstrekkingsverzoek. Hierin geeft de voorschrijver aan akkoord te gaan (waarna een verstrekkingsverzoek zal volgen) of niet (en de reden daarvoor). |
Tabel 1 Bouwstenen – beschrijving
1.3.2 Medicatieoverzicht
Zie Hoofdstuk 5 voor meer informatie over deze overzichten, welke bouwstenen daarbij van toepassing zijn en hoe een medicatieprofiel/actueel overzicht kan worden samengesteld.
1.3.3 Medicamenteuze behandeling
De verschillende medicatiebouwstenen representeren stappen in het medicatieproces, van het voorschrijven van een geneesmiddel (medicatieafspraak en/of verstrekkingsverzoek), gevolgd door het ter hand stellen (toedieningsafspraak en/of medicatieverstrekking) tot en met het toedienen en gebruik. Het model is zo ingericht dat therapeutische bouwstenen en logistieke bouwstenen van elkaar gescheiden zijn.
Scope
Om de onderlinge samenhang tussen de medicatiebouwstenen te kunnen benoemen, is het begrip ‘medicamenteuze behandeling’ geïntroduceerd.
- Medicamenteuze behandeling is in de informatiestandaard een technisch begrip. Het heeft als doel om:
- de verzameling van samenhangende medicatiebouwstenen eenduidig te identificeren, en
- regels op toe te passen waarmee de actuele situatie eenduidig wordt bepaald.
- de verzameling van samenhangende medicatiebouwstenen eenduidig te identificeren, en
De functionele toepassing van het begrip medicamenteuze behandeling is als volgt:
- Het starten van medicatie (c.q. medicamenteuze behandeling) wordt gedaan door het maken van een eerste medicatieafspraak binnen een nieuwe medicamenteuze behandeling.
- Het stoppen van medicatie (c.q. medicamenteuze behandeling) gebeurt door een nieuwe medicatieafspraak te maken binnen dezelfde medicamenteuze behandeling (een stop-medicatieafspraak).
- Het wijzigen van de medicatie (c.q. medicamenteuze behandeling) gebeurt door:
- de bestaande medicatieafspraak te stoppen en
- een nieuwe medicatieafspraak met de wijziging te maken binnen dezelfde medicamenteuze behandeling. De ingangsdatum (hierna: startDatumTijd conform naamgeving in dataset) van deze nieuwe medicatieafspraak kan ook in de toekomst liggen.
Het voorschrijven van een nieuw geneesmiddel resulteert altijd in een nieuwe medicatieafspraak. Een medicatieafspraak hoort altijd bij één medicamenteuze behandeling. Vooralsnog bepaalt het PRK-niveau (Prescriptie Kode uit de G-standaard) van het geneesmiddel of de medicatieafspraak bij een nieuwe of bestaande medicamenteuze behandeling hoort. Een nadere beschrijving is te vinden in paragraaf 2.2.5 Processtap: Maken Medicatieafspraak.
Uitzonderingen:
- Middelen zonder PRK (een niet geneesmiddel zoals krukken of verbandmiddelen). In dit geval bepaalt het HPK-niveau (Handels Product Kode uit de G-standaard) of deze tot een nieuwe medicamenteuze behandeling leidt.
- Medicatie zonder PRK (magistralen bestaan veelal uit meerdere stoffen die niet onder eenzelfde PRK vallen, deze stoffen worden afzonderlijk als ingrediënten opgenomen in de medicatieafspraak). Elk magistraal of aanpassing daarop valt onder een nieuwe medicamenteuze behandeling.
- Eigen artikelen zonder PRK (artikelen die in het interne informatiesysteem onder de 90 miljoen nummers opgeslagen staan, zoals bijvoorbeeld halve tabletten, veel gebruikte magistralen). Elk artikel of aanpassing daarop valt onder een nieuwe medicamenteuze behandeling.
- Wanneer er in vrije tekst is voorgeschreven (en er dus geen product- of ingredientcode uit de G-Standaard beschikbaar is) kan elke aanpassing van het product leiden tot een nieuwe medicamenteuze behandeling.
- Infusen (wordt nog uitgezocht)
Voorbeelden
Een vijftal voorbeelden lichten de reikwijdte van een medicamenteuze behandeling toe:
- Diazepam 5 mg 4x daags 1 tablet wordt gewijzigd naar diazepam 5 mg 3x daags 1 tablet. Het PRK van beide middelen is gelijk, ze vallen beide onder dezelfde medicamenteuze behandeling.
- Paroxetine tablet 10 mg 1 maal per dag 1 tablet wordt gewijzigd naar paroxetine tablet 20 mg 1 maal per dag 1 tablet. Het betreft hierbij een wijziging van een medicatieafspraak met twee verschillende geneesmiddelen op PRK-niveau. Bij deze wijziging dient dus de eerste medicamenteuze behandeling te worden beëindigd en een nieuwe medicamenteuze behandeling te worden gestart.
- Uit voorzorg is een maagbeschermer afgesproken bij een behandeling met prednison: prednison en maagbeschermer zijn hier twee verschillende geneesmiddelen, die parallel aan elkaar lopen en apart van elkaar gewijzigd en gestopt kunnen worden. Daarmee vallen zij niet onder dezelfde medicamenteuze behandeling.
- Het wisselen van bètablokker naar een ACE-remmer betekent een andere PRK en wordt dan ook ingevuld met het stoppen van de medicamenteuze behandeling van de bètablokker én het starten van een nieuwe medicamenteuze behandeling voor de ACE-remmer.
- Wanneer er geen PRK is en de samenstelling van de geneesmiddelen in de medicatieafspraak verandert (elke wijziging in de ingrediënten), wordt de bestaande medicamenteuze behandeling beëindigd en wordt een nieuwe medicamenteuze behandeling gestart. Dit geldt bijvoorbeeld voor magistralen, infusen en eigen artikelen.
Ontstaan medicamenteuze behandeling
In onderstaande figuur is het ontstaan van de medicamenteuze behandeling (MBH) schematisch weergegeven. Bij het ontstaan van een nieuwe bouwsteen (MA, TA, VV, MVE, MTD of MGB) wordt eerst gecontroleerd of het nieuwe medicatie betreft of dat er al een bouwsteen met hetzelfde product bestaat en actueel is. Hiervoor worden zowel de eigen als andermans bouwstenen beschouwd. In de meeste informatiesystemen zal de gebruiker van het informatiesysteem aangeven een wijziging te willen uitvoeren op één van de bestaande medicatiebouwstenen of nieuwe medicatie op te willen voeren. In dat geval is het eenvoudig om te ontdekken of er al een medicamenteuze behandeling is waar de bouwsteen bij hoort.
- Wanneer er geen bestaande bouwsteen voor deze medicatie is dan wordt een nieuwe bouwsteen gemaakt met een nieuwe medicamenteuze behandeling.
- Wanneer er een bouwsteen bestaat met een medicamenteuze behandeling dan wordt de gebruiker van het informatiesysteem gevraagd of de nieuwe bouwsteen en de bestaande bouwsteen bij dezelfde behandeling horen. Wanneer dit het geval is dan wordt dezelfde medicamenteuze behandeling gebruikt. Wanneer de bouwstenen niet bij dezelfde behandeling horen dan wordt een nieuwe medicamenteuze behandeling gemaakt.
Er kunnen situaties zijn waar een nieuwe medicamenteuze behandeling wordt gestart waar dit niet de bedoeling zou zijn. Bijvoorbeeld wanneer een patiënt geen toestemming heeft gegeven om diens medicatiegegevens beschikbaar te stellen. De werkwijze rondom het ontdubbelen van medicamenteuze behandelingen staat beschreven in het implementatiehandboek migratie en hybride. Een voorbeeld is te vinden in Samenvoegen bouwstenen onder een MBH.
Parallelle medicatieafspraken
Binnen een medicamenteuze behandeling kunnen meerdere medicatieafspraken gelijktijdig actueel zijn. Dit zijn alle medicatieafspraken die op dit moment geldig zijn (“huidig”) of in de toekomst geldig worden. Binnen een medicamenteuze behandeling is in principe op enig moment één medicatieafspraak geldig. Maar er is een aantal situaties waarin parallelle medicatieafspraken denkbaar zijn:
- Zelfde geneesmiddel, andere sterkte waarbij eigenlijk in één afspraak de totale sterkte voorgeschreven wordt.
- Aan elkaar gerelateerde (andere) geneesmiddelen die samen gegeven worden en je ook als één geheel wilt beschouwen bij evaluatie van de therapie.
- Technische omissies in informatiesystemen bij bijvoorbeeld complexe doseerschema’s of combinatie-infusen.
Situatie 1 Er is voor gekozen om in deze situatie één of meer producten te combineren in dezelfde medicatieafspraak door de producten als ingrediënt op te nemen. Dit is vergelijkbaar met magistrale producten. De gebruiksinstructie voor al deze producten moet dan wel identiek zijn.[5]
Situatie 2 wordt in informatiesystemen op verschillende wijzen opgelost, met eigen groeperingsmechanismen. Het betreft hier het relateren van verschillende medicamenteuze behandelingen. De informatiestandaard laat dit vrij en heeft hiervoor dus geen universeel groeperingsmechanisme.
Situatie 3 is de enige situatie waarin parallelle medicatieafspraken onder één medicamenteuze behandeling toegestaan zijn. Complexe op- en afbouwschema’s en combinatie infusen kunnen in één medicatieafspraak worden opgenomen maar niet alle informatiesystemen ondersteunen dit. Voor die informatiesystemen is het toegestaan om parallelle medicatieafspraken in één medicamenteuze behandeling te maken.
1.3.4 Samenhang tussen de bouwstenen en medicamenteuze behandeling
In onderstaande figuur is de samenhang tussen de bouwstenen en de medicamenteuze behandeling schematisch weergegeven. Hier volgt een beschrijving van de relaties tussen de bouwstenen onderling en met medicamenteuze behandeling:
- De bouwstenen horen bij één medicamenteuze behandeling. Een medicamenteuze behandeling heeft meestal tenminste één medicatieafspraak en kan 0 of meer van de bouwstenen verstrekkingsverzoeken, wisselend doseerschema's, toedieningsafspraken, medicatieverstrekkingen, gebruik en medicatietoediening hebben. Tenzij bijvoorbeeld zelfmedicatie met gebruik is vastgelegd, dan kan een medicamenteuze behandeling bestaan zonder medicatieafspraak, maar met medicatiegebruik, medicatietoediening of een toedieningsafspraak. Een MBH blijft altijd bestaan, het kan alleen zijn dat hij niet meer effectief is, omdat er geen actuele bouwstenen meer onder hangen.
Een voorstel medicatieafspraak, antwoord voorstel medicatieafspraak, voorstel verstrekkingsverzoek en antwoord voorstel verstrekkingsverzoek vallen nog buiten de medicamenteuze behandeling omdat het gaat om een concept/voorstel dat al dan niet leidt tot een definitieve medicatieafspraak of verstrekkingsverzoek met een relatie naar een medicamenteuze behandeling. Een voorstel medicatieafspraak kan leiden tot nul (wanneer het advies niet opgevolgd wordt), één of meerdere medicatieafspraken en een voorstel verstrekkingsverzoek kan leiden tot nul (wanneer het voorstel niet gehonoreerd wordt), één of meerdere verstrekkingsverzoeken. - Een MBH kan ook alleen een stop-MA hebben naast bijvoorbeeld een gebruiksbouwsteen. Bijvoorbeeld in het geval dat de zorgverlener de patiënt verzoekt om het gebruik van een vrij verkrijgbaar geneesmiddel (ook wel zelfzorgmedicatie of Over-The-Counter (OTC) medicatie genoemd) te stoppen. Dan legt de zorgverlener het gebruik van de zelfzorgmedicatie vast in een gebruiksbouwsteen en stopt het gebruik door het maken van een stop-afspraak (stop-MA die onder dezelfde MBH hangt).
- Een MA kan verwijzen naar de vorige MA of een TA of MGB waarop deze gebaseerd is. Dit mag ook een MA, TA of MGB onder een andere medicamenteuze behandeling zijn. Het kan zijn dat er geen digitale MA beschikbaar is, deze MA moet dan worden aangemaakt. Die MA mag verwijzen naar de TA of MGB. Een apotheker is nooit de bron van een MA; hij kan wel een kopie hebben.
- Binnen een medicamenteuze behandeling is in principe op enig moment één medicatieafspraak geldig. Alleen vanwege technische omissies in informatiesystemen bij bijvoorbeeld complexe doseerschema’s of combinatie-infusen, zijn parallelle medicatieafspraken toegestaan (zie ook vorige paragraaf).
- Een medicatieafspraak wordt ondersteund door nul (wanneer er nog voldoende voorraad is of wanneer er geen medicatieverstrekking nodig is), één of meerdere (wanneer er bijvoorbeeld sprake is van doorlopende medicatie) verstrekkingsverzoeken.
- Een verstrekkingsverzoek is gebaseerd op de actuele medicatieafspraken en eventueel reeds bestaande bijbehorende toedieningsafspraken in een behandeling. Dit kunnen er meerdere zijn.
- Een verstrekkingsverzoek verwijst naar één of meerdere MA’s (bij bijvoorbeeld een tussentijdse doseringsverhoging kan er een Verstrekkingsverzoek gedaan worden die zowel de voorraad voor de bestaande MA aanvult als de voorraad voor de toekomstige MA start).
- Een verstrekkingsverzoek kan resulteren in nul (bijvoorbeeld wanneer de patiënt de medicatie niet afhaalt) tot meerdere medicatieverstrekkingen.
- Een medicatieafspraak kan leiden tot nul, één of meerdere wisselend doseerschema’s.
- Er kunnen meerdere (evt. parallelle) toedieningsafspraken gebaseerd zijn op dezelfde medicatieafspraak (bijvoorbeeld wanneer een apotheker wisselt van handelsproduct of wanneer het geneesmiddel geleverd wordt in twee of meer geneesmiddelen met andere sterkte waarbij de totale sterkte gelijk blijft of wanneer de distributievorm wisselt).
- Een medicatieafspraak hoeft niet altijd te leiden tot een toedieningsafspraak. Bijvoorbeeld wanneer er geen verstrekkingsverzoek nodig is bij een MA met korte Gebruiksperiode, waarbij de patiënt nog voldoende voorraad heeft.
- Een toedieningsafspraak wordt ondersteund door nul (wanneer er voldoende voorraad is), één of meerdere medicatieverstrekkingen.
- Een medicatieverstrekking is gebaseerd op een medicatieafspraak (en een toedieningsafspraak) en in de ambulante situatie op een verstrekkingsverzoek. De uitzondering hierop is de verkoop ten behoeve van zelfzorgmedicatie: deze heeft geen medicatieafspraak en geen verstrekkingsverzoek. Zelfzorgmedicatie verstrekt door de apotheker kan wel door die apotheker worden vastgelegd als toedieningsafspraak met medicatieverstrekking of door een willekeurige zorgverlener of de patiënt zelf als gebruik.
- Een medicatieverstrekking kan meerdere toedieningsafspraken ondersteunen.
- Een medicatie- of toedieningsafspraak kan opgevolgd worden door een nieuwe medicatie- of toedieningsafspraak. Dit kan het geval zijn bij een wijziging van de bestaande medicatie (wijziging MA en/of TA) of bij het stoppen van het medicatiegebruik (stoppen MA/TA).
1.3.5 Sturen en/of beschikbaar stellen
In het medicatieproces wordt informatie gegenereerd en gebruikt, waaronder medicatiegegevens. Er zijn twee werkwijzen voor het digitaal uitwisselen van deze gegevens in de zorgketen, beschikbaar stellen/raadplegen en sturen/ontvangen. Beschikbaar stellen wil zeggen dat gegevens in het eigen informatiesysteem beschikbaar gemaakt worden voor raadplegen door andere betrokkenen in de keten. Daarnaast is ook sturen een mogelijkheid, het gericht sturen van gegevens naar andere betrokkenen. Deze andere betrokkenen ontvangen de gegevens automatisch.
Gegevens worden verstuurd naar zorgaanbieders, niet naar specifieke zorgverleners. Als in het FO gesproken wordt over versturen naar “de apotheker/huisarts/longarts etc.” dan gaat het over de betreffende zorgaanbieders, niet die individuele zorgverlener.
Niet alle gegevens worden altijd of aan iedereen beschikbaar gesteld:
- Voorstelgegevens worden alleen verstuurd, tussen degene die het voorstel doet en de ontvanger van het voorstel, vaak de voorschrijver.
- Verstrekkingsverzoeken worden alleen beschikbaar gesteld voor raadpleging door de patiënt.
- Lengte, Gewicht en Laboratoriumuitslag kunnen met het medicatievoorschrift verstuurd worden. Beschikbaar stellen/raadplegen van deze bouwstenen is niet in scope van MP9.
De overdracht van medicatiegegevens zoals in dit document beschreven voldoet aan de wet- en regelgeving. In de Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten is onder andere het volgende beschreven:
- Voor het elektronisch ter beschikking stellen van medicatiegegevens door zorgaanbieders aan andere zorgaanbieders is uitdrukkelijke toestemming van de patiënt vereist.
- Er is geen toestemming vereist voor het niet-elektronisch beschikbaar stellen van medicatiegegevens aan zorgverleners die rechtstreeks bij de uitvoering van de behandelovereenkomst betrokken zijn.
- Het versturen van medicatiegegevens naar personen die rechtstreeks bij de uitvoering van de behandelovereenkomst zijn betrokken (dus ook de vervanger) mag op grond van de WGBO. Dit geldt voor personen binnen en buiten de organisatie van de zorgaanbieder.
In Hoofdstuk 2 wordt uitgewerkt in welke situaties er sprake is van alleen beschikbaar stellen dan wel van sturen en/of beschikbaar stellen. Dit wordt in tabellen in het Verzamelbestand per proces samengevat.
1.4 Legenda/Uitleg
Een handleiding bij deze Nictiz wiki documentatie is te vinden op:
http://informatiestandaarden.nictiz.nl/wiki/Handleiding_Wiki_documentatie
Daarin is ook een legenda opgenomen bij de verschillende diagrammen die in dit document voorkomen.
2 Medicatieproces
Dit hoofdstuk beschrijft het medicatieproces in relatie tot de bouwstenen voor zowel de 1e, 2e als 3e lijnszorg. In de kern is het proces in al deze lijnen hetzelfde. Het belangrijkste verschil is welke apotheek de medicatie levert: de openbare apotheek (incl. poliklinische apotheek) of de ziekenhuisapotheek.
Daarnaast is het verschil dat in de ambulante setting een verstrekkingsverzoek nodig is om medicijnen geleverd te krijgen. In de klinische setting is dit niet nodig: de (ziekenhuis)apotheker zorgt dat de medicijnen er zijn zolang de medicatieafspraak loopt.
Het medicatieproces is een cyclisch proces dat bestaat uit voorschrijven, ter hand stellen, toedienen en gebruiken. Het proces start op het moment dat de patiënt/cliënt bij de zorgaanbieder (huisarts, ziekenhuis of andere instelling) komt voor een behandeling met een geneesmiddel en eindigt wanneer de medicatie niet meer gebruikt hoeft te worden. Het proces is weergegeven in onderstaande figuur. De lichtblauwe balk betreft het proces van medicatieverificatie, groen voorschrijven, paars ter hand stellen, oranje toedienen en gebruiken. De blauwe balk laat het ontvangen en raadplegen van medicatiegegevens zien. Dit kan in elk van de deelprocessen plaatsvinden. Een verdere uitwerking hiervan is in het vervolg van dit hoofdstuk bij het betreffende deelproces beschreven.
In de volgende paragrafen zijn de processen medicatieverificatie, voorschrijven, ter hand stellen, toedienen en gebruiken beschreven.
2.1 Proces: medicatieverificatie
Voorafgaande aan het proces van voorschrijven wordt het werkelijke medicatiegebruik van de patiënt vastgesteld. Dit gebeurt[6]:
- in de huisartsenpraktijk door de huisarts tijdens het consult,
- op de huisartsenpost, SEH (Spoedeisende Hulp), crisisdienst GGZ (Geestelijke gezondheidszorg) door bijvoorbeeld de triagist of de behandelaar zelf, zo snel mogelijk, bij aankomst of opname,
- bij klinische of dagopname in een ziekenhuis of andere instellingen door bijvoorbeeld de verpleging, apothekersassistent of poliklinische/ziekenhuisapotheker,
- bij poliklinisch consult door bijvoorbeeld de verpleging, doktersassistent of behandelaar zelf.
2.1.1 Huidige situatie
- In de huidige situatie wordt aan de patiënt of de familie/mantelzorgers gevraagd welke medicatie zij gebruiken. Soms is de patiënt niet in staat om hier antwoord op te geven. Familie/mantelzorgers (indien bekend) kunnen hier vaak ook geen antwoord op geven. De arts neemt dan contact op met huisarts of apotheek om de medicatie te achterhalen. Buiten kantooruren en in het weekend lukt dit slecht.
2.1.2 Preconditie
De patiënt komt op (poliklinisch) consult of wordt (in de toekomst) opgenomen.
2.1.3 Trigger event
- Ambulante setting: consult van en/of voorschrijven aan ambulante patiënten en patiënten die in een andere zorginstelling[7] verblijven. Medicatieverificatie gebeurt dan vaak tijdens het evalueren van de behandeling (zie paragraaf 2.2.4).
- Klinische setting: voorbereiding bij opname van patiënt.
2.1.4 Proces
De zorgverlener verzamelt de medicatiegegevens uit verschillende bronnen. Bronnen kunnen zijn:
- verhaal van patiënt,
- afleveroverzichten van apotheken,
- digitaal beschikbare medicatiegegevens van zorgverleners of PGO (Persoonlijke GezondheidsOmgeving),
- meegenomen medicatie,
- indien nodig telefonische informatie van eigen apotheker of huisarts.
De zorgverlener voert de medicatieverificatie uit met de patiënt en legt daarbij de geverifieerde medicatie als medicatiegebruik (MGB, incl. zelfzorgmedicatie) vast. Er ontstaat een geactualiseerd medicatieprofiel; zie ook Paragraaf 5.1.
In de praktijk zal alleen wanneer dit klinisch relevant is de medicatieverificatie leiden tot het vastleggen van gebruik en het actualiseren van het medicatieprofiel. Hierbij kan vooral gedacht worden aan opname en ontslag.
De vastgelegde gegevens rond medicatiegebruik worden beschikbaar gesteld aan medebehandelaars en patiënt zodat deze de gegevens kunnen raadplegen.
2.1.5 Postconditie
Het medicatiegebruik van de patiënt is vastgelegd en de medicatiegegevens (MGB) zijn beschikbaar gesteld.
2.1.6 Informatiesystemen en transactiegroepen
Hoofdstuk 7 geeft een overzicht van alle informatiesystemen, systeemrollen, transacties, etc. De belangrijkste voor het proces van medicatieverificatie zijn in onderstaand overzicht opgenomen.
2.2 Proces: voorschrijven
Deze paragraaf beschrijft het proces van voorschrijven. De rol van voorschrijver mag worden uitgevoerd door iedereen met een voorschrijfbevoegdheid volgens de wet BIG. Daarnaast mag een voorschrijver deze taak delegeren aan andere zorgverleners die zelf niet deze bevoegdheid hebben. Dit mag alleen binnen de voorwaarden in de wet en binnen de afspraken in de betreffende zorgorganisatie.
Het proces van voorschrijven bestaat uit het evalueren van de eventueel reeds bestaande medicamenteuze behandeling. Zo nodig wordt er een medicatieafspraak gemaakt en, alleen in de ambulante situatie, eventueel een verstrekkingsverzoek. Ten slotte worden de vastgelegde medicatiegegevens (MA, WDS, MGB, VV) verstuurd en/of beschikbaar gesteld. Voor een overzicht van dit proces zie Hoofdstuk 2.
2.2.1 Huidige situatie
Afwijkingen in de huidige situatie (ten opzichte van de gewenste) betreffen:
- Het logistieke proces bepaalt vaak de registratie (en zeker de communicatie). Het wijzigen en stoppen van medicatie wordt onvoldoende vastgelegd en/of gecommuniceerd. Dit leidt onder andere tot onnauwkeurige medicatiebewaking, onjuist gebruik en onjuiste medicatieprofielen.
In plaats van het logistieke proces zou het farmacotherapeutisch beleid bepalend moeten zijn. - Doordat de therapeutische intentie niet gecommuniceerd wordt naar de apotheker, is uit de beschikbare gegevens niet af te leiden of een aanvraag voor een herhaalrecept binnen die therapeutische intentie valt. Hierdoor kan onterecht een geneesmiddel hervat of gecontinueerd worden.
- Wanneer een wijziging niet wordt gecommuniceerd kan een aanvraag voor een herhaalrecept (via de apotheker) gebaseerd zijn op een verouderde gebruiksinstructie. Dit kan gemakkelijk leiden tot fouten.
- Vanuit de poliklinische setting wordt een medicatieafspraak en/of een verstrekkingsverzoek nu meestal niet (elektronisch) verstuurd naar de apotheker.
2.2.2 Preconditie
Er is een bepaalde reden waarom een voorschrijver een medicamenteuze behandeling wil starten of evalueren/herzien.
2.2.3 Trigger event
De trigger voor het proces is het starten van een nieuwe medicamenteuze behandeling of evalueren van een lopende behandeling of het ontvangen van een voorstel verstrekkingsverzoek of voorstel medicatieafspraak of het ontvangen van een afhandeling voorschrift van een apotheker of opname in of ontslag van een patiënt uit een instelling.
2.2.4 Processtap: Evalueren (medicamenteuze) behandeling
Om de behandeling te kunnen evalueren is er behoefte aan een actueel overzicht van medicatiegegevens. Het dossier van de zorgverlener wordt zo mogelijk en indien nodig aangevuld met gegevens uit externe bronnen en eventueel wordt aan de patiënt gevraagd welke geneesmiddelen hij gebruikt. Dit gebruik kan door de zorgverlener worden vastgelegd. Desgewenst vindt er eerst uitgebreidere medicatieverificatie plaats (zie paragraaf 2.1).
De behandelend arts[8] evalueert de (medicamenteuze) behandeling en besluit tot:
- het starten van een nieuwe medicamenteuze behandeling door het maken van een eerste medicatieafspraak en/of
- het continueren, stoppen (definitief of tijdelijk) of wijzigen van een bestaande medicatieafspraak (1 of meerdere)[9] en/of
- het corrigeren/annuleren van een bestaande medicatieafspraak en/of
- het accorderen voorstel verstrekkingsverzoek of voorstel medicatieafspraak (versturen van een antwoord voorstel verstrekkingsverzoek of antwoord voorstel medicatieafspraak is optioneel) en/of
- het afwijzen voorstel verstrekkingsverzoek of voorstel medicatieafspraak (versturen van een antwoord voorstel verstrekkingsverzoek of antwoord voorstel medicatieafspraak is verplicht) en/of
- het sturen van een voorstel medicatieafspraak naar een andere voorschrijver.
In de volgende paragraaf worden deze situaties nader toegelicht. Zie ook paragraaf 1.3.3 voor meer informatie over het begrip medicamenteuze behandeling en paragraaf 2.3.5 voor verdere uitleg over het verwerken van voorstellen.
2.2.5 Processtap: Maken medicatieafspraak
Bij het maken van een medicatieafspraak geldt het uitgangspunt: elke wijziging wordt vastgelegd in een nieuwe medicatieafspraak.
Een wijziging wordt technisch ingevuld door het beëindigen van de bestaande medicatieafspra(a)k(en) door de stopdatum (hierna: eindDatumTijd conform naamgeving in dataset) in te vullen én het maken van een nieuwe medicatieafspraak met de wijzigingen [10].
Medicatieafspraken kunnen ook gemaakt worden om te starten in de toekomst. Ze krijgen dan een Gebruiksperiode met een toekomstige startDatumTijd die dus later is dan de datum van de afspraak. Een eventuele voorgaande medicatieafspraak heeft dan een eindDatumTijd die pas net voor de startDatumTijd van de toekomstige ligt.
In de Gebruiksperiode kan ook enkel een startDatumTijd aangegeven worden (zonder tijdsDuur of eindDatumTijd). Dit is het geval bij doorlopende medicatie. Om verwarring te voorkomen tussen 'tot' en 'tot en met' is het meegeven van de tijd altijd verplicht bij de eindDatumTijd. In geval van een 'tot en met' datum (dus bij een gehele dag) is tijdstip 23:59:59 van toepassing.
Voordat de MA wordt verstuurd en/of beschikbaar gesteld, vindt medicatiebewaking plaats conform de geldende richtlijnen. Dit is onderdeel van deze processtap.
In de volgende paragrafen zijn de verschillende situaties beschreven waarin een medicatieafspraak wordt gemaakt: eerste medicatieafspraak, continueren medicatie, stoppen medicatie, tijdelijk onderbreken medicatie, wijzigen medicatie of het corrigeren/annuleren van een medicatieafspraak. Informatie over de Medicamenteuze behandeling wordt bekend verondersteld (zie paragraaf 1.3.3).
2.2.5.1 Nieuwe medicatieafspraak
Een nieuwe medicatieafspraak wordt gemaakt bij de start van een medicamenteuze behandeling of een wijziging daarvan. Wanneer er een nieuwe medicamenteuze behandeling gestart wordt dient de voorschrijver te overwegen of een bestaande medicamenteuze behandeling gestopt moet worden. De beschrijving in paragraaf 1.3.3 gaat uit van het meest gangbare proces van voorschrijven tot toedienen of gebruiken. In de hybride situatie of bij het ontbreken van digitale gegevens kan het ook gebeuren dat een medicamenteuze behandeling systeemtechnisch gezien begint met bijvoorbeeld een toedieningsafspraak. Dit treedt bijvoorbeeld op wanneer de apotheker de medicatieafspraak met bijbehorende medicamenteuze behandeling niet digitaal heeft ontvangen. De apotheker start dan een nieuwe medicamenteuze behandeling bij het maken van de toedieningsafspraak. Dit kan met elke andere bouwsteen ook het geval zijn. Zo kan ook de patiënt bijvoorbeeld een medicamenteuze behandeling starten door het vastleggen van medicatiegebruik zonder daarbij de oorspronkelijke medicamenteuze behandeling te hebben.
2.2.5.2 Continueren medicatie
In een aantal gevallen blijft de therapeutische intentie van de voorschrijver gelijk en hoeft de medicatieafspraak niet aangepast te worden. Dit gebeurt bijvoorbeeld
- in de ambulante situatie wanneer er alleen een nieuw verstrekkingsverzoek gewenst is ingeval van een herhaling, of
- bij opname in een instelling waarbij de thuismedicatie wordt doorgebruikt, al dan niet gecombineerd met ‘Medicatie in Eigen Beheer’
In deze beide gevallen wordt de bestaande medicatieafspraak niet aangepast.
Wanneer, bijvoorbeeld bij een opname of ontslag, sprake is van een wijziging in PRK wordt in alle gevallen de bestaande medicamenteuze behandeling beëindigd door het maken van een stop-MA (zie Stoppen medicatie (paragraaf 2.2.5.3)) en een nieuwe medicamenteuze behandeling gestart (zie Nieuwe medicatieafspraak (paragraaf 2.2.5.1.)).
2.2.5.3 Stoppen medicatie
Medicatie wordt gestopt door het maken van een nieuwe medicatieafspraak (stop-MA) binnen dezelfde medicamenteuze behandeling. De reden wordt in deze medicatieafspraak vastgelegd, in het dataelement RedenWijzigenOfStaken. De medicatie kan per direct gestopt worden met eindDatumTijd vandaag, of gestopt worden met eindDatumTijd in de toekomst. De nieuwe stop-MA bevat de volgende gegevens:
- een eindDatumTijd (kan ook in de toekomst liggen),
- een eigen Auteur,
- een eigen RegistratieDatumTijd,
- stoptype 'stopgezet',
- relatie naar de specifieke medicatieafspraak die gestopt wordt (toekomstige medicatieafspraken blijven bestaan). Het is niet mogelijk om een stop-MA aan te maken zonder relatie naar de MA die gestopt moet worden, behalve als er geen MA beschikbaar is in de MBH om naar te verwijzen. Wanneer er alleen TA('s) en/of MGB('s) beschikbaar zijn in de MBH moet de voorschrijver deze kunnen stoppen met een stop-MA zonder relatie naar MA. De stop-MA krijgt in dit geval ook geen relatie naar een TA of MGB omdat het de bedoeling is de gehele MBH te stoppen en niet alleen die specifieke TA of MGB.
- RedenWijzigenOfStaken.
Uit de bouwsteen waarnaar verwezen wordt moeten in de stop-MA tenminste de volgende dataelementen worden overgenomen:
- startDatumTijd,
- AfgesprokenGeneesmiddel, m.u.v. 90 miljoen nummers,
- Gebruiksinstructie, m.u.v. AanvullendeInstructie.
Voor een medicatieafspraak waarin al direct een eindDatumTijd is afgesproken, bijvoorbeeld in geval van een kuur, is geen aanvullende stop-MA nodig. Een stop-MA heeft ook het stoptype 'stopgezet' als het een stop-MA is als gevolg van een wijziging. Bij een wijziging wordt de stop-MA opgevolgd door een nieuwe medicatieafspraak.
Voor de eindgebruikers is de stop-MA als gevolg van een wijziging minder relevant. Een stop-MA als gevolg van een wijziging wordt ook wel een technische stop-MA genoemd. De userinterface dient hierbij adequaat te ondersteunen. Een voorschrijver zal hier minder behoefte aan hebben dan een apotheker die zijn logistieke proces mogelijk moet aanpassen vanwege de wijziging. Wanneer een voorschrijver na het aanmaken van een stop-MA de Gebruiksperiode nog verder wil inkorten, wordt hiervoor nog een stop-MA aangemaakt. Deze stop-MA verwijst naar de meest recente MA en dat is de eerste stop-MA.
Medicatie kan door de voorschrijver zelf gestopt worden maar ook door een andere voorschrijver. Wanneer een voorschrijver medicatie stopt maakt hij een stop-MA, ook bij het stoppen van een medicatieafspraak van een ander. Hij stuurt de stop-MA naar de zorgverlener die de originele MA heeft gemaakt om hem/haar hiervan op de hoogte te stellen. De zorgverlener van de originele MA verwerkt daarna indien mogelijk de stop-MA in zijn/haar eigen systeem.
In sommige situaties kan het voorkomen dat medicatieafspraken onterecht actief lijken terwijl deze eigenlijk niet meer actief zijn. Om dit risico te minimaliseren zullen informatiesystemen bij een bevraging voor elke MBH ook de stop-MA met meest recente RegistratieDatumTijd opleveren. Zelfs als deze bouwsteen buiten de opgevraagde Gebruiksperiode valt. Op deze manier kan alsnog bepaald worden dat een medicatiebouwsteen niet meer actief is, maar gestopt.
2.2.5.4 Tijdelijk onderbreken en hervatten van medicatie
Tijdelijk onderbreken is het stoppen van het medicatiegebruik gedurende een bepaalde, vooraf bekende of onbekende, periode. Tijdelijk onderbreken kan per direct plaatsvinden of er kan een toekomstige onderbreking gepland worden. In de periode van onderbreken blijft de medicatie relevant voor medicatiebewaking in verband met het mogelijk hervatten in de toekomst. Tijdelijke substitutie met een ander middel is dus geen onderbreking maar daadwerkelijk stoppen van het eerste middel en het starten van een nieuwe medicamenteuze behandeling met het substituut.
Tijdelijk onderbreken bestaat uit twee medicatieafspraken[11]: als start van de onderbreking wordt een medicatieafspraak (stop-MA) vastgelegd zoals beschreven in de vorige paragraaf. De stop-MA heeft een relatie naar de originele medicatieafspraak om deze tijdelijk te onderbreken. De reden voor onderbreken wordt vastgelegd in RedenWijzigenOfStaken. Het stoptype voor het tijdelijk onderbreken van medicatie is 'onderbroken'.
Voor het hervatten van de medicatie wordt een nieuwe medicatieafspraak vastgelegd met eventueel de reden van hervatting (in RedenWijzigenOfStaken). Al deze medicatieafspraken vallen onder dezelfde medicamenteuze behandeling.
2.2.5.5 Wijzigen medicatie
Het wijzigen van een medicatieafspraak kan onder andere betrekking hebben op:
- de dosering,
- de toedieningsweg,
- de gebruiksperiode (bijvoorbeeld een verlenging van de therapie),
- de verantwoordelijke voorschrijver.
Wijzigingen in de sterkte van het geneesmiddel of overstappen naar een ander geneesmiddel resulteert in een andere PRK en dus overstappen op een andere medicamenteuze behandeling (zie ook paragraaf 1.3.3). In dat geval stopt de arts de bestaande behandeling (zie paragraaf 2.2.5.3) en start een nieuwe (zie paragraaf 2.2.5.1).
Wijzigingen worden bij gelijkblijvende PRK vastgelegd onder dezelfde medicamenteuze behandeling. Bij een wijziging wordt er een technische stop-MA gemaakt (zie paragraaf 2.2.5.3) en een nieuwe medicatieafspraak met de wijziging. Mocht de wijziging worden doorgevoerd in een toekomstige MA dan wordt er een technische annuleer-MA gemaakt (zie paragraaf 2.2.5.7) en een nieuwe toekomstige medicatieafspraak met de wijziging. De RegistratieDatumTijd van de technische stop-/annuleer-MA en de nieuwe medicatieafspraak moeten altijd hetzelfde zijn. In de nieuwe medicatieafspraak wordt de reden van wijzigen in RedenWijzigenOfStaken vastgelegd en (zo mogelijk) een relatie naar de oorspronkelijke medicatieafspraak. Een wijziging kan per direct ingaan of kan gepland worden met een startDatumTijd in de toekomst. Een technische stop/annuleer-MA en bijbehorende nieuwe medicatieafspraak worden gelijktijdig ter beschikking gesteld.
Het inkorten van de Gebruiksperiode is een wijziging. Er moet een stop-MA gemaakt worden en een nieuwe MA2 met de verkorte Gebruiksperiode.
Een stop-MA kan een Gebruiksperiode niet verlengen. Voor het verlengen van een medicatieafspraak zijn de volgende werkwijzen mogelijk:
- Aanmaken van een nieuwe MA2 met startDatumTijd na de eindDatumTijd van de oorspronkelijke MA1. Er is geen stop-MA op MA1 nodig, deze verloopt vanzelf op diens eindDatumTijd. De nieuwe MA2 kan zowel tijdens als na de Gebruiksperiode van MA1 aangemaakt worden.
- Verlengen van de Gebruiksperiode van de oorspronkelijke MA1 als die nog niet verlopen is. Dit is een gewone wijziging waarbij er een technische stop-MA gemaakt wordt en een nieuwe MA2 met de verlengde Gebruiksperiode.
2.2.5.6 Corrigeren medicatieafspraak[12]
Dit betreft het corrigeren van een medicatieafspraak omdat een voorschrijver een fout maakte. Dit kan ontdekt zijn door de voorschrijver zelf of door een medebehandelaar. Bijvoorbeeld een arts die een typefout maakt in de dosering van een medicatieafspraak: 2 maal daags 10 inhalaties in plaats van 2 maal daags 1 inhalatie. Indien de foutieve medicatieafspraak nog niet gedeeld is met andere zorgverleners, kan de voorschrijver deze zelf aanpassen of schrappen uit het eigen informatiesysteem. Indien de foutieve afspraak al wel gedeeld is met andere zorgverleners dan stopt hij deze met een stop-MA, met vastlegging van 'foutieve registratie van medicatie' (in RedenWijzigenOfStaken) en maakt een nieuwe medicatieafspraak onder dezelfde medicamenteuze behandeling met de juiste informatie. Mocht de te corrigeren medicatieafspraak een startDatumTijd in de toekomst hebben dan annuleert de voorschrijver deze met de annuleer-MA (zie paragraaf 2.2.5.7) met als reden ‘foutieve registratie van medicatie’. De arts stuurt de stop-/annuleer-MA en nieuwe MA naar de apotheker en stelt deze beschikbaar aan medebehandelaars en patiënt (zie paragraaf 2.2.10).
2.2.5.7 Stoppen toekomstige medicatieafspraak
Dit betreft alleen medicatieafspraken waarvan de startDatumTijd in de toekomst ligt. Een voorschrijver kan deze toekomstige MA om wat voor reden dan ook willen beëindigen. De MA in de toekomst wordt geannuleerd in plaats van gestopt. Hiermee wordt duidelijk gemaakt dat er geen Gebruiksperiode is geweest.
Een annuleer-MA is nodig om er, bijvoorbeeld bij het opstellen van het medicatieoverzicht, beter mee om te kunnen gaan. Het is voor een zorgverlener namelijk van belang om te weten of iets daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en daarna is gestopt, of dat iets nooit heeft plaatsgevonden. De stop-MA en annuleer-MA maken dit inzichtelijk.
De annuleer-MA werkt hetzelfde als de stop-MA omschreven in paragraaf 2.2.5.3 maar met twee belangrijke verschillen:
- Het stoptype is ‘geannuleerd’ i.p.v. ‘stopgezet’
- De start- en eindDatumTijd van de annuleer-MA zijn aan elkaar gelijk
2.2.6 Processtap: Maken wisselend doseerschema
Als een voorschrijver medicatie met een wisselend doseerschema voorschrijft, kan de dosering van deze medicatie tussentijds aangepast worden door een (andere) voorschrijver, zonder dat de medicatieafspraak iedere keer gewijzigd moet worden. Dit is het geval bij antistollingsmedicatie. Bij deze medicatie bepaalt de voorschrijver de therapeutische INR-range (International Normalized Ratio, maat voor de stollingstijd van het bloed) waarbinnen de behandeling plaats dient te vinden.
De invulling van de wisselende doseerschema’s wordt gedaan door de trombosedienst. Het doseerschema wordt in de medicatiebouwsteen WisselendDoseerschema (WDS) ingevuld door een voorschrijver, vaak de trombosearts. De voorschrijvend arts, die de medicatieafspraak heeft gemaakt, blijft verantwoordelijk voor de verstrekkingsverzoeken, de trombosearts stelt het specifieke doseerschema op binnen de afgesproken INR-range en op basis van de gemeten INR-waarde.
2.2.6.1 Opstarten wisselend doseerschema
De voorschrijver schrijft antistollingsmedicatie voor en geeft in de medicatieafspraak aan:
- Welk geneesmiddel (PRK) de patiënt voorgeschreven krijgt. In het wisselend doseerschema is altijd hetzelfde geneesmiddel opgenomen als in de medicatieafspraak.
- Dat de medicatie wordt gebruikt volgens schema trombosedienst. Dit wordt geregistreerd in dataelement Gebruiksinstructie/AanvullendeInstructie. Er wordt in de medicatieafspraak dus geen doseerschema opgenomen.
- Binnen welke INR-range de behandeling plaats dient te vinden (in Toelichting). Voor andere betrokkenen in de keten kan het namelijk belangrijk zijn om te kunnen achterhalen op welke waarde een bepaald wisselend doseerschema gebaseerd is.
Om de periode tot de trombosezorg betrokken is te overbruggen, maakt de voorschrijver een eerste wisselend doseerschema aan voor de eerste periode (vaak tussen de 4 en 7 dagen). Na aanmelding bij de trombosedienst, wordt meestal een controledatum afgesproken waarbij de INR-waarde gemeten wordt. Op basis van de INR-waarde en/ of de professionele inschatting van de trombosearts stelt de trombosedienst een doseerschema op dat het schema van de voorschrijver wijzigt of opvolgt. Vanaf dit moment neemt de trombosedienst het opstellen van de doseerschema’s over van de oorspronkelijke voorschrijver.
2.2.6.2 Wijzigen wisselend doseerschema
Wanneer het wisselend doseerschema gebruikt wordt tot de eindDatumTijd van het schema, kan het doseerschema opgevolgd worden door een nieuw schema. In het wisselend doseerschema staat een relatie naar de medicatieafspraak en naar het vorige wisselend doseerschema. Het is ook mogelijk om een doseerschema tussentijds aan te passen. In dat geval sluit het informatiesysteem het huidige wisselend doseerschema af met een technische stop-WDS (niet zichtbaar voor de gebruiker). Het nieuwe wisselend doseerschema volgt daarop en heeft een reden van wijzigen en een relatie naar de medicatieafspraak en het vorige wisselend doseerschema. Alle wijzigingen die gaan over het doseerschema, kunnen in het wisselend doseerschema opgenomen worden. Wijzigingen die gaan over het verdere behandelbeleid (bijv. het geneesmiddel, de toedieningsweg of de INR-range) moeten in de medicatieafspraak worden vastgelegd.
2.2.6.3 Stoppen wisselend doseerschema
Antistollingsmedicatie kan om verschillende redenen (tijdelijk) gestopt worden. Bijvoorbeeld in geval van een ingreep, of omdat er tijdelijk sprake is van comedicatie. Er zijn twee situaties te onderscheiden, afhankelijk van de situatie en de inschatting van de trombosearts kan voor een van beide werkwijzen gekozen worden.
- (tijdelijk) aanpassen van beleid: De trombosearts kan kiezen om de dosering voor de antistollingsmedicatie tijdelijk aan te passen naar 0. Bijvoorbeeld in aanloop naar een geplande ingreep. De medicatieafspraak (en daarmee de behandeling met antistollingsmedicatie) en de toedieningsafspraak lopen in dit geval door, maar in het wisselend doseerschema wordt de dosering tijdelijk aangepast naar 0. Op het medicatieoverzicht zal de medicatieafspraak van de antistollingsmedicatie te zien zijn onder ‘actuele medicatie’. Bij een dergelijke aanpassing in het wisselend doseerschema is het wenselijk om de reden voor wijzigen mee te sturen.
- staken of stoppen antistollingsmedicatie: De trombosearts (of een andere voorschrijver) kan er ook voor kiezen om de behandeling met antistollingsmedicatie (tijdelijk) te stoppen. Dit betekent dat er geen dosering meer plaats mag vinden. In dat geval maakt de trombosearts een stop-MA aan (of stuurt deze een voorstel-MA aan de voorschrijver). Met het stoppen van de medicatieafspraak worden ook de bijbehorende WDS en TA gestopt. Op het medicatieoverzicht zal de medicatieafspraak van de antistollingsmedicatie te zien zijn onder ‘recent gestopte medicatie’.
Als de MA na een bepaalde periode weer opgestart of gewijzigd moet worden, doet de oorspronkelijke voorschrijver van de antistollingsmedicatie dit door een nieuwe MA aan te maken. In veel gevallen is de trombosedienst ook (tijdelijk) niet meer betrokken bij de patiënt, mocht dit wel het geval zijn dan kan de trombosearts een voorstel-MA sturen naar de oorspronkelijke voorschrijver en kan deze dit voorstel overnemen in een MA.
Antistollingsmedicatie kan door de voorschrijver zelf gestopt worden maar ook door een andere voorschrijver. Wanneer een zorgverlener antistollingsmedicatie stopt maakt hij een stop-WDS, ook bij het stoppen van een WDS van een ander. Hij stuurt het stop-WDS naar de zorgverlener die het originele WDS heeft gemaakt om hem/haar hiervan op de hoogte te stellen. De zorgverlener van het originele WDS verwerkt daarna indien mogelijk het stop-WDS in zijn/haar eigen systeem.
In sommige situaties kan het voorkomen dat het WDS onterecht actief lijkt terwijl deze eigenlijk niet meer actief is. Om dit risico te minimaliseren zullen informatiesystemen bij een bevraging voor elke MBH ook het stop-WDS met de meest recente RegistratieDatumTijd opleveren. Zelfs als deze bouwsteen buiten de opgevraagde Gebruiksperiode valt. Op deze manier kan alsnog bepaald worden dat een medicatiebouwsteen niet meer actief is, maar gestopt.
2.2.7 Processtap: Maken verstrekkingsverzoek
Een verstrekkingsverzoek (naast een medicatieafspraak) is alleen van toepassing in de ambulante situatie. Er kan een verstrekkingsverzoek worden gedaan als de voorraad medicatie van de patiënt moet worden aangevuld. Dit hoeft niet tegelijk met een medicatieafspraak plaats te vinden. Bij de start van een medicamenteuze behandeling waarbij de patiënt nog voldoende voorraad thuis heeft van een vorige keer is een verstrekkingsverzoek niet nodig. Ook wanneer de dosering verlaagd wordt, kan de patiënt nog genoeg op voorraad hebben. Bij een geneesmiddel dat lang loopt (bijvoorbeeld een bloeddrukverlager waarbij er een doorlopende medicatieafspraak is gemaakt, dus een Gebruiksperiode met enkel een startDatumTijd), kunnen er in de loop van de tijd meerdere verstrekkingsverzoeken worden gedaan onder deze bestaande medicatieafspraak. Het is ook mogelijk dat een andere voorschrijver dan degene die de medicatieafspraak heeft gemaakt, een verstrekkingsverzoek onder deze medicatieafspraak doet.
In het verstrekkingsverzoek kunnen logistieke en urgentie aanwijzingen worden meegegeven, zoals afleverlocatie, niet opnemen in GDS (Geneesmiddel Distributie Systeem), etc.
Bij een verstrekkingsverzoek kan de TeVerstrekkenHoeveelheid opgegeven worden óf de Verbruiksperiode. Bij een Verbruiksperiode moet de hoeveelheid wel eenduidig afleidbaar zijn uit de Doseerinstructie van de medicatieafspraak. Let op: de eindDatumTijd in een Verbruiksperiode heeft een andere betekenis dan de eindDatumTijd in de Gebruiksperiode van een medicatieafspraak. Deze kunnen ongelijk zijn.
- Verbruiksperiode/eindDatumTijd: datum tot wanneer de apotheker toestemming heeft om verstrekkingen te doen (en daarmee voldoende voorraad aan de patiënt mee te geven voor gebruik tot aan die datum).
- Gebruiksperiode/eindDatumTijd: datum waarop de patiënt moet stoppen met de medicatie (deze kan gelijk zijn aan de Verbruiksperiode/eindDatumTijd of verder in de toekomst liggen).
2.2.8 Processtap: Nierfunctiewaarde meesturen met het voorschrift
Voor sommige geneesmiddelen is het functioneren van de nieren van belang. De nierfunctiewaarde bepaalt dan de keuze van het geneesmiddel en/of de geneesmiddeldosering. Wettelijk is vastgelegd dat indien een beroepsbeoefenaar bij een patiënt nader onderzoek heeft laten uitvoeren naar de nierfunctie, hij afwijkende nierfunctiewaarden deelt met de daartoe door patiënt aangewezen apotheker (artikel 6.10, regeling geneesmiddelenwet).
De nierfunctiewaarde wordt altijd met het voorschrift meegestuurd (m.b.v. de bouwsteen laboratoriumuitslag) voor geneesmiddelen waarvoor dit van belang is, zodat de apotheker goede medicatiebewaking kan uitvoeren. De nierfunctiewaarde mag niet ouder zijn dan 13 maanden, omdat bij een stabiele chronische verminderde nierfunctie de nierfunctie 1x per jaar gecontroleerd moet worden. Hier is 1 maand aan toegevoegd, zodat er voor de praktijk enige speling is.
Als op het moment van het sturen van een medicatieafspraak en/of verstrekkingsverzoek geen nierfunctie bekend is, betreft dat het voorschrijfbeleid van dat moment. Het los sturen van de laboratoriumuitslag nierfunctiewaarde zonder medicatieafspraak en/of verstrekkingsverzoek valt buiten scope van deze informatiestandaard.
2.2.9 Processtap: Lengte en gewicht meesturen in het voorschrift
De voorschrijver kan bij het versturen van het medicatievoorschrift ook de lichaamslengte en het lichaamsgewicht van de patiënt meesturen. Het gaat om de lengte en het gewicht dat de voorschrijver heeft aangehouden voor het bepalen van het voorschrift. Hierbij dient altijd de meest recent beschikbare meting te worden verstuurd. Deze kan dus afwijken (nauwkeuriger zijn) van de lengte of het gewicht dat algemeen is vastgelegd over de patiënt. Dit kan bijvoorbeeld gedaan worden bij het voorschrijven aan kinderen, of het voorschrijven van medicatie waarbij gewicht (bepaalde stollingsmedicatie) of lichaamsoppervlak (bijv. bij sommige oncolytica) van belang zijn.
Lichaamslengte en lichaamsgewicht zijn losse bouwstenen en kunnen alleen worden meegestuurd bij het versturen van het medicatievoorschrift en bij het versturen van een voorstel medicatieafspraak. Deze informatie is verder niet opvraagbaar.
2.2.10 Processtap: Sturen en/of beschikbaar stellen
In deze stap vindt informatie-uitwisseling plaats. De informatie kan met verschillende intenties gestuurd en/of beschikbaar gesteld worden:
- A. Als opdracht aan de apotheker om medicatie ter hand te stellen. De voorschrijver verstuurt de medicatieafspraak aan de apotheker. In de ambulante situatie wordt daarbij ook het verstrekkingsverzoek naar de apotheker van keuze van de patiënt gestuurd. Wanneer de apotheker niet bekend is kan deze processtap ook worden ingevuld door het beschikbaar stellen van de gegevens (zie C). Wanneer de apotheker de opdracht heeft ingevuld dan ontvangt de voorschrijver daarvan bericht (zie paragraaf 2.3.8).
- B. Als opdracht aan de apotheker om een wijziging in medicatie (incl. stop-MA met stoptype 'stopgezet' of 'onderbroken') door te voeren die impact heeft of kan hebben op een lopende ter hand stelling van deze apotheker. Een lopende terhandstelling houdt in dat er een opdracht (als bij A) is aangenomen die nog niet volledig is ingevuld. Er vinden bijvoorbeeld nog uitgiftes plaats of er is sprake van meerdere uitgiftes op basis van een verstrekkingsverzoek waarvan nog niet alle uitgiftes hebben plaatsgevonden. Dit komt bijvoorbeeld bij GDS voor.
- C. Het beschikbaar stellen van de medicatiegegevens (MA, WDS, MGB; VV alleen aan patiënt) zodat medebehandelaars en/of patiënt deze later kunnen raadplegen.
- D. Het sturen van medicatiegegevens naar een andere zorgaanbieder op verzoek van de patiënt of bij ontslag.
- E. Het sturen van medicatiegegevens (WDS) naar de trombosedienst ingeval de voorschrijver een eerste WDS ter overbrugging heeft gemaakt (zie paragraaf 2.2.6.1).
Bij gecorrigeerde gegevens schat de voorschrijver in wie hij actief op de hoogte moet stellen van deze correctie, bijvoorbeeld door het sturen van de nieuwe afspraak (optie A of B hierboven) of door middel van telefonisch overleg.
2.2.11 Postconditie
- Er kan een nieuwe medicatieafspraak gemaakt zijn (starten, wijzigen of stoppen van medicatie)
- Er kan een verstrekkingsverzoek gedaan zijn (alleen ambulant)
- Er kan een opdracht gestuurd zijn naar de apotheker om een ter hand stelling uit te voeren
- Er kan een opdracht gestuurd zijn naar de apotheker om een ter hand stelling aan te passen
- De nieuwe medicatiegegevens (MA, WDS, MGB, VV) zijn naar medebehandelaars en patiënt gestuurd en/of aan hen beschikbaar gesteld.
2.2.12 Informatiesystemen en transactiegroepen
Zowel de voorschrijver als de apotheker als andere medebehandelaars en gebruikers maken ieder gebruik van een informatiesysteem, respectievelijk een elektronisch voorschrijfsysteem (EVS), een apothekersinformatiesysteem (AIS, incl. ZAIS), een XIS en een PGO[13]. Deze informatiesystemen kennen ieder verschillende systeemrollen, die het uitwisselen van gegevens tussen deze informatiesystemen in het kader van het voorschrijfproces mogelijk maken.
Hoofdstuk 7 geeft een overzicht van alle informatiesystemen, systeemrollen, transacties, etc. De belangrijkste voor het proces van voorschrijven zijn in onderstaand overzicht opgenomen.
2.2.13 Praktijkvoorbeelden voorschrijven
De volgende specifieke praktijkvoorbeelden van voorschrijven zijn uitgewerkt:
- Kortdurende medicatie
- Doorlopende medicatie
- Harde eindDatumTijd Gebruiksperiode
- Zo nodig medicatie
- Kuur zo nodig startend in de toekomst
- Twee doseringen van hetzelfde geneesmiddel tegelijkertijd
- Hetzelfde geneesmiddel met verschillende sterkte tegelijkertijd
- Extra aanwijzingen meegeven in de MA
- Nieuwe medicatieafspraak, geen verstrekkingsverzoek
- Nieuw verstrekkingsverzoek onder bestaande medicatieafspraak
- Wijziging in dosering (voldoende voorraad)
- Recept niet meer nodig na eerste verstrekkingsverzoek
- Stoppen medicatie
- Onderbreken / hervatten medicatie
- Onderbreken voor een ingreep
- Papieren recept - niet meer toegestaan
- Uitvoeren medicatieverificatie en evaluatie bij buitenlandse of zelfzorgmedicatie
- Dagbehandeling
- Starten met medicatie voor opname
- Spoedopname
- Tussentijds ontslag
- Ontslag naar andere instelling
- Niet verstrekken voor
- Stoppen van medicatie door derden
- Twee PRK's onder één medicamenteuze behandeling
- Achteraf vastleggen medicatieafspraak
- Eenmalig gebruik
- Voorlopige en definitieve medicatieopdracht
- Onterecht openstaande medicatie of 'weeskinderen'
- Ontbreken digitale medicatieafspraak bij opname
- Eigen artikelen (90 miljoen nummers)
- Dosering met minimum interval
- Verstrekkingsverzoek met aantal herhalingen
- Voorschrijven van niet geneesmiddelen (verbandmiddelen, krukken of andere hulpmiddelen)
- Nierfunctiewaarde sturen met het voorschrift
- Annuleren eerder verstuurd voorschrift
- Wijzigen van andermans medicatieafspraak
- Opstarten van een wisselend doseerschema
- Tussentijds wijzigen wisselend doseerschema
- Stoppen medicatie met een wisselend doseerschema
- Patiënt vraagt herhaalrecept via arts (reactief herhalen)
- Samenvoegen bouwstenen onder een MBH
- Wijzigen van andermans medicatieafspraak door niet-voorschrijver met gedelegeerde verantwoordelijkheid
2.3 Proces: ter hand stellen
Deze paragraaf beschrijft het proces van het ter hand stellen, inclusief herhaling en GDS. Het proces omvat het geheel van handelingen die de apotheker uitvoert opdat de patiënt niet alleen een farmaceutisch product ontvangt, maar ook de daarbij behorende farmaceutische zorg, zodat hij het product veilig en effectief kan gebruiken. Het proces van ter hand stellen start met het uitvoeren van farmaceutische zorg. Vervolgens wordt er zo nodig een toedieningsafspraak gemaakt en vindt er (indien nodig) een verstrekking plaats. Er hoeft niet altijd een medicatieverstrekking (d.w.z uitgifte van een geneesmiddel) plaats te vinden. Dit is het geval bij sommige wijzigingen in de medicatieafspraak (bijv. dosisverlaging waarbij de patiënt nog genoeg voorraad heeft), het stoppen van de medicatie of, in de ambulante situatie, het niet afhalen van de medicatie. Wanneer de medicatieafspraak en/of het verstrekkingsverzoek niet voldoen (zie paragraaf 2.3.5) wordt de voorschrijver daarover ingelicht. Ten slotte worden de vastgelegde gegevens (TA, MVE) gestuurd en/of beschikbaar gesteld.
Medicatiebeoordeling is het proces waarbij arts en apotheker de complete medicatie van de patiënt beschouwen tegen de achtergrond van zijn aandoening, de geldende richtlijnen voor behandeling, het welbevinden van de patiënt, etc. Medicatiebeoordeling wordt in dit document gezien als een combinatie van evalueren medicamenteuze behandeling (zoals in de vorige paragrafen beschreven) en het verlenen van farmaceutische zorg. Afhankelijk van de bevindingen worden de eerder beschreven processen van medicatieverificatie en voorschrijven doorlopen en opgevolgd door ter hand stellen.
Veel apothekers werken voor GDS samen met een andere organisatie die een deel van de logistiek van de apotheker overneemt. Daarbij is ook informatie-uitwisseling met die partij nodig. Daarnaast is niet alle medicatie 'rolgeschikt'. Dit zorgt voor extra logistieke complexiteit bij de apotheker. De interne logistieke activiteiten en communicatie tussen de apotheker en zijn 'onderaannemer(s)' zijn buiten scope van deze informatiestandaard. Wel is geconstateerd dat met het aanbieden van de huidige bouwstenen en onderliggende dataelementen dit logistieke proces voldoende ondersteund kan worden.
2.3.1 Huidige situatie
Afwijkingen in de huidige situatie (ten opzichte van de gewenste situatie) betreffen:
- In de huidige situatie, bij geneesmiddeldistributiesystemen (GDS), ontvangen de voorschrijvend arts en andere medebehandelaars een grote hoeveelheid afleverberichten. Dit is voor deze zorgverleners moeilijk te overzien.
- In de huidige situatie is er, bij GDS, communicatie tussen apothekers en huisartsen via zogenaamde autorisatielijsten. Hierbij stuurt de apotheker een overzicht van alle medicatie van de patiënt naar de huisarts om deze in zijn geheel te autoriseren. Dit is lastig voor een huisarts omdat hij dan alle medicatieafspraken opnieuw moet verifiëren. Dit zou eigenlijk ook niet nodig moeten zijn, omdat de meeste medicatieafspraken/verstrekkingsverzoeken al geautoriseerd zijn. Het is dan ook veel efficiënter voor de huisarts om alleen die medicatieafspraken/verstrekkingsverzoeken te autoriseren die ook daadwerkelijk nog geautoriseerd moeten worden. Bijvoorbeeld een nieuw verstrekkingsverzoek op basis van een bestaande medicatieafspraak.
- Een dienstapotheek informeert de vaste huisarts en vaste apotheker in de huidige situatie vaak niet over uitgevoerde terhandstellingen.
- In de huidige situatie wordt een voorstel medicatieafspraak meestal per telefoon met de voorschrijver afgestemd en/of de apotheker en voorschrijver hebben een afspraak gemaakt over de afhandeling van een medicatiebewakingssignaal.
- De bedoeling van het retourbericht is niet altijd duidelijk: in het retour-/afleverbericht is geen onderscheid te maken tussen weergave van de fysieke aflevering en het doorgeven van informatie over een aanpassing in de medicatie.
- In de huidige situatie registreren (en communiceren) apothekers soms al medicatieverstrekkingen bij het gereed maken van de medicatie voor de patiënt in plaats van bij de daadwerkelijke uitgifte aan de patiënt. Dit betekent dat er soms ten onrechte medicatieverstrekkingen zijn geregistreerd voor niet afgehaalde medicatie.
2.3.2 Preconditie
Er is een medicatieafspraak en in de ambulante situatie eventueel een bijbehorend verstrekkingsverzoek.
2.3.3 Trigger event
De apotheker start het proces van ter hand stellen op basis van één van de volgende gebeurtenissen:
- Ontvangen van een opdracht om op basis van een nieuwe medicatieafspraak een medicatieverstrekking te doen. In de ambulante situatie gaat deze opdracht altijd gepaard met een verstrekkingsverzoek.
- Ontvangen van een opdracht om een nieuwe medicatieafspraak te verwerken in een lopende terhandstelling.
- Ontvangen van een trigger (via bijvoorbeeld patiënt of herhaalmodule van het apotheekinformatiesysteem) voor een herhaalde medicatieverstrekking onder een bestaand of nieuw voor te stellen verstrekkingsverzoek."
2.3.4 Processtap: Uitvoeren farmaceutische zorg
Het uitvoeren van de farmaceutische zorg gebeurt door de openbare, poliklinische of ziekenhuisapotheek, afhankelijk vanuit welke zorgaanbieder de medicatieafspraak afkomstig is:
- medicatieafspraken evt. met verstrekkingsverzoek van de huisarts of specialist door de openbare of poliklinische apotheek,
- medicatieafspraken van specialisten en andere voorschrijvers in ziekenhuizen/instellingen door de ziekenhuisapotheek of de openbare apotheek die levert aan de betreffende instelling.
Medicatiebewaking is ook een onderdeel van de farmaceutische zorg.
De apotheker besluit op basis van de ontvangen medicatieafspraak of wijziging in de situatie van de patiënt hoe hij deze kan invullen door:
- het maken van een of meerdere nieuwe toedieningsafspraken,
- het continueren, definitief stoppen, tijdelijk onderbreken of wijzigen van een bestaande toedieningsafspraak,
- het afwijzen van de medicatieafspraak,
- het voorstellen van een nieuwe medicatieafspraak,
- het voorstellen van een nieuw verstrekkingsverzoek.
De laatste drie situaties zijn in de volgende paragraaf toegelicht. De eerste twee situaties zijn toegelicht in paragraaf 2.3.6.
2.3.5 Processtap: Contact opnemen met voorschrijver
Er is een aantal situaties waarin de apotheker contact opneemt met de voorschrijver, onder andere:
- omdat er mogelijk een nieuwe of gewijzigde medicatieafspraak nodig is
- omdat er een nieuw verstrekkingsverzoek nodig is.
Een nieuwe of gewijzigde medicatieafspraak is nodig:
- wanneer op basis van de ontvangen medicatieafspraak geen toedieningsafspraak kan worden gemaakt omdat de apotheker een fout in de medicatieafspraak vermoedt, of
- na een medicatiebewakingssignaal als onderdeel van de farmaceutische zorg. Daaruit blijkt bijvoorbeeld dat de dosering moet worden verlaagd of verhoogd, dat het raadzaam is een ander middel te kiezen, dat een middel tijdelijk gestopt dient te worden, dat een ander middel moet worden toegevoegd, et cetera, of
- op basis van het medicatiegebruik zoals verwoord door de patiënt tijdens het uitvoeren van de farmaceutische zorg, of
- wanneer de tijdelijk onderbroken medicamenteuze behandeling mogelijk kan worden hervat.
Er wordt in deze situaties dus nog geen toedieningsafspraak gemaakt of gewijzigd. De apotheker neemt eerst contact op met de voorschrijver om de mogelijke fout te bespreken en een alternatief voor te stellen. De apotheker kan ook direct een voorstel medicatieafspraak (VMA) naar de voorschrijver sturen. Hij adviseert daarin een concrete medicatieafspraak, met de aanleiding en de argumenten voor dat advies. Als de voorschrijver het voorstel accordeert wordt er een definitieve medicatieafspraak gemaakt. De nieuwe medicatieafspraak is voldoende als antwoord. Een antwoord voorstel medicatieafspraak is daarmee optioneel. Als de voorschrijver het voorstel niet overneemt moet hij dit via een antwoord voorstel medicatieafspraak aan de apotheker laten weten (zie paragraaf 2.2.4 e.v.).
Er is een nieuw verstrekkingsverzoek nodig wanneer de medicatie op of bijna op is voor de patiënt en de behandeling mogelijk moet worden voortgezet (herhaling aanvragen). De patiënt vraagt herhaling van medicatie aan bij apotheker of de patiënt heeft zich in het verleden aangemeld voor proactief herhalen en de herhaalmodule van het AIS genereert een signaal wanneer een patiënt nieuwe medicatie nodig heeft[14].
Als het bestaande verstrekkingsverzoek niet voldoet kan de apotheker een voorstel verstrekkingsverzoek (VVV) naar de voorschrijver sturen. Het voorstel verstrekkingsverzoek kan aanwijzingen bevatten voor de voorschrijver zoals urgentie. Als de voorschrijver het voorstel accordeert wordt er een definitief verstrekkingsverzoek gemaakt. Het nieuwe verstrekkingsverzoek is voldoende als antwoord. Een antwoord voorstel verstrekkingsverzoek is daarmee optioneel. Als de voorschrijver het voorstel niet overneemt moet hij dit via een antwoord voorstel verstrekkingsverzoek aan de apotheker laten weten (zie paragraaf 2.2.4 e.v.).
2.3.6 Processtap: Maken toedieningsafspraak
Indien de medicatieafspraak en eventueel het bijbehorende verstrekkingsverzoek verwerkt kunnen worden dan wordt er een toedieningsafspraak gemaakt. Met het maken van een toedieningsafspraak vult de apotheker een medicatieafspraak concreet in. De toedieningsafspraak hoort bij dezelfde medicamenteuze behandeling als de medicatieafspraak die hij vervult. Een toedieningsafspraak kan net als de bijbehorende medicatieafspraak ook in de toekomst starten. De dosering in de toedieningsafspraak kan afwijken van die in de medicatieafspraak omdat bijvoorbeeld een bepaalde sterkte niet op voorraad is. Wanneer bijvoorbeeld gewijzigd wordt van 1x 20 mg naar 2x 10 mg tabletten kan er dus ook een middel met een andere PRK onder dezelfde medicamenteuze behandeling vallen.
Voordat de toedieningsafspraak wordt verstuurd en/of beschikbaar gesteld, vindt medicatiebewaking plaats conform de geldende richtlijnen van ter hand stellen. Dit is onderdeel van deze processtap.
Op basis van de toedieningsafspraken kan voor o.a. de thuiszorg of de verpleging in een instelling een toedienlijst[15] worden samengesteld.
Bij het maken van een toedieningsafspraak geldt hetzelfde uitgangspunt als bij de medicatieafspraak: elke wijziging wordt vastgelegd in een nieuwe toedieningsafspraak.
In de volgende paragrafen zijn de verschillende situaties beschreven waarin een toedieningsafspraak wordt gemaakt: nieuwe toedieningsafspraak of continueren, definitief stoppen, tijdelijk onderbreken of wijzigen van een bestaande toedieningsafspraak.
2.3.6.1 Nieuwe toedieningsafspraak
Bij een nieuwe medicatieafspraak wordt altijd een nieuwe toedieningsafspraak gemaakt. Een nieuwe toedieningsafspraak wordt ook gemaakt bij nieuw preferentiebeleid of een wijziging in assortiment die leidt tot de keus voor een ander geneesmiddel.
Bij het maken van een nieuwe toedieningsafspraak houdt de apotheker onder andere rekening met:
- preferentiebeleid,
- levering in GDS-verpakking,
- beschikbaar assortiment van de instelling (‘ziekenhuisformularium’) of de apotheek zelf.
Toedieningsafspraak bij antistollingsmedicatie
Bij medicatie met een wisselend doseerschema is ook een toedieningsafspraak en/ of medicatieverstrekking nodig. Hiervoor wordt het reguliere proces gevolgd. Alleen wordt in de toedieningsafspraak, net als in de medicatieafspraak geen doseerschema opgenomen maar de aanvullende instructie: 'gebruik volgens schema trombosedienst'. Zie paragraaf 2.2.6 voor meer informatie over het wisselend doseerschema.
Als in een ambulante situatie de eerste verstrekking aan de patiënt later plaatsvindt dan afgesproken, zal de startDatumTijd van de toedieningsafspraak afwijken van de startDatumTijd van de medicatieafspraak.
Een nieuwe toedieningsafspraak kan ook worden gemaakt zonder bijbehorende medicatieafspraak. Als een patiënt een zelfzorgmiddel in de apotheek koopt dan kan de apotheker dit als toedieningsafspraak willen vastleggen ten behoeve van medicatiebewaking.
2.3.6.2 Continueren toedieningsafspraak
Wanneer de bestaande medicatieafspraak en toedieningsafspraak voldoende zijn om een medicatieverstrekking te doen dan wordt de toedieningsafspraak niet aangepast.
2.3.6.3 Stoppen toedieningsafspraak
Een toedieningsafspraak wordt gestopt door het maken van een stop-TA binnen dezelfde medicamenteuze behandeling. De reden wordt in ToedieningsafspraakRedenWijzigenOfStaken vastgelegd. De toedieningsafspraak kan per direct gestopt worden met eindDatumTijd vandaag, of gestopt worden met eindDatumTijd in de toekomst.
De nieuwe stop-TA bevat de volgende gegevens:
- in de Gebruiksperiode als eindDatumTijd de datum waarop de toedieningsafspraak eindigt (kan ook in de toekomst liggen),
- een eigen Auteur,
- een eigen RegistratieDatumTijd,
- stoptype 'stopgezet',
- relatie naar de specifieke toedieningsafspraak die gestopt wordt (andere toedieningsafspraken blijven bestaan). Het is niet mogelijk om een stop-TA aan te maken zonder relatie naar de TA die gestopt moet worden, behalve als er geen TA beschikbaar is in de MBH om naar te verwijzen. Wanneer er alleen MGB('s) beschikbaar zijn in de MBH moet de apotheker deze kunnen stoppen met een stop-TA zonder relatie naar een TA. De stop-TA krijgt in dit geval ook geen relatie naar een MGB omdat het de bedoeling is de gehele MBH te stoppen en niet alleen die specifieke MGB.
Voor een toedieningsafspraak waarin al direct een eindDatumTijd is afgesproken, bijvoorbeeld in geval van een rolwissel (GDS), is geen aanvullende stop-TA nodig. Wanneer een toedieningsafspraak met een eindDatumTijd die nog in de toekomst ligt wordt verlengd, is dat een gewone wijziging (zie Wijzigen medicatie paragraaf 2.3.6.5). Een stop-TA heeft ook het stoptype 'stopgezet' als het een stop-TA is als gevolg van een wijziging.
Een medicatieafspraak waarin afgesproken is om de medicatie definitief te stoppen leidt tot een stop-TA onder dezelfde MBH met als stoptype 'stopgezet' (dit geldt ook voor de stop-MA als gevolg van een wijziging). Daarmee wordt een nieuwe medicatieverstrekking van de medicatie voorkomen.
In de ambulante situatie kan de voorschrijver in de medicatieafspraak aangeven dat de medicatie gestopt wordt met ingang van de volgende rol (GDS). Dit kan betekenen dat de startDatumTijd van de stop-TA later is dan in de oorspronkelijke stop-MA is aangegeven.
Een toedieningsafspraak kan door de apotheker zelf gestopt worden maar ook door een andere apotheker. Wanneer een apotheker medicatie stopt maakt hij een stop-TA, ook bij het stoppen van een toedieningsafspraak van een ander. Hij stuurt de stop-TA naar de zorgverlener die de originele TA heeft gemaakt om hem/haar hiervan op de hoogte te stellen. De zorgverlener van de originele TA verwerkt daarna indien mogelijk de stop-TA in zijn/haar eigen systeem.
In sommige situaties kan het voorkomen dat toedieningsafspraken onterecht actief lijken terwijl deze eigenlijk niet meer actief zijn. Om dit risico te minimaliseren zullen informatiesystemen bij een bevraging voor elke MBH ook de stop-TA met de meest recente RegistratieDatumTijd opleveren. Zelfs als deze bouwsteen buiten de opgevraagde Gebruiksperiode valt. Op deze manier kan alsnog bepaald worden dat een medicatiebouwsteen niet meer actief is, maar gestopt.
2.3.6.4 Tijdelijk onderbreken toedieningsafspraak
Een tijdelijk onderbroken medicatieafspraak leidt tot een stop-TA (stoptype: 'onderbroken'). Bij hervatting wordt er een nieuwe toedieningsafspraak gemaakt. Beide toedieningsafspraken horen bij dezelfde medicamenteuze behandeling als de medicatieafspraak.
2.3.6.5 Wijzigen toedieningsafspraak
Het wijzigen van een toedieningsafspraak kan op twee verschillende niveaus tot stand komen; d.m.v. het wijzigen van de bijbehorende medicatieafspraak óf d.m.v. het wijzigen van de toedieningsafspraak. Als de bijbehorende medicatieafspraak wordt gewijzigd (bestaande uit een technische stop-MA en een nieuwe medicatieafspraak) leidt dit tot een stop-TA met relatie naar de stop-MA én met een relatie naar de originele toedieningsafspraak. Bij de nieuw aangemaakte medicatieafspraak wordt ook een nieuwe toedieningsafspraak gemaakt.
Wanneer de wijziging tot stand komt d.m.v. een technische annuleer-MA en een nieuwe toekomstige MA geldt in principe hetzelfde proces. De bijbehorende TA wordt geannuleerd door een annuleer-TA met een relatie naar de annuleer-MA en naar de oorspronkelijke TA. Bij de nieuwe toekomstige MA wordt een nieuwe toekomstige TA aangemaakt met relatie naar die nieuwe MA.
Wanneer de wijziging alléén in de toedieningsafspraak plaatsvindt is er sprake van een technische stop-TA en een nieuwe TA onder de al bestaande medicatieafspraak. Mocht de wijziging worden doorgevoerd op een toekomstige TA dan wordt er een technische annuleer-TA gemaakt (zie paragraaf 2.3.6.6) en een nieuwe toekomstige toedieningsafspraak met de wijziging. De RegistratieDatumTijd van de technische stop/annuleer-TA en de nieuwe toedieningsafspraak moeten altijd hetzelfde zijn. In de nieuwe toedieningsafspraak wordt de reden van wijzigen opgenomen en (zo mogelijk) een relatie naar de oorspronkelijke toedieningsafspraak én een relatie naar de onveranderde medicatieafspraak. Een wijziging kan per direct ingaan of kan gepland worden met een startDatumTijd in de toekomst. Een technische stop-/annuleer-TA en bijbehorende nieuwe TA worden gelijktijdig beschikbaar gesteld.
2.3.6.6 Stoppen toekomstige toedieningsafspraak
Dit betreft alleen toedieningsafspraken waarvan de startDatumTijd in de toekomst ligt. Een apotheker kan deze toekomstige TA om wat voor reden dan ook willen beëindigen. De TA in de toekomst wordt geannuleerd in plaats van gestopt. Hiermee wordt duidelijk gemaakt dat er geen Gebruiksperiode is geweest.
Een annuleer-TA is nodig om er, bijvoorbeeld bij het opstellen van het medicatieoverzicht, beter mee om te kunnen gaan. Het is voor een zorgverlener namelijk van belang om te weten of iets daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en daarna is gestopt, of dat iets nooit heeft plaatsgevonden. De stop-TA en annuleer-TA maken dit inzichtelijk.
De annuleer-TA werkt hetzelfde als de stop-TA beschreven in paragraaf 2.3.6.3 maar met twee belangrijke verschillen:
- Het stoptype is ‘geannuleerd’ i.p.v. ‘stopgezeet’
- De start- en eindDatumTijd van de annuleer-TA zijn aan elkaar gelijk
Verder gelden dezelfde algemene regels als beschreven in paragraaf 2.3.6.3
2.3.7 Processtap: Verstrekken
Na het maken van de toedieningsafspraak maakt de apotheker het product gereed en levert deze af voor:
- de patiënt in de thuissituatie,
- de patiënt die is opgenomen in een ziekenhuis, verpleeghuis of andere instelling.
De apotheker registreert de medicatieverstrekking[16].
Levering aan patiënten:
- in de ambulante situatie gebeurt alleen op basis van een verstrekkingsverzoek of een herhaling van dat verzoek,
- in de klinische situatie gebeurt op basis van de medicatieafspraak zonder dat een verstrekkingsverzoek nodig is.
2.3.8 Processtap: Sturen en/of beschikbaar stellen
In deze stap vindt informatie-uitwisseling plaats. De informatie kan met verschillende intenties gestuurd en/of beschikbaar gesteld worden:
- Als verzoek aan de voorschrijver om een nieuwe medicatieafspraak (VMA) of verstrekkingsverzoek (VVV) te maken.
- Het informeren van de voorschrijver over de afhandeling van het voorschrift (toedieningsafspraak en/of medicatieverstrekking).
- Het beschikbaar stellen van de medicatiegegevens (TA, MVE) zodat medebehandelaars en/of patiënt deze later kunnen raadplegen.
2.3.9 Postconditie
- Er kan een toedieningsafspraak zijn gemaakt.
- Er kan een medicatieverstrekking zijn gedaan en de patiënt heeft zo nodig uitleg gekregen hoe hij het geneesmiddel moet gebruiken.
- Medebehandelaars zijn op de hoogte gesteld of kunnen zich op de hoogte stellen. De voorschrijver is op de hoogte gesteld.
- De voorschrijvend arts is zo nodig verzocht om een nieuwe/gewijzigde medicatieafspraak of verstrekkingsverzoek.
2.3.10 Informatiesystemen en transactiegroepen
Zowel de voorschrijver als de apotheker als andere medebehandelaars en gebruikers maken ieder gebruik van een informatiesysteem, respectievelijk een elektronisch voorschrijfsysteem (EVS), een apothekersinformatiesysteem (AIS, incl. ZAIS), een XIS en een PGO[17]. Deze informatiesystemen kennen ieder verschillende systeemrollen, die het uitwisselen van gegevens tussen deze informatiesystemen in het kader van het ter handstellingsproces mogelijk maken.
Hoofdstuk 7 geeft een overzicht van alle informatiesystemen, systeemrollen, transacties, etc. De belangrijkste voor het proces van ter hand stellen zijn in onderstaand overzicht opgenomen.
2.3.11 Praktijkvoorbeelden ter hand stellen
De volgende specifieke praktijkvoorbeelden van ter hand stellen zijn uitgewerkt:
- Nieuwe medicatieafspraak, medicatieverstrekking zelfde product
- Nieuwe medicatieafspraak, nadere specificering product
- Bestaande toedieningsafspraak voldoet
- Medicatieafspraak gewenst (Informeren voorschrijver)
- Aanschrijven en verstrekken
- Patiënt vraagt herhaalrecept via arts (reactief herhalen)
- Patiënt vraagt herhaalrecept via apotheker (Informeren voorschrijver)
- Proactief herhaalrecept door apotheker (Informeren voorschrijver)
- Verstrekken op basis van bestaand verstrekkingsverzoek
- Knippen van recept
- Het opstarten en continueren van GDS
- De apotheker wijzigt van handelsproduct)
- Medicatie toevoegen aan GDS
- Medicatie in GDS stoppen
- GDS leverancier levert ander handelsproduct
- Parallelle toedieningsafspraken bij GDS- en niet-GDS-verstrekking
- Afhandelen stoppen medicatieafspraak
- Verstrekken onder andermans toedieningsafspraak
- Wijzigen van andermans toedieningsafspraak
- Verstrekkingsverzoek met aantal herhalingen
2.4 Proces: toedienen
Deze paragraaf beschrijft het proces van toedienen. Dit proces bestaat uit het samenstellen van de toedienlijst voor (professionele) toedieners en de toediening die wordt gedaan door een (professionele) toediener, de patiënt zelf of een mantelzorger. Professionele toedieners zijn artsen, verpleegkundigen en verzorgenden.
In paragraaf 2.4.1 wordt de huidige situatie omschreven en in de paragrafen die volgen zal de nieuwe situatie met aanpassingen omschreven worden.
2.4.1 Huidige situatie
In de huidige situatie controleert de (professionele) toediener samen met de patiënt de toe te dienen medicatie aan de hand van de aanwezige informatie: papieren en/of digitale toedienlijst(en), een doseerschema van bijvoorbeeld antistollingsmedicatie en etiketinformatie, en dient toe. Bij onduidelijkheden neemt de toediener contact op met voorschrijver of apotheker. Mogelijke onduidelijkheden nemen toe naarmate er meer voorschrijvers, verstrekkers en toedieners betrokken zijn in het toedienproces.
In de huidige situatie is er een aantal knelpunten in de overdracht van medicatiegegevens voor de toediener:
- ontbreken van of geen tijdige overdracht van medicatiegegevens tussen intramurale zorginstelling en thuiszorg enerzijds en ziekenhuis anderzijds;
- het niet of niet tijdig doorkrijgen van wijzigingen en ontbrekende stops;
- het niet op een veilige manier beschikbaar hebben van actuele gegevens op de toedienlijst bij verstrekkingen door meerdere apothekers en tijdens ANW-uren (avond, nacht, weekend);
- naast de toedienlijst een apart doseerschema van (snel) wisselende doseringen, zoals antistollingsmedicatie.
- gerelateerde problemen aan apart doseerschema, zoals het kwijtraken van het doseerschema, mondeling doorgeven van wijzigingen van het doseerschema;
- ontbreken van zo nodig medicatie en bijspuitschema’s (bijvoorbeeld bij insuline) op de toedienlijst (in de toekomst zal dit opgepakt worden);
- ontbreken van inzicht in alle betrokken zorgverleners en zorgaanbieders.
In de huidige situatie zorgt de apotheker voor de toedienlijst voor de (professionele) toediener of de patiënt. Op de toedienlijst staan toedientijden en de toediener en apotheker stemmen deze toedientijden af op de logistieke ronde van de thuiszorgorganisatie en de farmaceutische mogelijkheden. Aan de hand van de papieren of digitale toedienlijst registreren (professionele) toedieners de medicatietoediening. Een papieren toedienlijst ligt achter de voordeur van de patiënt (inclusief toedieningsregistratie). Elke betrokken professionele toediener (ongeacht van welke organisatie) heeft in principe achter de voordeur toegang tot deze toedienlijst en registratie van voorgangers. De vastgelegde medicatietoedieningen in digitale vorm worden in de huidige situatie alleen bij uitzonderlijke situaties (soms in geval van opname of bijzonderheden) met andere zorgverleners uitgewisseld. Met de overstap van elektronische toedienregistratie is de toedienlijst (met geregistreerde toedienmomenten) niet meer fysiek aanwezig bij de patiënt, maar is deze vastgelegd in de E-TDR/E-TRS (elektronische toedienregistratie/elektronisch toedienregistratiesysteem) oplossing (zie paragraaf 2.4.8). Betrokken professionele toedieners van verschillende organisatie (met al dan niet verschillende E-TRS applicaties) kunnen niet of moeizaam elkaars geregistreerde toedienmomenten inzien omdat deze in verschillende applicaties c.q. databases vastgelegd worden.
2.4.2 Preconditie
De patiënt dient zichzelf medicatie toe of de patiënt krijgt hulp bij de medicatietoediening door een (professionele) toediener en heeft hiervoor een toedienlijst nodig.
2.4.3 Trigger event
Het moment dat de geneesmiddelen zouden moeten worden toegediend.
2.4.4 Processtap: Toedienlijst
De (professionele) toediener of patiënt ontvangt of raadpleegt de medicatiegegevens die nodig zijn voor het geautomatiseerd genereren van de toedienlijst. De toediener moet over actuele medicatiegegevens beschikken vooraf aan het toedienen. Voor de toedienlijst zijn hiervoor onder andere de medicatie-bouwstenen medicatieafspraak (MA), wisselend doseerschema (WDS), toedieningsafspraak (TA) en medicatietoediening (MTD) nodig. Om een complete toedienlijst te kunnen genereren zijn de (richt)toedientijden en doseerinstructies noodzakelijk. Deze gegevens kunnen door de apotheker in de TA vastgelegd worden of door de voorschrijver in de MA of WDS. Recent geregistreerde medicatietoedieningen (incl. van recent gestopte of gewijzigde medicatie) worden ook getoond in de toedienlijst. Apothekers en voorschrijvers in de ambulante setting leggen niet standaard de (richt)toedientijden vast en zullen dan ook een trigger moeten ontvangen dat het hier gaat om een ‘toedienpatiënt’, een patiënt die hulp krijgt bij de medicatietoediening of zelf een toedienlijst nodig heeft. Voor sommige medicatie is het noodzakelijk om te weten wat de prik- en/of plaklocatie is; dit wordt vastgelegd in PrikPlakLocatie in de MTD. In de klinische setting is voor alle patiënten een toedienlijst aanwezig en worden de (richt)toedientijden standaard vastgelegd.
De meeste (richt)toedientijden zullen bepaald worden op basis van de toedientijden van andere voorgeschreven medicatie en de logistieke rondes van de toediener. Dit is vooral het geval bij MA’s en TA’s waarbij de (richt)toedientijd standaard flexibel is. Als een toediening van medicatie een specifieke tijd vereist, bijvoorbeeld door een wisselwerking tussen medicaties, wordt dit gecommuniceerd door de (richt)toedientijd als niet flexibel aan te geven in de TA en/of MA.
Op de toedienlijst kan op basis van de distributievorm een onderscheid worden gemaakt tussen GDS-medicatie en niet-GDS-medicatie. Deze gegevens worden uit de bouwsteen TA gehaald. Vervolgens stelt de toediener (toedieningssoftware) de toedienlijst samen, met een uitsplitsing naar toedieningen per toedienmoment. Voorschrijvers, apothekers en toedieners zijn verantwoordelijk voor het aanleveren van de medicatiegegevens die noodzakelijk zijn voor het samenstellen van een toedienlijst.
Indien er door omstandigheden een mondelinge aanpassing in het medicatievoorschrift plaats vindt waarbij er geen actuele MA/TA beschikbaar is kan de (professionele) toediener de losse toedieningen registeren in het eTDR. Voorbeelden van situaties waarin dit voor zou kunnen komen zijn:
- mondelinge aanpassing in het medicatievoorschrift,
- bij een spoedsituatie waarin er geen actuele MA/TA beschikbaar is, deze situatie is beschreven in paragraaf 4.3.13.
2.4.5 Processtap: Medicatietoediening
De volgende paragrafen omschrijven de verschillende situaties waarbij een medicatietoediening wordt gemaakt: Een nieuwe toediening registreren, het corrigeren van een geregistreerde medicatietoediening en het opschorten van een medicatietoediening.
2.4.5.1 Een nieuwe toediening registreren
De (professionele) toediener heeft de medicatiegegevens die nodig zijn voor de medicatietoediening ontvangen of geraadpleegd. De (professionele) toediener controleert samen met de patiënt de aanwezige medicatie en de toediengegevens. Indien afgesproken en nodig maakt de toediener het geneesmiddel voor medicatietoediening gereed. De medicatie wordt toegediend en de toediener legt de medicatietoediening vast. Afwijkingen in de medicatietoediening (niet toedienen, gewijzigde dosering, weigering van de patiënt, slikproblemen, bijwerkingen, etc.) worden daarbij vastgelegd, indien van toepassing als een correctie of opschorting. Opschorten en corrigeren wordt in de volgende paragrafen verder beschreven.
2.4.5.2 Medicatietoedieningen corrigeren
Wanneer een medicatietoediening beschikbaar is gesteld maar deze gecorrigeerd moet worden, wordt nog een medicatietoediening geregistreerd. De ToegediendeHoeveelheid van een corrigerende medicatietoediening kan negatief zijn. Daarmee is bij correcties de som van de ToegediendeHoeveelheid uit verschillende medicatietoedieningen de uiteindelijk toegediende hoeveelheid. Bij correcties kan de MedicatietoedieningRedenVanAfwijken gevuld worden, bijvoorbeeld met 'foutieve registratie van medicatie' of 'medicatie uitgespuugd door patiënt'.
2.4.5.3 Medicatietoedieningen opschorten
Wanneer het niet lukt een toediening te geven, kan er worden vastgelegd dat er niet is toegediend. Deze medicatietoediening heeft dan een ToegediendeHoeveelheid van 0. Als het niet de bedoeling is de medicatietoediening op een later moment nog te geven, kan dit worden aangegeven in de Toelichting van deze medicatietoediening. Wanneer later toch nog wordt toegediend wordt dit geregistreerd in een nieuwe medicatietoediening.
2.4.6 Processtap: Sturen en/of beschikbaar stellen
In deze stap vindt informatie-uitwisseling plaats. De informatie kan met verschillende intenties gestuurd en/of beschikbaar gesteld worden:
- De vastgelegde MTD’s en afwijkingen kunnen ter kennisgeving worden gestuurd naar een medebehandelaar;
- Het beschikbaar stellen van de medicatiegegevens (MTD) zodat medebehandelaars en/of patiënt deze later kunnen raadplegen. Dit kan bijvoorbeeld van belang zijn bij de verplaatsing van een patiënt naar een andere afdeling of instelling. Daarnaast kan een zorgverlener controleren welke medicatie bij een patiënt toegediend is.
2.4.7 Postconditie
De patiënt heeft geneesmiddelen zelf toegediend of toegediend gekregen. Als de MTD’s zijn vastgelegd in een informatiesysteem worden deze naar medebehandelaars en patiënt verstuurd en/of aan hen beschikbaar gesteld.
2.4.8 Systemen en transactiegroepen
Zowel de voorschrijver en apotheker als de toedieners en patiënten (optioneel) maken ieder gebruik van een informatiesysteem, respectievelijk een elektronisch voorschrijfsysteem (EVS), een elektronisch cliëntendossier (ECD), een apothekersinformatiesysteem (AIS), ziekenhuisapotheekinformatiesysteem (ZAIS), een toedieningsregistratiesysteem (TRS), trombosedienstinformatiesysteem (TrIS) en een persoonlijke gezondheidsomgeving (PGO). Deze informatiesystemen kennen ieder verschillende systeemrollen, die het uitwisselen van gegevens tussen deze informatiesystemen in het kader van het proces toedienen mogelijk maken. Deze informatiesystemen kunnen een systeemrol spelen bij het opstellen van een toedienlijst en bij het vastleggen, versturen en opleveren van een MTD. Hoofdstuk 7 geeft een voorbeeld van het opstellen van een toedienlijst. De belangrijkste processtappen voor het proces van toedienen zijn in het onderstaande overzicht opgenomen.
2.4.9 Praktijkvoorbeelden toedienen
De volgende specifieke praktijkvoorbeelden van het proces toediening zijn uitgewerkt:
- Toedienlijst opstarten
- Exacte toedientijden nodig
- Ontbreken (richt)toedientijden
- Niet-GDS-medicatie zo nodig
- Meerdere apotheken leveren medicatie
- Wijziging in GDS-medicatie vanaf volgende levering of per direct
- Verhogen dosering GDS-medicatie in nieuwe MBH
- Verlagen dosering GDS in nieuwe MBH
- Wijziging verwerkt door de apotheker
- Wijziging niet verwerkt door de apotheker
- Extra aanwijzingen voor toediening, Toelichting in MA, TA en/of WDS
- Medicatietoediening afwijkend ten opzichte van toedienlijst
- Medicatietoediening zonder medicatieafspraak en toedieningsafspraak
- Medicatietoediening van zelfzorgmedicatie
- Corrigeren van toediening
- Toediening niet gegeven
- Opschorten van toediening
- Medicatietoediening door voorschrijver
- Meerdere toedienorganisaties
- Feedback aan patiënt via medicatiesignalering
- Registratie (stop-)MA met terugwerkende kracht met tussentijdse MTD
- Aparte MTD’s registreren per PrikPlakLocatie
- Overplaatsing en dezelfde wisseldag voor GDS-medicatie
- Overplaatsing en verschillende wisseldagen voor GDS-medicatie (eerder)
- Overplaatsing en verschillende wisseldagen voor GDS-medicatie (later)
- Dosisverhoging bij GDS-medicatie; dezelfde toedientijden (Optie A)
- Dosisverhoging bij GDS-medicatie; dezelfde toedientijden (Optie B)
- Dosisverhoging bij GDS-medicatie; andere toedientijden
- Dosisverlaging bij GDS-medicatie
- Wijziging van GDS-medicatie naar zo nodig medicatie
- Wijziging van GDS-medicatie naar deels GDS- en zo nodig medicatie
2.5 Proces: gebruiken
Deze paragraaf beschrijft het proces van gebruiken van de medicatie inclusief de registratie van het gebruik door de patiënt of een zorgverlener. De door de patiënt of zorgverlener vastgelegde informatie kan onder andere worden gebruikt bij medicatieverificatie door de zorgverlener. Tijdens medicatieverificatie wordt het gebruik vastgelegd door de zorgverlener. Voor een plaat van dit proces zie Hoofdstuk 2.
2.5.1 Huidige situatie
- Er is op dit moment een beperkt aantal informatiesystemen beschikbaar waarin de patiënt zelf het gebruik van medicatie kan vastleggen. Ook de uitwisseling naar zorgverleners is sterk afhankelijk van het gebruikte informatiesysteem en beperkt zich veelal tot één specifieke zorgaanbieder via bijvoorbeeld één specifiek zorgaanbiedersplatform/app.
- De huidige medicatieprofielen zijn vaak onvolledig en niet actueel.
2.5.2 Preconditie
De patiënt heeft medicatie voorgeschreven gekregen.
2.5.3 Trigger event
De patiënt heeft de medicatie gebruikt of gebruikt deze niet (meer).
2.5.4 Processtap: Gebruiken
De patiënt gebruikt de voorgeschreven medicatie of zelfzorgmedicatie. Het medicatiegebruik kan worden vastgelegd door
- de patiënt zelf of zijn mantelzorger,
- een thuiszorg- of instellingsverpleegkundige en/of
- een andere zorgverlener.
Dit laatste vindt vaak plaats bij medicatieverificatie (zie paragraaf 2.1). Er zijn allerlei informatiesystemen beschikbaar om het gebruik vast te leggen: PGO, XIS, EPD/ECD, app, etc.
Als medicatiegebruik kunnen worden vastgelegd:
- zelfzorg- en andere eigen medicatie,
- het aangeven van afwijkingen ten opzichte van de gemaakte afspraken,
- bevestiging van gebruik (bevorderen therapietrouw),
- geverifieerde medicatie (zie paragraaf 2.1),
- wijzigingen als gevolg van bijvoorbeeld bijwerkingen.
Patiënten die medicatie krijgen toegediend door een verpleegkundige nemen afhankelijk van de BEM score (Beoordeling Eigen beheer Medicatie) soms zelf later de medicatie in; de gegevens van de medicatietoediening kunnen dan afwijken van het medicatiegebruik.
Gedurende het gebruik wordt farmaceutische zorg uitgevoerd door de apotheker (zie paragraaf 2.3.4 bijv. in geval van nieuwe laboratoriumwaarden). Ook kan er een vervolgcontact plaatsvinden waarin de medicamenteuze behandeling wordt geëvalueerd (zie paragraaf 2.2.4).
2.5.4.1 Vastleggen medicatiegebruik door de patiënt
De patiënt maakt gebruik van een medicatieprofiel en geeft per medicijn, waarvoor dit relevant is, het daadwerkelijk gebruik aan. Daarbij kan de patiënt aangeven of hij het product wel of niet gebruikt en of dit 'gebruik volgens afspraak' is (waarbij de medicatieafspraak en/of toedieningsafspraak getoond is) en afwijkingen daarvan. Bij afwijkingen kan ingevoerd worden welke afwijking het betreft, dus volgens het werkelijk door de patiënt gevolgde schema, maar ook in algemenere termen (bijvoorbeeld ik neem de medicatie: 'af en toe', 'gemiddeld [x] keer per [dag/week]', '1x per dag in plaats van 2x', 'niet meer sinds 22-1-jjjj' of 'niet meer sinds ongeveer een maand'). Bij afwijking van de afspraken geeft de patiënt ook de reden van wijzigen of stoppen aan.
Daarnaast kan de patiënt zijn eigen medicatie toevoegen aan het overzicht en eventuele bijwerkingen als reden voor wijzigingen opgeven.
Informatie over gebruik zal niet altijd aanwezig zijn. Daarnaast is er geen zekerheid over de betrouwbaarheid van de informatie. Soms zijn er afspraken tussen zorgverlener en patiënt over het bijhouden van medicatiegebruik, soms ligt het initiatief geheel bij de patiënt zelf.
2.5.4.2 Vastleggen medicatiegebruik door zorgverlener
Tijdens het proces van medicatieverificatie (paragraaf 2.1) of evalueren van de medicamenteuze behandeling (paragraaf 2.2.4) geeft de patiënt (of zijn mantelzorger) bijvoorbeeld aan dat hij medicatie niet of anders gebruikt dan afgesproken. Of dat hij ook nog andere medicatie gebruikt (zelfzorgmiddelen of buitenlandse medicatie). De zorgverlener kan deze gegevens vastleggen als medicatiegebruik. De gegevens over gebruik worden vastgelegd in een MGB. De patiënt wordt daarbij als Informant vastgelegd, de zorgverlener als Auteur.
In plaats van of naast het vastleggen van het gebruik kan een voorschrijver er ook voor kiezen om een nieuwe of gewijzigde medicatieafspraak te maken met de patiënt (conform proces beschreven in paragraaf 2.2.5). Dit gebeurt wanneer de voorschrijver reden ziet om de afspraak bij te stellen naar aanleiding van het gebruik door de patiënt. Wanneer de voorschrijver geen reden ziet de afspraak bij te stellen kan hij er voor kiezen alleen het gebruik vast te leggen, met eventueel de opmerking dat hij de patiënt heeft verzocht zich te houden aan de eerder gemaakte afspraken.
Bij afwijkend gebruik zal een apotheker mogelijk een voorstel medicatieafspraak opstellen ten behoeve van de voorschrijver (zie paragraaf 2.3.5) en/of de patiënt aanraden de voorschrijver te informeren over het afwijkende gebruik.
De verslaglegging rondom de evaluatie van gebruik (werking en bijwerking) zal de arts in de anamnese vastleggen of gebruiken als reden om een medicatieafspraak te wijzigen of te stoppen.
2.5.5 Processtap: Sturen en/of beschikbaar stellen
De vastgelegde medicatiegegevens (MGB) kunnen naar medebehandelaars en patiënt worden verstuurd en/of aan hen beschikbaar worden gesteld.
2.5.6 Processtap: Contact opnemen met voorschrijver
De patiënt kan ook zelf contact opnemen met de voorschrijver als er een nieuwe of gewijzigde medicatieafspraak of een nieuw verstrekkingsverzoek nodig is. Het proces is analoog aan het proces Contact opnemen met voorschrijver door de apotheker (paragraaf 2.3.5).
2.5.7 Postconditie
De lijst met medicatie is door de patiënt bijgewerkt en het daadwerkelijk gebruik is toegevoegd. De patiënt heeft zo nodig de voorschrijver verzocht om een nieuwe of gewijzigde medicatieafspraak of verstrekkingsverzoek.
2.5.8 Informatiesystemen en transactiegroepen
Zowel de voorschrijver als de apotheker als andere medebehandelaars en gebruikers maken ieder gebruik van een informatiesysteem, respectievelijk een elektronisch voorschrijfsysteem (EVS), een apothekersinformatiesysteem (AIS, incl. ZAIS), een XIS en een PGO[18]. Deze informatiesystemen kennen ieder verschillende systeemrollen, die het uitwisselen van gegevens tussen deze informatiesystemen in het kader van het gebruiksproces mogelijk maken. Hoofdstuk 7 geeft een overzicht van alle informatiesystemen, systeemrollen, transacties, etc. De belangrijkste voor het proces van gebruiken zijn in onderstaand overzicht opgenomen.
2.5.9 Praktijkvoorbeelden gebruiken
De praktijkvoorbeelden voor gebruiken zijn beschreven vanuit registratie door de patiënt. De voorschrijver kan het medicatiegebruik op dezelfde wijze vastleggen maar zal de verslaglegging rondom de evaluatie van gebruik (werking en bijwerking) eerder in de anamnese vastleggen of gebruiken als reden om een medicatieafspraak te wijzigen of te stoppen.
De volgende specifieke praktijkvoorbeelden van gebruik zijn uitgewerkt:
- Zelfzorgmiddel
- Medicatie uit buitenland
- Wijziging op initiatief patiënt
- Stoppen medicatie op initiatief patiënt
- Geen voorraad meer
- Registreren van afwijkend medicatiegebruik door patiënt vanwege een bijwerking
- Gebruik registreren op basis van verstrekking
3 Domeinspecifieke invulling medicatieproces
3.1 Dienstwaarneming door huisartsenpost (HAP)
De huisartsenpost (HAP) werkt in opdracht van de vaste huisarts. De HAP kan (onder andere) medicatieafspraken starten, wijzigen en stoppen conform het proces beschreven in paragraaf 2.1. De HAP zal zo nodig ook de bijbehorende verstrekkingsverzoeken doen. Als aanvulling op dit proces kan de HAP voorschrijver gebruik maken van het dataelement VolgendeBehandelaar. Wanneer de HAP voorschrijver nieuwe medicatie voorschrijft, kan in VolgendeBehandelaar de vaste huisarts van de patiënt worden ingevuld. Wanneer de HAP voorschrijver een bestaande MA wijzigt of stopt kan VolgendeBehandelaar ingevuld worden met de voorschrijver van de gewijzigde of gestopte MA. Hiermee is het, ook na de ANW-uren, voor de rest van de keten duidelijk bij welke voorschrijver men moet zijn voor bijvoorbeeld vraagafhandeling, en dat dit niet bij de HAP-voorschrijver is.
De HAP informeert de vaste huisarts over de waarneming. De dienstwaarneming volgt daarmee in principe het generieke proces van voorschrijven. Het verschil is dat een waarnemend arts sommige stappen uitvoert in opdracht van de vaste huisarts.
3.2 GGZ
In de GGZ komen maar weinig geplande opnames voor (eigenlijk alleen bij afdelingen als eetstoornissen, klinisch herstel, e.d.). De meeste opnames betreffen opnames t.g.v. acute crisissituaties en zijn daarmee vergelijkbaar met opnames via de SEH in ziekenhuizen (zie ook paragraaf 4.1.20).
3.2.1 Huidige situatie
In de huidige situatie wordt aan de patiënt of de familie/mantelzorgers gevraagd welke medicatie zij gebruiken. In de meeste gevallen is de patiënt niet in staat om hier antwoord op te geven (dat is namelijk ook de reden voor opname). Familie/mantelzorgers (indien bekend) kunnen hier ook niet altijd antwoord op geven. De opnemend arts/psychiaters nemen contact op met huisarts of apotheek om de medicatie te achterhalen. Buiten kantooruren en in het weekend lukt dit slecht. En wanneer er gegevens binnen komen worden deze maar deels overgetypt in het informatiesysteem van de zorgverleners.
3.2.2 Proces
In de nieuwe situatie kunnen de beschikbaar gestelde medicatiegegevens worden opgevraagd. Op basis daarvan wordt gestart met medicatieverificatie en het evalueren van de medicamenteuze behandeling (zodra mogelijk) en het toedienen van medicatie (conform Hoofdstuk 2). De medicatieverstrekking wordt poliklinisch door de openbare apothekers gedaan en klinisch vaak door een gecontracteerde ziekenhuisapotheek.
Bij ontslag uit een GGZ-instelling wordt, net als in de ziekenhuizen, de medicamenteuze behandeling geëvalueerd (paragraaf 2.2.4). Daarin wordt de klinische medicatie gestopt en wordt zo nodig nieuwe medicatie voorgeschreven of eerder tijdelijk onderbroken ambulante medicatie definitief gestopt of hervat. De arts/psychiater richt zich vooral op de psychiatrische medicatie, somatische medicatie blijft meestal ongemoeid.
Het vastleggen van medicatiegebruik door de psychiatrische patiënt kan ervaren worden als ongewenste controle in plaats van dat dit het gebruik stimuleert.
De medicatiegegevens worden beschikbaar gesteld.
3.3 VVT
Het medicatieproces in een VVT-instelling (Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg) verloopt analoog aan die van de klinische situatie echter in de VVT-instelling is een specialist ouderengeneeskunde als voorschrijver verantwoordelijk voor de medicatie van de opgenomen cliënten en wordt de levering van medicatie door één of meerdere openbare apothekers gedaan, zo nodig in de vorm van GDS. In de VVT-instelling en in de thuiszorg wordt met een toedienlijst gewerkt. Voorafgaand aan de medicatietoediening wordt er controle uitgevoerd op de medicatie. Achteraf worden de daadwerkelijke medicatietoedieningen afgetekend. De communicatie betreffende de toedieningen tussen apotheker, voorschrijver en verpleegkundige wordt verderop in deze informatiestandaard beschreven.
3.4 Opname en ontslag
Een bijzondere situatie bij medicatieoverdracht ontstaat wanneer een patiënt wordt opgenomen in een instelling. Dit kan gebeuren vanuit een ambulante situatie of vanuit een eerdere instellingsopname. Omdat op het moment van opname in de instelling en bij ontslag uit de instelling veel wijzigingen in medicatie- en toedieningsafspraken kunnen plaatsvinden, wordt dit onderwerp hier apart genoemd. In handleidingen voor zorgverleners en leveranciers wordt de werking van proces en systeem in de verschillende voorkomende situaties gedetailleerd beschreven.
3.4.1 Voorafgaand aan opname
Voordat de patiënt wordt opgenomen, kan er sprake zijn van een aanpassing in de medicatie. De voorschrijver tijdens opname spreekt met de patiënt af om een aantal dagen voor opname te starten met nieuwe medicatie of te stoppen met lopende medicatie. Op het moment dat deze afspraak wordt gemaakt, is de opnamedatum vaak nog niet bekend. De voorschrijver tijdens opname maakt in zo’n geval een MA of een stop-MA, waarbij hij in Gebruiksperiode/Criterium aangeeft hoeveel dagen voor opname de patiënt met de medicatie moet starten of stoppen. Wanneer het criterium van de Gebruiksperiode bij een MA is gevuld, moet voor alle zorgverleners in de keten duidelijk zijn dat de Gebruiksperiode onzeker is.
3.4.2 Tijdens opname en bij ontslag
Wanneer een patiënt wordt opgenomen in een instelling, kunnen voor de medicatie die de patiënt in de ambulante situatie gebruikt de volgende situaties van toepassing zijn:
- Ongewijzigd doorgebruiken,
- Wijziging dosering,
- Generieke substitutie (werkzame stof blijft gelijk),
- Farmacotherapeutische substitutie (werkzame stof wijzigt, maar middel is geregistreerd voor dezelfde indicatie),
- (Tijdelijke) stop.
Hieronder volgt per situatie een toelichting op de gevolgen voor de registratie van de medicatie van de patiënt.
3.4.2.1 Ongewijzigd doorgebruiken
De patiënt blijft de medicatie uit de ambulante situatie ongewijzigd doorgebruiken tijdens opname.
De medicatieafspraak en toedieningsafspraak uit de ambulante situatie blijven doorlopen tijdens opname en na ontslag.
3.4.2.2 Wijziging dosering
De patiënt gebruikt tijdens opname hetzelfde geneesmiddel als in de ambulante situatie, echter met een andere dosering.
De medicatieafspraak uit de ambulante situatie wordt gestopt bij opname. Tijdens opname wordt een nieuwe medicatieafspraak gemaakt met de aangepaste dosering. Bij ontslag bepaalt de voorschrijver welke dosering gaat gelden na het ontslag en maakt hiervoor een nieuwe medicatieafspraak. Bij het aanmaken van deze medicatieafspraak, kan de voorschrijver tijdens opname gebruik maken van het dataelement VolgendeBehandelaar. Hiermee geeft deze voorschrijver aan wie het auteurschap van de medicatieafspraak moet overnemen na het ontslag. Ook de toedieningsafspraak uit de ambulante situatie wordt gestopt bij opname. Tijdens opname wordt er een nieuwe TA gemaakt op basis van de nieuwe medicatieafspraak. Bij ontslag wordt er, als er een nieuwe MA is aangemaakt, ook een nieuwe TA aangemaakt voor na het ontslag.
3.4.2.3 Generieke substitutie
De patiënt gebruikt tijdens opname een ander geneesmiddel dan in de ambulante situatie, echter met dezelfde werkzame stof en in dezelfde hoeveelheid en farmaceutische vorm.
De medicatieafspraak uit de ambulante situatie blijft doorlopen tijdens opname en na ontslag. De toedieningsafspraak uit de ambulante situatie wordt bij opname gestopt en na ontslag weer voortgezet. Tijdens opname wordt een nieuwe toedieningsafspraak gemaakt die bij ontslag wordt gestopt.
3.4.2.4 Farmacotherapeutische substitutie
De patiënt gebruikt tijdens opname een ander geneesmiddel dan in de ambulante situatie, dit middel is echter geregistreerd voor dezelfde indicatie (bijvoorbeeld omeprazol/pantoprazol).
De medicatieafspraak uit de ambulante situatie wordt gestopt bij opname en na ontslag weer voortgezet. Bij het aanmaken van deze medicatieafspraak bij ontslag kan de voorschrijver tijdens opname gebruik maken van het dataelement VolgendeBehandelaar. Hiermee geeft deze voorschrijver aan wie het auteurschap van de medicatieafspraak moet overnemen na het ontslag. Tijdens opname wordt een nieuwe medicatieafspraak gemaakt die bij ontslag wordt gestopt. Ook de toedieningsafspraak uit de ambulante situatie wordt gestopt bij opname en na ontslag weer hervat d.m.v. het aanmaken van een nieuwe TA met dezelfde inhoud als voor de opname. Tijdens opname wordt een nieuwe toedieningsafspraak gemaakt die bij ontslag wordt gestopt.
3.4.2.5 (Tijdelijke) stop
De patiënt stopt tijdens opname (tijdelijk) met de ambulante medicatie.
De medicatieafspraak uit de ambulante situatie wordt (tijdelijk) gestopt bij opname. Indien het gaat om een tijdelijke stop, wordt de medicatieafspraak na ontslag weer voortgezet. Bij het aanmaken van deze medicatieafspraak bij ontslag kan de voorschrijver tijdens opname gebruik maken van het dataelement VolgendeBehandelaar. Hiermee geeft deze voorschrijver aan wie het auteurschap van de medicatieafspraak moet overnemen na het ontslag. Bij een definitieve stop volgt er geen medicatieafspraak meer voor de ambulante situatie.
Ook de toedieningsafspraak uit de ambulante situatie wordt (tijdelijk) gestopt. Indien het gaat om een tijdelijke stop, wordt de toedieningsafspraak na ontslag weer hervat d.m.v. een nieuwe TA met dezelfde inhoud als voor de opname. Bij een definitieve stop volgt er geen toedieningsafspraak meer voor de ambulante situatie.
4 Beschrijving praktijkvoorbeelden
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van verschillende praktijkvoorbeelden. Er zijn concrete voorbeelden beschreven voor de verschillende deelprocessen. De voorbeelden zijn in een groot aantal gevallen ontleend aan de huisartsenpraktijk maar zijn illustratief voor vergelijkbare situaties in een andere setting. Dit hoofdstuk veronderstelt voorkennis zoals beschreven in Hoofdstuk 2. Verschillende van deze concrete praktijkvoorbeelden zijn voorzien van een visualisatie. Deze visualisatie toont de zorgverleners die betrokken zijn bij de situatie en de bouwstenen. Wijzigingen in bouwstenen of nieuwe bouwstenen worden weergegeven in de tijd.
Legenda visualisaties | ||||
---|---|---|---|---|
karakters | ||||
Voorschrijver
Te herkennen aan de stethoscoop |
Apotheker
Te herkennen aan de vijzel |
Patiënt
Te herkennen aan het hoofdverband |
Toediener
Te herkennen aan de injectiespuit |
Zorgverlener
Te herkennen aan de hoed |
Symbolen | ||||
Start van een actuele bouwsteen
De kleur geeft de soort bouwsteen aan |
Start van een gestopte bouwsteen
Gestopte bouwstenen zijn grijs |
Einddatum van een bouwsteen
De kleur geeft de soort bouwsteen aan |
Einddatum van een stop-bouwsteen
De kleur van de omlijning geeft de soort bouwsteen aan |
Een bouwsteen zonder einddatum
De kleur geeft de soort bouwsteen aan |
Een instantiatie van VV of MVE
De kleur geeft de soort bouwsteen aan |
Labwaarde | Richting van sturen | Signaal vanuit het informatiesysteem | Tekstbox voor toelichting |
4.1 Praktijkvoorbeelden Voorschrijven
4.1.1 Kortdurende medicatie
Een 35-jarige vrouwelijke patiënt met urineweginfectie in de voorgeschiedenis, brengt haar urine naar de assistente aan de balie en vertelt dezelfde klachten als de vorige keren te hebben. De assistente vraagt nog naar andere klachten zoals koorts en pijn in de flank en kijkt de urine na. Er zijn geen andere klachten en uit de urine blijkt een urineweginfectie. Zij vertelt de patiënt dat de huisarts een kuur zal voorschrijven en dat ze die later bij de apotheker op kan halen. De huisarts kijkt naar de vorige kuren en een eventuele kweek en legt een medicatieafspraak vast. Op 27 januari is afgesproken:
- Nitrofurantoïne capsule mga 100 mg, 2 maal daags 1 capsule, vanaf heden[19] gedurende 5 dagen.
Hij legt deze medicatieafspraak vast in zijn informatiesysteem. Vervolgens maakt de huisarts direct ook een verstrekkingsverzoek voor de apotheker naar keuze van de patiënt:
- Nitrofurantoïne capsule mga 100 mg; 10 stuks.
De huisarts legt ook dit verstrekkingsverzoek vast in zijn informatiesysteem.
De huisarts overlegt met de patiënt bij welke apotheker zij de medicatie wil afhalen. Het medicatievoorschrift (MA en VV) wordt naar de apotheker gestuurd en de medicatiegegevens worden beschikbaar gesteld aan medebehandelaars (alleen MA) en patiënt (MA en VV).
4.1.2 Doorlopende medicatie
Het proces bij doorlopende medicatie is hetzelfde als bij kortdurende medicatie (zie paragraaf 4.1.1). Het verschil is dat bij doorlopende medicatie de medicatieafspraak voor onbepaalde tijd wordt gemaakt.
Bijvoorbeeld: de voorschrijver spreekt met een patiënt met hypertensie af een diureticum doorlopend te gebruiken. Op 30 maart jjjj is afgesproken:
- Hydrochloorthiazide tablet 12,5 mg; eenmaal daags een tablet; vanaf heden voor onbepaalde duur.
De voorschrijver kiest bijvoorbeeld in het verstrekkingsverzoek voor initieel een te verstrekken hoeveelheid van 100 stuks.
4.1.3 Harde eindDatumTijd Gebruiksperiode
In de Gebruiksperiode van een medicatieafspraak kan een startDatumTijd, eindDatumTijd en/of tijdsDuur worden meegegeven. Wanneer er een harde eindDatumTijd gewenst is, dient dit ook expliciet in de Toelichting te worden aangegeven. Het enkel opnemen van een eindDatumTijd is niet voldoende omdat dit niet genoeg duidelijkheid geeft over de intentie van de voorschrijver.
4.1.4 Zo nodig medicatie
Een 31-jarige vrouwelijke patiënt heeft in een jaar een paar keer hoofdpijnaanvallen gehad, waarbij nu de diagnose migraine wordt gesteld. De huisarts schrijft voor:
- Rizatriptan 10 mg tabletten zo nodig 1d1t onder de tong. Eerste tablet bij eerstvolgende duidelijke migraine aanval.
De huisarts legt de medicatieafspraak vast en doet een verstrekkingsverzoek:
- 6 Tabletten rizatriptan s.l. 10 mg.
4.1.5 Kuur zo nodig startend in de toekomst
Een zestigjarige patiënt met een status na een trombosebeen heeft soms om het jaar, soms driemaal per jaar een erysipelas (ernstige infectie aan het been waarvoor als de medicatie niet snel begint opname nodig kan zijn). Op verzoek van de patiënt schrijft de huisarts een antibioticumkuur voor waar hij meteen mee kan beginnen bij een recidief erysipelas. De volgende medicatieafspraak wordt gemaakt:
- Flucloxacilline 500 mg capsules, 4d1 capsule, gedurende 10 dagen. In de medicatieafspraak wordt aangegeven (criterium): start zo nodig bij recidief.
De huisarts doet meteen een verstrekkingsverzoek:
- Flucloxacilline 500 mg capsules 40 stuks.
Om te voorkomen dat de medicatieafspraak oneindig relevant blijft voor het medicatieoverzicht, wordt door de voorschrijver zodra de Gebruiksperiode bekend is een stop-MA gemaakt met de daadwerkelijke start- of eindDatumTijd.
4.1.6 Twee doseringen van hetzelfde geneesmiddel tegelijkertijd
Een 79-jarige man met uitgezaaide prostaatkanker heeft meer pijn en zijn medicatie wordt gewijzigd. De specialist schrijft (op 9 oktober) oxycodon 10 mg tabletten voor 4d1t en zo nodig bij pijn ’s nachts 1d1t. De specialist legt dit in één medicatieafspraak met twee doseerinstructies (in dataelement Gebruiksinstructie/Doseerinstructie) vast en doet een verstrekkingsverzoek voor 60 tabletten oxycodon 10 mg.
4.1.7 Hetzelfde geneesmiddel met verschillende sterkte tegelijkertijd
Dezelfde 79-jarige patiënt (zie paragraaf 4.1.6) krijgt toch weer meer pijn. De specialist stopt op 16 oktober de oxycodon 10 mg tabletten en schrijft oxycodon 20 mg retard tabletten voor 3d2t en oxycodon 20 mg tabletten (normale afgifte) zo nodig bij pijn ’s nachts 1d1t. De specialist legt dit in twee medicatieafspraken (bij vooralsnog twee separate medicamenteuze behandelingen) vast en doet voor beide medicatieafspraken een verstrekkingsverzoek, respectievelijk 45 retardtabletten oxycodon 20 mg en 30 tabletten oxycodon 20 mg (normale afgifte).
4.1.8 Extra aanwijzingen meegeven in de MA
Bij het kiezen van een geneesmiddel kan er worden afgeweken van wat er verwacht wordt. Dit kan worden aangegeven in de dataelementen Toelichting of AanvullendeInformatie van de MA. AanvullendeInformatie bevat een lijst van bijzonderheden over de gemaakte afspraak die van belang zijn voor de medicatiebewaking en invulling door de apotheker. Toelichting wordt gebruikt voor bijzonderheden die niet gecodeerd in AanvullendeInformatie kunnen worden vastgelegd. Hieronder wordt een drietal voorbeelden gegeven van het gebruik van deze dataelementen.
Voorbeeld 1: Een ziekenhuis hanteert een ander formularium dan de openbare apotheek
Uit efficiencyoverwegingen is in het ziekenhuis bijvoorbeeld gekozen voor één maagzuurremmer: pantoprazol. Bij opname wordt een patiënt met omeprazol omgezet naar pantoprazol voor de duur van het verblijf. Bij ontslag gaat de patiënt weer terug naar omeprazol. Wanneer niet ingegrepen wordt, kan het gebeuren dat de patiënt zowel omeprazol als pantoprazol slikt.
In de MA van het ziekenhuis voor pantoprazol kan in Toelichting een opmerking in vrije tekst worden geplaatst. Daardoor is duidelijk dat pantoprazol de vervanger is van omeprazol.
Voorbeeld 2: Halve sterktes
Het ziekenhuis heeft soms de beschikking over tabletten met de halve sterkte van het normale handelspreparaat. Waar de patiënt het ziekenhuis ingaat met chlortalidon 25 mg, eenmaal daags een halve tablet, krijgt hij intramuraal 12,5 mg eenmaal daags één tablet. De verpleging hoeft dan geen tabletten te breken.
Hier bestaat het risico dat de patiënt bij thuiskomst weer de 25 mg gaat gebruiken, maar dan een hele tablet per keer. In de MA van de laatste chlortalidon 25 mg kan in AanvullendeInformatie gecodeerd worden aangegeven of dit een bewuste verhoging is geweest.
Voorbeeld 3: Specifieke HPK, medische noodzaak
Wanneer een voorgeschreven middel heel specifiek een bepaald handelsproduct (HPK) dient te zijn, dan kan de voorschrijver dit aangeven in de MA. Hiervoor wordt het dataelement AanvullendeInformatie gebruikt met de code ‘Medische noodzaak’.
4.1.9 Nieuwe medicatieafspraak, geen verstrekkingsverzoek
Eerste voorbeeld
Een 50-jarige man komt bij de huisarts met rugklachten. De klachten bestaan al 3 weken en hij gebruikt al paracetamol. De huisarts spreekt met de patiënt af aanvullend diclofenac te gebruiken:
Op 30 januari is afgesproken:
- Diclofenac tablet 50 mg, 3 maal daags 1 tablet, vanaf heden gedurende 3 weken.
Hij legt deze medicatieafspraak vast in zijn informatiesysteem. De patiënt geeft aan voldoende voorraad thuis te hebben: zijn vrouw heeft nog een ruime voorraad diclofenac over vanwege een ander probleem een jaar geleden.
Er is dus geen verstrekkingsverzoek nodig en de apotheker stelt dus ook geen medicatie ter hand.
De huisarts stelt de nieuwe MA beschikbaar aan medebehandelaars en patiënt.
Tweede voorbeeld
Dhr Simons krijgt wekelijks zijn medicatie verstrekt door de apotheek. In het verleden waren er namelijk veel verzoeken om extra medicatie, wat leidde tot duidelijke afspraken over het afgiftebeleid.
Het gaat om:
- Medicatieafspraak: Diazepam 5 mg 4 maal daags 1 tablet vanaf 1-1-jjjj tot voor onbepaalde duur
- Verstrekkingsverzoek: 28 stuks iter 10; toelichting: wekelijkse medicatieverstrekkingen
Het verstrekkingsverzoek wordt iedere 11 weken herhaald.
Het laatste verstrekkingsverzoek staat gepland op 3-6-jjjj:
- een week (28 tabletten) met iter 10x
De laatste jaren is het rustig. Hij vraagt niet meer om extra medicatie. Bij het laatste gesprek (op 31-3-jjjj) vertelde hij dat hij sinds drie weken toe kan met 3 x daags diazepam. Dit wordt in een medicatieafspraak vastgelegd:
- 1-4-jjjj Diazepam 5 mg 3x daags 1 tablet vanaf 1-4-jjjj tot voor onbepaalde duur.
De vorige medicatieafspraak wordt beëindigd per 31-3-jjjj (zie stoppen van medicatie in paragraaf 2.2.5).
In de huidige situatie belde de huisarts de apotheek om te zorgen dat er bij de volgende medicatieverstrekkingen 21 tabletten diazepam worden meegegeven i.p.v. 28. Er was toen geen nieuwe verstrekkingsverzoek nodig.
In de nieuwe situatie stuurt de huisarts de nieuwe medicatieafspraak naar de apotheek. Op basis van de nieuwe medicatieafspraak verstrekt de apotheek 21 tabletten per week. Bij de nieuwe medicatieafspraak is niet gelijktijdig een nieuw verstrekkingsverzoek nodig. Het vorige verstrekkingsverzoek volstaat nog.
4.1.10 Nieuw verstrekkingsverzoek onder bestaande medicatieafspraak
Een voorschrijver kan ook een nieuw verstrekkingsverzoek doen onder een bestaande medicatieafspraak. Deze medicatieafspraak kan gemaakt zijn door een andere voorschrijver bijvoorbeeld een psychiater of in geval van waarneming de vaste huisarts. Het betreft hier herhaalmedicatie. Het praktijkvoorbeeld over herhaalmedicatie is beschreven in paragraaf 4.2.6.
4.1.11 Wijziging in dosering (voldoende voorraad)
Patiënt (37 jaar, astma) is op 13 augustus jjjj bij de longarts voor controle van zijn astma. De longarts heeft vastgesteld dat de astma onvoldoende gereguleerd is.
De patiënt gebruikt op dit moment Beclometason volgens een eerder gemaakte en geregistreerde medicatieafspraak: op 10 juni jjjj is afgesproken
- Beclometason aerosol 100 microg/dosis inh; 2 maal daags 1 inhalatie; vanaf 10 juni jjjj voor onbepaalde duur.
De longarts spreekt op 13 augustus jjjj met de patiënt een verhoging van de dosering af:
- Beclometason aerosol 100 microg/dosis inh; 2 maal daags 2 inhalaties; van 13 augustus jjjj tot voor onbepaalde duur; reden van aanpassing: onvoldoende werking.
De voorgaande medicatieafspraak van 10 juni jjjj geldt niet meer: deze wordt beëindigd (zie wijzigen van medicatie in paragraaf 2.2.5) . De patiënt heeft nog voldoende voorraad, er is dus geen verstrekkingsverzoek nodig.
Als de patiënt geen voorraad meer zou hebben wordt er wel een nieuw verstrekkingsverzoek gemaakt.
Het informatiesysteem van de longarts maakt de nieuwe medicatieafspraak beschikbaar voor de medebehandelaars van deze patiënt. Deze wijziging komt binnen bij de apotheker (medebehandelaar). De apotheker verwerkt de wijziging. De apotheker kan er ook voor kiezen om wijzigingen automatisch te accepteren.
4.1.12 Recept niet meer nodig na eerste verstrekkingsverzoek
Een 16-jarige vrouw heeft een vriend en wil niet zwanger worden. Na uitleg kiest zij voor de pil. De huisarts schrijft ethinylestradiol/levonorgestrel tablet 20/100ug voor, 1d1t gedurende 21 dagen, vervolgens 7 dg geen pil nemen, dan weer 21 dagen wel. Start op de 1e dag van de volgende menstruatie. De huisarts legt de medicatieafspraak vast en doet een verstrekkingsverzoek voor 63 tabletten microgynon 20 tablet omhuld. Hij legt haar uit dat indien zij geen klachten heeft, zij de pil verder via de apotheek kan krijgen.
Drie maanden later doet de vrouw een voorstel tot herhaalverstrekking aan de apotheek. De apotheek verstrekt het middel en stuurt een afhandeling medicatievoorschrift naar de huisarts.
4.1.13 Stoppen medicatie
Patiënt (37 jaar, astma) is op 13 augustus jjjj bij de longarts voor controle van zijn astma. De patiënt heeft last van een bijwerking. De patiënt gebruikt op dit moment Beclometason volgens een eerder gemaakte en geregistreerde medicatieafspraak. Op 10 juni jjjj is afgesproken:
- Beclometason aerosol 100 microg/dosis inh; 2 maal daags 1 inhalatie; vanaf 10 juni 2010 voor onbepaalde duur.
De longarts spreekt op 13 augustus jjjj met de patiënt af om de medicatie te stoppen (medicamenteuze behandeling wordt gestopt). Medicatieverificatie is ook hier van toepassing. Verder kan ook medicatiebewaking hierbij relevant zijn, bijvoorbeeld wanneer maagbeschermers geslikt worden vanwege gebruik van de te stoppen medicatie (het informatiesysteem zal dit niet altijd automatisch signaleren).
De longarts legt vast:
- Beclometason aerosol 100 microg/dosis inh; stoptype 'stopgezet'; vanaf 13 augustus jjjj. Vanwege een bijwerking.
De stop-MA wordt verstuurd naar de apotheker en beschikbaar gesteld aan medebehandelaars en patiënt. De longarts besluit daarnaast om de stop-MA ook naar de huisarts te sturen.
4.1.14 Onderbreken / hervatten medicatie
De patiënt wordt behandeld met Simvastatine (cholesterolverlager): 40 mg 1D1T voor onbepaalde duur.
Vanwege een keelontsteking in combinatie met een allergie voor het eerste keuze antibioticum wordt gedurende 1 week Claritromycine 250 mg 2D1T (antibioticum) voorgeschreven. Gedurende die week wordt de simvastatine onderbroken vanwege een interactie.
De huisarts legt vast:
- Simvastatine 40 mg; tijdelijk onderbreken; gedurende 1 week; reden: interactie
- Claritromycine 250 mg; 2D1T; gedurende 1 week (en een bijbehorend verstrekkingsverzoek)
De huisarts stuurt een stop-MA met stoptype ‘onderbroken’ naar de apotheker om de simvastatine tijdelijk te onderbreken. Hij maakt en verstuurt ook een nieuwe MA om de simvastatine na een week te hervatten en een MA met VV voor de claritromycine. Zie ook Tijdelijk onderbreken en hervatten van medicatie in paragraaf 2.2.5.
4.1.15 Onderbreken voor een ingreep
Een 62-jarige man gebruikt acetylsalicylzuur 100 mg 1d1t wegens coronairlijden. Hij moet een darmpoliep laten verwijderen. De huisarts bespreekt met hem dat hij de acetylsalicylzuur drie dagen voor de ingreep moet stoppen en de dag na de ingreep moet hervatten. De huisarts legt het tijdelijk onderbreken in een stop-MA vast met als eindDatumTijd '3 dagen voor de ingreep'; Stoptype 'onderbroken'; RedenWijzigenOfStaken ‘verrichting gepland’. In de (tweede) medicatieafspraak voor het hervatten wordt als startDatumTijd '1 dag na de ingreep opgenomen'. De huisarts stuurt de MA’s naar de apotheker en de maag-darm-leverarts.
Wanneer de datum van de ingreep niet bekend of onzeker is wordt in Gebruiksperiode/Criterium aangegeven dat er 3 dagen voor de ingreep moet worden gestopt en na 1 dag wordt hervat. De duur van de onderbreking is dan 4 dagen. Zie ook Tijdelijk onderbreken en hervatten van medicatie in paragraaf 2.2.5 en Voorafgaand aan opname in paragraaf 3.4.1.
4.1.16 Papieren recept - niet meer toegestaan
Sinds 1 januari 2024 mogen papieren recepten niet meer gebruikt worden volgens de wegiz (Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg). Daarom is de inhoud van dit praktijkvoorbeeld verwijderd.
4.1.17 Uitvoeren medicatieverificatie en evaluatie bij buitenlandse of zelfzorgmedicatie
Wanneer medicatie niet in het informatiesysteem gevonden kan worden (bijvoorbeeld buitenlands medicatie en zelfzorgmedicatie) dan wordt deze medicatie vastgelegd als medicatiegebruik (zie paragraaf 2.5).
4.1.18 Dagbehandeling
Een dagopname is te vergelijken met een poliklinisch consult of een spoedopname waarbij de medicatie door de ziekenhuisapotheker wordt geleverd. Bij dagopname vindt niet altijd uitgebreide medicatieverificatie plaats. Bij dagopname wordt vastgelegd welke medicatie wordt voorgeschreven (gebeurt vaak op basis van protocollen waarbij achteraf verificatie plaatsvindt) en toegediend.
Bij bijvoorbeeld cytostatica kuren is er wel een medicatieafspraak maar is niet altijd van te voren duidelijk wanneer de medicatieverstrekking of -toediening plaatsvindt. Reden: kuren worden vaak uitgesteld en dan wordt pas later verstrekt en toegediend.
4.1.19 Starten met medicatie voor opname
Bij een cataractoperatie wordt 3 dagen voor de behandeling gestart met Nevanac. Deze worden gebruikt tot 3 weken na de operatie (een totale gebruiksduur van 24 dagen). Er wordt door de specialist een medicatieafspraak gemaakt voor Nevanac, 1 druppel ’s morgens, gedurende 24 dagen. Wanneer de datum van de operatie niet bekend of onzeker is kan in Gebruiksperiode/Criterium worden aangegeven dat er 3 dagen voor de operatie moet worden gestart. Zie ook Voorafgaand aan opname in paragraaf 3.4.1.
4.1.20 Spoedopname
Bij een spoedopname vindt vooraf geen uitgebreide medicatieverificatie plaats zoals dat bij een klinische opname wel gebeurt. Ook het afspreken van medicatie met de patiënt is vaak niet mogelijk. De patiënt krijgt zo snel mogelijk de medicatie toegediend waarbij verificatie vaak achteraf plaatsvindt.
4.1.21 Tussentijds ontslag
Wanneer een patiënt tussentijds uit het ziekenhuis/de instelling naar huis gaat, bijvoorbeeld met weekendverlof, loopt de klinische medicatie door. Om de vaste huisarts op de hoogte te houden wordt het medicatieoverzicht meegegeven met de patiënt en worden de medicatiegegevens beschikbaar gesteld.
4.1.22 Ontslag naar andere instelling
Bij ontslag naar een andere instelling wordt de medicamenteuze behandeling geëvalueerd (zie hparagraaf 2.2.4 en paragraaf 2.2.5). De medicatiegegevens worden naar medebehandelaars en patiënt gestuurd en/of aan hen beschikbaar gesteld. De nieuwe behandelend arts evalueert de medicamenteuze behandeling en bepaalt de instellingsmedicatie.
4.1.23 Niet verstrekken voor
De voorschrijvend arts doet op 14 april jjjj een verstrekkingsverzoek, maar wil in datzelfde verstrekkingsverzoek aangeven dat er pas verstrekt mag worden op of vanaf een latere datum, bijvoorbeeld 23 april jjjj. In het verstrekkingsverzoek kan dit niet gestructureerd worden vastgelegd maar wordt dit opgenomen in de Toelichting (vrije tekst).
4.1.24 Stoppen van medicatie door derden
Medicatie kan door de voorschrijver zelf gestopt worden (zie paragraaf 2.2.5.3 en het voorbeeld in paragraaf 4.1.13) maar ook door een andere voorschrijver. Bijvoorbeeld de specialist kan medicatieafspraken gemaakt door een huisarts stoppen die volgens het informatiesysteem weliswaar actueel zijn, maar - na bijvoorbeeld medicatieverificatie - dat toch niet blijken te zijn. Wanneer een zorgverlener medicatie stopt maakt hij een nieuwe stop-MA. De zorgverlener kan de MA van een ander niet aanpassen, alleen een stop-MA maken. Hij stuurt de stop-MA naar de zorgverlener die de originele MA heeft gemaakt om hem/haar hiervan op de hoogte te stellen. De zorgverlener van de originele MA verwerkt daarna indien mogelijk de stop-MA in zijn/haar eigen systeem.
4.1.25 Twee PRK's onder één medicamenteuze behandeling
Het is een apotheek, binnen bepaalde kaders, toegestaan om een andere PRK te kiezen voor de toedieningsafspraak dan is aangegeven in de medicatieafspraak gemaakt door een voorschrijver. Wanneer vervolgens alleen de toedieningsafspraak kan worden gecommuniceerd vanwege bijvoorbeeld een storing in het informatiesysteem bij de voorschrijver dan heeft een volgende voorschrijver alleen deze toedieningsafspraak met nieuwe PRK. De volgende voorschrijver gaat er dan waarschijnlijk vanuit dat deze PRK ook de PRK van de medicatieafspraak is. Een wijziging in de medicatieafspraak zal dan ook een stop-MA (zonder verwijzing naar originele MA) en een nieuwe medicatieafspraak op basis van deze PRK tot gevolg hebben. Dit betekent dat er twee medicatieafspraken met verschillende PRK's voorkomen onder dezelfde medicamenteuze behandeling. Deze twee medicatieafspraken blijven bestaan. (Het informatiesysteem van) de voorschrijver moet na uitval controleren of er wijzigingen zijn geweest en deze zo nodig doorvoeren (zie ook paragraaf 4.1.26).
4.1.26 Achteraf vastleggen medicatieafspraak
In bijvoorbeeld spoedsituaties kan het voorkomen dat de medicatieafspraak pas wordt vastgelegd na het verstrekken of toedienen van de medicatie. Dit kan leiden tot conflicterende medicatieafspraken. Op basis hiervan moeten één of meerdere medicatieafspraken gestopt worden zodat er geen parallelle medicatieafspraken voorkomen. De enige uitzondering voor parallelle medicatieafspraken is beschreven in Paragraaf 1.3.3.
4.1.27 Eenmalig gebruik
Voor medicatie die eenmalig wordt gebruikt, kan de gebruiksperiode worden ingevuld met een startDatumTijd en een tijdsDuur, een start- en eindDatumTijd, of een tijdsDuur en een eindDatumTijd. Een voorbeeld hiervan is een situatie waarin de patiënt de dag voor een operatie eenmalig diazepam moet innemen vanwege stress. De voorschrijver geeft dan de periode aan waarin dit eenmalige gebruik moet plaatsvinden.
"
4.1.28 Voorlopige en definitieve medicatieopdracht
In de kliniek schrijft de voorschrijver medicatie voor. Dit wordt vastgelegd in een voorlopige medicatieopdracht oftewel, in termen van deze informatiestandaard, de medicatieafspraak. De ziekenhuisapotheker verifieert deze opdracht en legt dit vast als definitieve medicatieopdracht oftewel, in termen van deze informatiestandaard, de toedieningsafspraak. Zie ook [3].
4.1.29 Onterecht openstaande medicatie of 'weeskinderen'
In de overgangssituatie en in een situatie waarin niet elk XIS is aangesloten kunnen er medicatieafspraken zijn bij dezelfde behandeling die door verschillende informatiesystemen zijn vastgelegd onder verschillende medicamenteuze behandelingen. Deze medicatieafspraken wil je eigenlijk samenvoegen onder één medicamenteuze behandeling. Dit probleem dient in ieder geval opgelost te worden voor medicatie met een open eindDatumTijd. Die medicatie kan namelijk onder een andere medicamenteuze behandeling zijn gestopt en daardoor open blijven staan en dus blijvend opgeleverd worden. Het betreft hier een ‘weeskind’ (dat wil zeggen: een bouwsteen die is vastgelegd, maar waarbij de zorgverlener op een gegeven moment geen actieve rol meer heeft en zijn informatiesysteem de bouwsteen dus blijft opleveren ook als deze elders al gestopt is). Voor medicatie met eindDatumTijd, sterft dit probleem vanzelf uit en wordt geen koppelingsactie ondernomen.
Wanneer bij medicatieverificatie of -beoordeling wordt geconstateerd dat medicatie onterecht nog open staat wordt er een stop-MA gemaakt onder dezelfde medicamenteuze behandeling. Deze stop-MA wordt naar de originele voorschrijver gestuurd. Die verwerkt de stop-MA in zijn eigen informatiesysteem. Zie ook paragraaf 4.1.24 en paragraaf 4.1.37.
4.1.30 Ontbreken digitale medicatieafspraak bij opname
Wanneer bij medicatieverificatie geen digitale medicatieafspraak beschikbaar is wordt een nieuwe medicamenteuze behandeling gestart met het vastleggen van medicatiegebruik. Wanneer dit gebruik gestopt moet worden, wordt vervolgens een stop-MA gemaakt onder deze zelfde medicamenteuze behandeling die verwijst naar het vastgelegde medicatiegebruik.
De stop-MA wordt zo mogelijk verstuurd naar de oorspronkelijke voorschrijver en de apotheek van de patiënt.
4.1.31 Eigen artikelen (90 miljoen nummers)
Het is mogelijk om een 90 miljoen nummer uit te wisselen. Voorwaarde is dat binnen een organisatie een eenmaal aangemaakt 90 miljoen nummer nooit aangepast mag worden. Bij de uitwisseling zorgt de root-oid (unieke technische identificatie van de organisatie) in combinatie met het 90 miljoen nummer ervoor dat deze uniek is ten opzichte van alle 90 miljoen nummers vanuit andere organisaties.
De stoffen waaruit dit artikel bestaat worden als ingrediënten in de medicatieafspraak meegegeven (in dataelement AfgesprokenGeneesmiddel). Er moet minimaal één ingrediënt worden vastgelegd, zoals bij magistralen.
4.1.32 Vrije tekst voorschriften
Het is, bij hoge uitzondering, mogelijk om voor te schrijven zonder een code uit de G-Standaard. Dit is wat we verstaan onder "vrije tekst voorschrijven". Dit is alleen toegestaan wanneer er geen geschikte code beschikbaar is in de G-Standaard, bijvoorbeeld bij onderzoeksmedicatie. Het voorschrijven in vrije tekst is daarmee nadrukkelijk de uitzondering o.a. omdat er geen medicatiebewaking kan worden uitgevoerd zonder een G-standaard code.
4.1.33 Dosering met minimum interval
Medicatie kan voorgeschreven worden met een vast interval (bijvoorbeeld: elke 6 uur 2 tabletten). Het voorschrijven van medicatie met een minimum interval dient gedeeltelijk in vrije tekst te gebeuren.
Bijvoorbeeld zo nodig maximaal 3x per dag, minimaal 6 uur tussen de innamemomenten:
Hierbij wordt zo nodig en maximaal 3x per dag op de standaard manier in de Gebruiksinstructie vastgelegd. De instructie minimaal 6 uur tussen de innamemomenten wordt in vrije tekst in AanvullendeInstructie vastgelegd.
4.1.34 Verstrekkingsverzoek met aantal herhalingen
De voorschrijver maakt een verstrekkingsverzoek bij een medicatieafspraak waarin zij het dataelement AantalHerhalingen invult. Hiermee geeft de voorschrijver bij de verstrekker aan dat deze additionele verstrekkingen mag doen.
Het aantal herhalingen in combinatie met de te verstrekken hoeveelheid resulteert in: (AantalHerhalingen + 1) x TeVerstrekkenHoeveelheid. In geval van "AantalHerhalingen = 3" en "TeVerstrekkenHoeveelheid = 30 stuks", mag de verstrekker 4 maal 30 stuks verstrekken (in totaal 120 stuks).
Het aantal herhalingen in combinatie met de tijdsDuur van de Verbruiksperiode resulteert in: (Aantal herhalingen + 1) x Verbruiksperiode/tijdsDuur.
De te verstrekken hoeveelheid is hierbij afhankelijk van de dosering.
In geval van "Dosering = 3x per dag 2 stuks", "AantalHerhalingen = 3" en "Verbruiksperiode/tijdsDuur = 30 dagen", mag de verstrekker 4 maal (6 stuks per dag x 30 dagen = 180 stuks) = in totaal 720 stuks verstrekken.
4.1.35 Voorschrijven van niet geneesmiddelen (verbandmiddelen, krukken of andere hulpmiddelen)
Niet-geneesmiddelen kunnen vanuit de G-standaard voorgeschreven worden op HPK-niveau. Dit kan bijvoorbeeld een inhalator (Aerochamber, HPK 1915185) als hulpmiddel voor voorgeschreven aerosolen zijn. Niet-geneesmiddelen zijn niet van toepassing voor het medicatieoverzicht of medicatiebewaking.
4.1.36 Nierfunctiewaarde sturen met het voorschrift
A) Nierfunctiewaarde met een nieuw voorschrift:
Ter preventie van een beroerte krijgt een patiënt (man, 65 jaar) voor het eerst Dabigatran voorgeschreven.
De patiënt heeft een verminderde nierfunctie en de voorschrijver heeft een recente nierfunctiewaarde beschikbaar.
Op basis van deze nierfunctiewaarde wijkt de voorschrijver af van de standaarddosering en maakt een medicatieafspraak aan met een lagere dosering van Dabigatran 2x daags 1 capsule van 110 mg vanaf 15 januari jjjj.
De voorschrijver maakt ook een verstrekkingsverzoek en stuurt het voorschrift (medicatieafspraak, verstrekkingsverzoek) met de laboratoriumuitslag nierfunctiewaarde aan de apotheker.
B) Nierfunctiewaarde reden voor een wijziging:
Een man van 70 jaar heeft enkele dagen geleden 3x daags 1 tablet metformine 500 mg voorgeschreven gekregen (medicatieafspraak met verstrekkingsverzoek). De arts heeft tegelijkertijd een bloedonderzoek in gang gezet om de nierfunctiewaarde te bepalen van de patiënt. De waarde was nog niet bekend op het moment van voorschrijven.
Uit het onderzoek blijkt dat de nierfunctie verminderd is en reden geeft tot aanpassing van de medicatieafspraak.
De voorschrijver past de dosering op 17 januari jjjj aan naar 2x daags 1 tablet metformine 500 mg en bespreekt dit met de patiënt.
Het nieuwe voorschrift (de 'technische' stop-medicatieafspraak, nieuwe medicatieafspraak) wordt met de laboratoriumuitslag nierfunctiewaarde door de voorschrijver aan de apotheek gestuurd.
Omdat de patiënt de medicatie al had opgehaald en daardoor voldoende voorraad heeft, wordt er geen nieuw verstrekkingsverzoek meegestuurd.
C) Nierfunctiewaarde van toepassing vanwege geneesmiddel:
Patiënte krijgt vanwege een blaasontsteking Nitrofurantoine 100 mg, 2x daags 1 capsule voorgeschreven als kuur van 5 dagen en moet meteen starten op 6 januari jjjj. Bij dit geneesmiddel moet de nierfunctie waarde (indien bekend en niet ouder dan 13 maanden) meegestuurd worden. De voorschrijver heeft voor deze patiënte een nierfunctie waarde beschikbaar, welke echter geen aanleiding geeft tot een aangepaste dosering.
De voorschrijver stuurt het voorschrift (medicatieafspraak, verstrekkingsverzoek) met de laboratoriumuitslag nierfunctiewaardenaar de apotheker.
4.1.37 Annuleren eerder verstuurd voorschrift
Patiënt komt 's ochtends bij huisarts in verband met maagklachten. De huisarts schrijft pantoprazol voor en stuurt het voorschrift (MA + VV1) naar de voorkeursapotheek zoals bij de huisarts bekend is. Patiënt belt ’s middags op dat hij de medicatie nog niet heeft opgehaald en dat hij dit graag bij een andere apotheek wil doen i.v.m. een recente verhuizing, maar dat hij dit ’s ochtends is vergeten aan te geven. De huisarts stuurt de apotheek waar het eerdere voorschrift naartoe is gestuurd opnieuw het voorschrift, maar waarbij het VV de GeannuleerdIndicator bevat (MA + VV1 ”geannuleerd”), zodat de apotheker weet dat hij op dit voorschrift niet moet verstrekken.
Daarna stuurt de voorschrijver een nieuw voorschrift (MA + VV2) naar de nieuwe apotheek van de patiënt. De patiënt kan de medicatie daar ophalen.
In medicatiebouwstenen ziet dit er als volgt uit:
De transacties zien er zo uit:
4.1.38 Wijzigen van andermans medicatieafspraak
Een patiënt slikt een keer per dag 40 mg Lisinopril in verband met hypertensie. Deze medicatieafspraak is eerder door de huisarts met de patiënt gemaakt. De patiënt komt binnen op de spoedeisende hulp in verband met een val door duizeligheid. De specialist constateert hypotensie en besluit om de dosering van de Lisinopril te verlagen naar een keer per dag 20 mg. Hierop stopt de specialist de huidige MA, en start de nieuwe MA met een lagere dosering. Hiermee wijzigt hij de medicatieafspraak met de patiënt. De specialist stuurt een stop-MA en de nieuwe MA naar de oorspronkelijke voorschrijver.
De zorgverlener van de originele medicatieafspraak verwerkt de stop-MA in zijn of haar eigen informatiesysteem.
4.1.39 Opstarten van een wisselend doseerschema
De voorschrijver schrijft bij een patiënt antistollingsmedicatie voor en geeft in de MA aan dat de medicatie gebruikt wordt volgens het schema van de trombosedienst. De voorschrijver stuurt een VV naar de apotheker en de patiënt wordt aangemeld bij de trombosedienst. Om de periode tot de trombosezorg betrokken is te overbruggen, maakt de voorschrijver een wisselend doseerschema aan voor de eerste periode. Na de aanmelding stelt de trombosedienst een doseerschema op dat het schema van de voorschrijver overschrijft of opvolgt. Vanaf dit moment neemt de trombosedienst de doseerschema’s over van de oorspronkelijke voorschrijver. Aangezien het WDS een aparte medicatiebouwsteen is, blijft het medicatieoverzicht ongewijzigd (de MA wordt gespecificeerd, niet gewijzigd door de WDS). Het WDS wordt gebruikt om de toedienlijst samen te stellen, samen met de medicatiegegevens in de MA, TA en MTD.
4.1.40 Tussentijds wijzigen wisselend doseerschema
Het kan nodig zijn om het doseerschema uit een WDS te herzien voor de eindDatumTijd uit het schema. Bijvoorbeeld wanneer de patiënt onverwacht een kleine ingreep moet ondergaan. In dit geval stopt de voorschrijver het lopende WDS met een technische stop (niet zichtbaar voor de gebruiker) en maakt de voorschrijver een nieuw WDS aan met enkele 0-doseringen de dagen voorafgaand aan de ingreep. De MA loopt in de tussentijd gewoon door.
4.1.41 Stoppen medicatie met een wisselend doseerschema
Wanneer de patiënt (tijdelijk) helemaal moet stoppen met het gebruik van antistollingsmedicatie, wordt dit vastgelegd op het niveau van de MA. De trombosearts maakt dan een stop-MA aan. Daarmee wordt ook het onderliggende WDS en de bijbehorende TA gestopt. De originele voorschrijver verwerkt de eindDatumTijd ook in zijn MA zoals beschreven in 4.1.29 onterecht openstaande medicatie of weeskinderen. Als de antistollingsmedicatie na een aantal maanden weer opgestart moet worden, doet de oorspronkelijke voorschrijver van de antistollingsmedicatie dit door het proces van het opstarten van een WDS te volgen. Dus door een nieuwe MA te maken en een eerste WDS (zie praktijkvoorbeeld Opstarten van een wisselend doseerschema).
4.1.42 Samenvoegen bouwstenen onder een MBH
Een patiënt heeft bij diens huisarts een medicatieafspraak lopen. De patiënt heeft echter geen toestemming gegeven voor het beschikbaar stellen van diens medicatiegegevens. Wanneer de thuiszorgarts van de patiënt diens medicatiegebruik wil vastleggen, kan de thuiszorgarts de medicatiegebruik bouwsteen dus niet onder dezelfde medicamenteuze behandeling registreren als de medicatieafspraak. Wanneer de patiënt later toch kiest om toestemming te geven voor het uitwisselen en beschikbaar stellen van diens gegevens, komen er meerdere bouwstenen onder verschillende medicamenteuze behandelingen beschikbaar die eigenlijk bij dezelfde medicamenteuze behandeling horen. Het samenvoegen van de bouwstenen gaat volgens de afspraken in het implementatiehandboek migratie en hybride.
4.1.43 Wijzigen van andermans medicatieafspraak door niet-voorschrijver met gedelegeerde verantwoordelijkheid
De medisch specialist schrijft één keer per dag 300 mg Niraparib voor ter behandeling van kanker. 24 uur voor de geplande eerste gift beoordeelt de ziekenhuisapotheker de labwaardes en besluit dat de dosering aangepast moet worden naar één keer per dag 200 mg. In het ziekenhuis is afgesproken dat de apotheker gedelegeerde voorschrijfbevoegdheid heeft (zie paragraaf 2.2). De apotheker wijzigt de medicatieafspraak van de medisch specialist. De medisch specialist blijft auteur van de medicatieafspraak, omdat de apotheker in diens opdracht handelt.
4.2 Praktijkvoorbeelden Ter hand stellen
4.2.1 Nieuwe medicatieafspraak, medicatieverstrekking zelfde product
De patiënt is op 27 januari jjjj bij de apotheker om medicatie af te halen. De apotheker opent het dossier van de patiënt en verifieert het medicatiedossier. Het betreft een nieuwe medicatieafspraak voor deze patiënt. De relevante informatie van de voorschrijvende arts is weergegeven op het scherm van de apotheker:
Medicatieafspraak: Nitrofurantoïne capsule mga 100 mg, 2 maal daags 1 capsule, vanaf heden gedurende 5 dagen.
Verstrekkingsverzoek: Nitrofurantoïne capsule mga 100 mg; 10 stuks.
De apotheker kiest een product op basis van de medicatieafspraak en andere factoren (zoals bijvoorbeeld de voorraad van de apotheker, preferentiebeleid zorgverzekeraar):
FURABID CAPSULE MGA 100 MG
De apotheker voert medicatiebewaking uit met behulp van het informatiesysteem, er zijn geen signalen.
De apotheker voert farmaceutische zorg (therapietrouw, voorlichting, etcetera) uit en spreekt met de patiënt af hoe zij de medicatie zal gebruiken. Deze toedieningsafspraak op 27 januari jjjj luidt:
FURABID CAPSULE MGA 100 MG; 2 maal daags 1 capsule; vanaf heden gedurende 5 dagen.
De apotheker verstrekt de medicatie aan de patiënt:
op 27 januari jjjj, FURABID CAPSULE MGA 100 MG; 10 stuks.
De TA en MVE worden naar de voorschrijver gestuurd en beschikbaar gesteld aan medebehandelaars en patiënt.
4.2.2 Nieuwe medicatieafspraak, nadere specificering product
Het verschil bij het specificeren van het product is dat de afspraak over toediening en ook de medicatieverstrekking afwijkt van de afspraak die de patiënt met de voorschrijvende arts heeft gemaakt. Verder is het proces hetzelfde als beschreven in de voorgaande paragraaf.
Voorbeeld
Medicatieafspraak: Nitrofurantoïne capsule mga 100 mg, 2 maal daags 1 capsule, vanaf heden gedurende 5 dagen.
De apotheker specificeert een ander product:
- Nitrofurantoïne MC Actavis capsule 50 mg.
De apotheker spreekt met de patiënt af hoe zij de medicatie zal gebruiken. Deze toedieningsafspraak op 27 januari jjjj luidt:
- Nitrofurantoïne MC Actavis capsule 50 mg; 4 maal daags 1 capsule; vanaf heden gedurende 5 dagen.
De apotheker verstrekt de medicatie aan de patiënt:
- op 27 januari jjjj, Nitrofurantoïne MC Actavis capsule 50 mg; 20 stuks.
4.2.3 Bestaande toedieningsafspraak voldoet
Het proces van het doen van een nieuwe medicatieverstrekking op basis van een bestaande medicatieafspraak, evt. bestaand verstrekkingsverzoek én toedieningsafspraak komt voor bij herhalen en is beschreven in paragraaf 4.2.10, situatie 2.
4.2.4 Voorstel medicatieafspraak aan voorschrijver
Voorbeeld 1 - dosering aanpassen:
De apotheker voert bij een patiënt van 70 jaar met creatinineklaring 45 ml/min een toedieningsafspraak in voor gabapentine tablet 600 mg 3x per dag 1 tablet. In de apotheek is de nierfunctie vastgelegd in het patiëntendossier, en op basis daarvan verschijnt er een signaal dat de maximale dosering 900 mg per dag is. De apotheker stuurt een voorstel medicatieafspraak met een aangepaste dosering van 300 mg 3x per dag en de reden voor dit voorstel (maximale dosering overschreden) naar de voorschrijver. De voorschrijver ontvangt het voorstel medicatieafspraak in zijn EVS. Hierop verstuurt de voorschrijver een aangepaste medicatieafspraak en optioneel een antwoord voorstel medicatieafspraak terug naar de apotheker.
Voorbeeld 2 – geneesmiddel tijdelijk stoppen:
De apotheker voert bij een patiënt van 50 jaar met een kuur fluconazol oraal in de actuele medicatie, een toedieningsafspraak in voor simvastatine. Er verschijnt een melding met het advies om te overwegen simvastatine tijdelijk te stoppen. De apotheker kan een voorstel medicatieafspraak voor het stoppen van simvastatine maken (stoptype 'onderbroken'). Voor verdere stappen zie voorbeeld 1.
Voorbeeld 3 – geneesmiddel toevoegen:
De apotheker voert bij een vrouw van 55 jaar een toedieningsafspraak in voor prednison 10 mg per dag gedurende 13 weken. De patiënt gebruikt geen osteoporoseprofylaxe. Er verschijnt een melding met het advies om een bisfosfonaat toe te voegen en na te gaan of de patiënt calcium en vitamine D gebruikt. Wanneer de patiënt deze middelen niet gebruikt kan de apotheker een voorstel medicatieafspraak voor deze middelen maken. Voor verdere stappen zie voorbeeld 1.
LET OP: het zal van de situatie afhangen of het zinvol is geautomatiseerd een voorstel voor aanpassing/toevoeging van een MA te doen. Als het advies complex is, kan het nog steeds zinvol zijn om te bellen en te overleggen, i.p.v. een digitaal voorstel te sturen.
De voorstel medicatieafspraak kan de voorschrijver helpen deze wijziging in de registratie door te voeren. Dit laatste is van belang wanneer medicatieafspraken worden geraadpleegd zoals in de dienstwaarneming huisartsen.
4.2.5 Aanschrijven en verstrekken
Het is mogelijk om meerdere verstrekkingen onder dezelfde TA aan te maken:
- Er komt een verstrekkingsverzoek binnen met een medicatieafspraak met een Gebruiksperiode van een jaar.
- Er vindt een eerste verstrekking plaats met een nieuwe TA en een medicatieverstrekking die voldoende is voor bijvoorbeeld een periode van 4 maanden.
- De tweede verstrekking wordt op basis van de bestaande medicatieafspraak, verstrekkingsverzoek en toedieningsafspraak uitgevoerd (er is geen nieuw voorschrift of een nieuwe toedieningsafspraak nodig). De nieuwe tweede medicatieverstrekking (met nieuwe AanschrijfDatum en de reeds bestaande bijbehorende toedieningsafspraak) wordt verstuurd naar de voorschrijver wanneer de MedicatieVerstrekkingsDatumTijd geregistreerd is. Zie paragraaf 8.3.
4.2.6 Patiënt vraagt herhaalrecept via arts (reactief herhalen)
Een arts heeft eerder hypertensie geconstateerd bij een patiënt (57 jaar) en heeft de patiënt hiervoor medicatie voorgeschreven. De patiënt gebruikt deze medicatie en de medicatie raakt op. De patiënt doet een verzoek om de medicatie te herhalen via bijvoorbeeld de herhaallijn, telefonisch, per e-mail aan de praktijk, balie/doosjes, website, app of portaal van de arts. De arts geeft toestemming voor herhaling. Dit leidt tot een nieuw verstrekkingsverzoek.
Bijvoorbeeld:
- De huisarts doet, in het kader van de medicatieafspraak van 30 maart jjjj:
- Nifedipine mga 30 mg; 1 maal daags 1 tablet vanaf 30 maart jjjj tot voor onbepaalde duur
- op 13 april jjjj een verstrekkingsverzoek aan een apotheker naar keuze van de patiënt:
- Nifedipine tablet mga 30 mg; ‘voor drie maanden’.
De voorschrijver stuurt het verstrekkingsverzoek met bijbehorende medicatieafspraak naar de apotheek van de patiënt. Daarnaast stelt de voorschrijver het nieuwe verstrekkingsverzoek beschikbaar aan de patiënt. De bestaande medicatieafspraken waren reeds eerder beschikbaar gesteld.
De apotheker ontvangt het verstrekkingsverzoek tezamen met de medicatieafspraak en handelt het af conform het proces van ter hand stellen en start met de processtap farmaceutische zorg.
Wanneer de patiënt op basis van een toedieningsafspraak of op basis van zijn gebruik om een herhaalrecept vraagt, waarbij de medicatieafspraak niet digitaal beschikbaar is, maakt de arts een nieuwe medicatieafspraak die gebaseerd is op deze toedieningsafspraak of gebruik van de patiënt. Er wordt dan geen RelatieMedicatieafspraak geregistreerd.
4.2.7 Patiënt vraagt herhaalrecept via apotheker (Informeren voorschrijver)
De patiënt vraagt herhaling van medicatie aan bij apotheker, bijvoorbeeld via herhaallijn, telefonisch, e-mail, balie/doosjes, website, app of portaal van de apotheker.
De apotheker stuurt een voorstel verstrekkingsverzoek ter autorisatie aan de voorschrijver. De arts beoordeelt het voorstel verstrekkingsverzoek en accordeert deze. Hij stuurt een nieuwe VV met bijbehorende MA, en eventueel een AVVV naar de apotheker. De apotheker vervolgt het proces van ter hand stellen en start met de processtap farmaceutische zorg.
Als de voorschrijver geen VV afgeeft laat hij dit aan de apotheker weten via het sturen van een AVVV.
4.2.8 Proactief herhaalrecept door apotheker
De patiënt heeft zich in het verleden aangemeld voor proactief herhalen en de apotheker heeft dit geregistreerd in het eigen apotheek informatiesysteem (AIS). De herhaalmodule van dit informatiesysteem zal een signaal genereren wanneer een patiënt nieuwe medicatie nodig heeft. Als er een nieuw verstrekkingsverzoek nodig is komt dit overeen met het proces beschreven in de vorige paragraaf, alleen de trigger is niet de patiënt maar de apotheker (of zijn informatiesysteem) zelf. Proactief herhalen wordt ook gebruikt voor GDS, zie paragraaf 4.2.11.
4.2.9 Verstrekken op basis van bestaand verstrekkingsverzoek
De patiënt levert een herhaalrecept in bij de apotheker. Het betreft in dit geval een verzoek tot medicatieverstrekking op basis van een bestaand, nog geldig, verstrekkingsverzoek. Zie hiervoor paragraaf 4.2.10 situatie (3).
4.2.10 Knippen van recept
Een patiënt gebruikt al jaren dezelfde medicatie. De medicatieafspraak kan voor onbepaalde duur worden gemaakt. Ook de toedieningsafspraak volstaat voor onbepaalde duur. De patiënt komt dan in aanmerking voor een jaarrecept. Wanneer de patiënt een jaarrecept krijgt dan moet er geknipt worden door de apotheker. De geknipte recepten zijn feitelijk geen 'herhaalrecept' maar we noemen het in de wandelgangen wel zo.
Er zijn drie situaties:
1) Patiënt komt terug bij behandelend arts en de klachten zijn nog niet over. De voorschrijver schrijft hetzelfde voor (bij een verlopen medicatieafspraak wordt een nieuwe medicatieafspraak met nieuw verstrekkingsverzoek gemaakt en bij een nog lopende medicatieafspraak wordt alleen een nieuw verstrekkingsverzoek gemaakt).
2) Voorschrijver en patiënt spreken initieel af: 90 stuks met 3x herhalen. De patiënt krijgt initieel 90 stuks verstrekt. De volgende keer dat de patiënt bij de apotheker komt wordt er een medicatieverstrekking gedaan onder de bestaande afspraken.
3) Voorschrijver en patiënt spreken initieel af: 360 stuks gedurende een jaar. De apotheker knipt dit in 4 deelverstrekkingen. De patiënt krijgt dan initieel 90 stuks verstrekt en kan zonder nieuw verstrekkingsverzoek daarna nog 3x bij de apotheker een medicatieverstrekking afhalen van 90 stuks.
Deze laatste situatie beschrijft feitelijk de situatie van het knippen van een jaarrecept door de apotheker.
4.2.11 Het opstarten en continueren van GDS
Het voorbeeld hierna toont het proces rondom één geneesmiddel dat door de patiënt voor onbepaalde duur wordt gebruikt. In het informatiesysteem van de voorschrijver en de apotheker staan (onder andere) de volgende gegevens over een patiënt:
- De medicatieafspraak op 2 januari jjjj luidt: Metoprolol tablet mga 100 mg (succinaat); een maal daags een tablet; van 2 januari jjjj voor onbepaalde duur.
- De toedieningsafspraak op 2 januari jjjj luidt: Metoprolol PCH retard 100 tablet mga 95 mg; een maal daags een tablet; van 2 januari jjjj voor onbepaalde duur.
Deze bejaarde patiënt heeft zoveel medicatie dat hij geen overzicht meer heeft: een potentieel gevaar. Op 6 februari spreken de apotheker en de voorschrijver af dat de medicatieverstrekking van geneesmiddelen aan deze patiënt gebeurt via GDS.
De GDS wordt opgestart: de apotheker stuurt een voorstel verstrekkingsverzoek (qua gebeurtenis vergelijkbaar met het huidige verzamelrecept of autorisatieformulier).
Het voorstel verstrekkingsverzoek van 6 februari luidt:
- Verstrekkingsverzoek ten behoeve van de medicatieafspraak van 2 januari jjjj: Metoprolol tablet mga 100 mg (succinaat), en een Verbruiksperiode voor voldoende voorraad tot en met 1 mei jjjj.
De apotheker stuurt het voorstel naar de voorschrijver. De voorschrijver fiatteert het voorstel op 6 februari en stuurt het als verstrekkingsverzoek ongewijzigd naar de apotheker. In zowel het informatiesysteem van de voorschrijver als de apotheker wordt bij de patiënt het kenmerk GDS aangezet.
De apotheker kiest met de patiënt een deeltijd voor het middel. Deze toedieningsafspraak luidt als volgt:
- Op 7 februari is afgesproken: Metoprolol PCH retard 100 tabl mga 95 mg; 1 tablet ‘s morgens; vanaf 11 februari (week 6) voor onbepaalde duur.
De apotheker verstrekt iedere tweede week een baxterrol medicatie met (onder andere) de Metoprolol:
- Verstrekking 1: De apotheker verstrekt op vrijdag 8 februari jjjj: 14 tabletten; gepland voor week 6 en 7 (een verbruiksduur van 2 weken).
- Verstrekking 2: De apotheker verstrekt op vrijdag 22 februari: 14 tabletten; gepland voor week 8 en 9.
- Verstrekking 3, 4, 5, enzovoorts...
Bij elke medicatieverstrekking wordt aangegeven dat deze via GDS geleverd is (in dataelement Distributievorm).
Na drie maanden volgt opnieuw een voorstel verstrekkingsverzoek van de apotheek aan de voorschrijver, enzovoorts.
Beschouwing
- Het toepassen van een voorstel verstrekkingsverzoek in plaats van een autorisatieformulier maakt de betekenis ervan eenduidig.
- Doordat in de huidige situatie toedieningsafspraken en medicatieverstrekkingen als één aflevering wordt geregistreerd, is het moeilijk om in de grote hoeveelheid berichten zinvolle informatie te vinden. Het scheiden van het afleverbericht in twee bouwstenen maakt het overzicht eenvoudiger te overzien: er zijn géén nieuwe medicatieafspraken en er is één nieuwe toedieningsafspraak gemaakt. De resterende logistieke gegevens bevatten geen verrassingen. De medicatieverstrekkingen hoeven in dit scenario niet onder de aandacht van de huisarts te komen.
- Deze wijze van registreren en uitwisselen voorkomt dubbele registratie, en fouten ten gevolge daarvan.
- De toedieningsafspraken vormen de basis voor toedienlijst en aftekenlijsten van verpleeg- en verzorgingshuizen. Het aftekenen ervan komt overeen met de toediening(en).
4.2.12 De apotheker wijzigt van handelsproduct
Dit scenario bouwt voort op het vorige scenario: na een half jaar wordt een ander handelsproduct afgesproken met de patiënt (toedieningsafspraak), omdat het andere product niet leverbaar is. Er wordt geen nieuwe medicatieafspraak gemaakt, op dat niveau vindt geen wijziging plaats. De toedieningsafspraak wordt gewijzigd:
- Op 1 juli is afgesproken: Metoprolol Sandoz ret 100 tabl mga 95 mg; 1 tablet ‘s morgens; vanaf 3 juli voor onbepaalde duur. Reden (in dataelement ToedieningsafspraakRedenWijzigenOfStaken): 'geneesmiddel niet voorradig'.
De toedieningsafspraak is een wijziging van de toedieningsafspraak van 7 februari (welke stopt op 2 juli (23.59u)) en is een concrete invulling van de medicatieafspraak van 2 januari. De apotheker stuurt de nieuwe toedieningsafspraak en eventuele medicatieverstrekking naar de huisarts.
Beschouwing
Deze wijziging in de concrete invulling van de medicatieafspraak door middel van een toedieningsafspraak verandert niets aan de geldigheid van de medicatieafspraak. Dit komt het overzicht ten goede. Aanvullend kan, doordat de apotheker de ToedieningsafspraakRedenWijzigenOfStaken vastlegt en uitwisselt, de voorschrijver beter inschatten of de informatie relevant is.
4.2.13 Medicatie toevoegen aan GDS
Wanneer nieuwe medicatie wordt toegevoegd aan bestaande GDS kan de voorschrijver in de medicatieafspraak in dataelement AanvullendeInformatie kiezen voor directe toevoeging aan de rol (Wijziging in GDS per direct) of met ingang van de volgende rol (Wijziging in GDS per rolwissel).
Wanneer gekozen wordt voor ‘Wijziging in GDS per direct’ zal de apotheker de medicatie eerst los, naast de bestaande GDS leveren. Dit betekent dat er een toedieningsafspraak door de apotheker wordt gemaakt voor de overbruggingsperiode. Met ingang van de nieuwe rol wordt de nieuwe medicatie toegevoegd aan de rol. Met ingang van de startDatumTijd van de nieuwe rol kan er een toedieningsafspraak worden gemaakt door de apotheker met specifieke toedientijden. Wanneer de 'overbruggings-toedieningsafspraak' al de juiste toedientijden bevat wordt er geen nieuwe toedieningsafspraak gemaakt bij opname in de rol.
Wanneer gekozen wordt voor 'Wijziging in GDS per rolwissel' zal de apotheker de medicatie opnemen in de eerstvolgende rol die wordt uitgegeven aan de patiënt. Er hoeft geen toedieningsafspraak gemaakt te worden voor de overbruggingsperiode.
4.2.14 Medicatie in GDS stoppen
Wanneer medicatie wordt gestopt wordt er een stop-MA gemaakt door de voorschrijver. De stop-MA wordt naar de apotheker gestuurd waarna deze de levering hierop kan aanpassen. De apotheker zal een stop-TA maken. Zie hiervoor paragraaf 2.2.5.3 en 2.3.6.3.
4.2.15 GDS leverancier levert ander handelsproduct
Het kan zijn dat een GDS leverancier een ander handelsproduct levert dan door de apotheek in de TA is opgenomen.
Hier is dus sprake van een wijziging in de HPK welke zorgt voor een gewijzigde TA.
Eventueel is dit pas achteraf, na terugkoppeling van de GDS leverancier van de definitieve invulling.
4.2.16 Parallelle toedieningsafspraken bij GDS- en niet-GDS-verstrekking
Een patiënt slikt twee tot drie keer per dag 20 mg pantoprazol in verband met maagklachten. De eerste twee tabletten zijn vaste dosering en worden geleverd in GDS. De derde tablet neemt hij zo nodig en is los verpakt. Op een bepaald moment is de pantoprazol 20 mg van Sandoz niet leverbaar voor losse verstrekkingen. Daarop besluit de apotheker om Apotex te verstrekken. Hiervoor stopt hij de bestaande TA en splitst deze (onder de bestaande MA) op in twee TA’s, beide met dezelfde startDatumTijd. De eerste TA heeft betrekking op de vaste dosering in GDS, de tweede gaat over de zo nodig tablet.
NB. Er is op dit moment nog geen relatie tussen de verstrekking en een specifieke TA. Daarom is nu niet te zien bij welke TA een verstrekking hoort zonder de inhoud te checken. Er wordt gekeken of dit in de toekomst anders moet.
4.2.17 Parallelle toedieningsafspraken waarvan een gewijzigd wordt
Een patiënt komt met maagklachten bij de huisarts, waarop de huisarts pantoprazol voorschrijft.
Pantoprazol tablet 20 mg; 2-3x daags
De vaste dosering van 2 tabletten gaat in GDS en wordt door de GDS-leverancier geleverd van het merk Sandoz. De derde tablet is ‘zo nodig’ en wordt daarom door de vaste apotheek van de patiënt los verstrekt van het merk Apotex. Dit resulteert in twee parallelle TA’s. Op een bepaald moment kan de GDS-leverancier geen pantoprazol meer leveren. De apotheek heeft wel voorraad Apotex en past de GDS TA voor de vaste dosering aan naar een losse verstrekking 2x per dag 1 tablet 20 mg pantoprazol Apotex. Het stoppen van de GDS-TA heeft geen invloed op de zo-nodig-TA. Hiermee ontstaan er twee parallelle TA’s die beiden los verstrekt worden van hetzelfde merk. Echter de ene bevat de vaste dosering en de andere de ‘zo nodig’-dosering. Op deze manier blijven ze ook apart op de toedienlijst zichtbaar als vaste en ‘zo nodig’-dosering.
4.2.18 Afhandelen stoppen medicatieafspraak
Wanneer er door de voorschrijver afgesproken wordt medicatie te stoppen wordt een stop-MA gemaakt. Deze stop-MA wordt bij de apotheker ingevuld door het stoppen van de toedieningsafspraak.
4.2.19 Verstrekken onder andermans toedieningsafspraak
Een patiënt slikt twee keer per dag 20 mg pantoprazol in verband met maagklachten. Tijdens een vakantie komt de patiënt erachter dat hij zijn medicatie vergeten is. Hij gaat naar een HAP bij hem in de buurt en vraagt om extra tabletten voor tijdens zijn vakantie. De dienstdoende arts stuurt een VV aan de dienstapotheek onder de bestaande MA.
De apotheker van de dienstapotheek ziet het medicatievoorschrift en maakt een MVE aan onder de reeds bestaande TA voor de 10 tabletten die de patiënt nodig heeft en informeert de dienstdoende arts over deze verstrekking. Daarbij stuurt de apotheker een kopie van de oorspronkelijke TA mee.
De VV en MVE worden beschikbaar gesteld aan medebehandelaars (waaronder de oorspronkelijke voorschrijver en verstrekker) en patiënt.
4.2.20 Wijzigen van andermans toedieningsafspraak
Een patiënt slikt twee keer per dag 20 mg pantoprazol in verband met maagklachten. Tijdens een vakantie komt de patiënt erachter dat hij zijn medicatie vergeten is. Hij gaat naar een HAP bij hem in de buurt en vraagt om extra tabletten voor tijdens zijn vakantie. De dienstdoende arts stuurt een VV aan de dienstapotheek onder de bestaande MA.
De apotheker van de dienstapotheek constateert dat zij geen voorraad pantoprazol van Sandoz hebben, maar van Apotex. Hierop stopt ze de huidige TA, start ze de nieuwe TA voor de Apotex en maakt ze de MVE voor de 10 tabletten Apotex aan. De dienstapotheker stuurt de stop-TA, de nieuwe TA en de MVE naar de oorspronkelijke apotheker. Deze verwerkt de stop-TA in zijn eigen informatiesysteem.
4.2.21 Afgeweken van voorgeschreven hoeveelheid verstrekker
De huisarts schrijft bij een patiënt met maagklachten pantoprazol 1x daags 1 tablet voor 28 dagen voor en stuurt een verstrekkingsverzoek naar de apotheker voor 28 stuks. De apotheker heeft alleen verpakkingen van 30 stuks. Er blijven twee pilletjes over aan het einde van de kuur, maar er kan wel voldaan worden aan de medicamenteuze behandeling. Er volgt een TA voor 28 stuks. In de MVE wordt genoteerd dat er 30 stuks zijn geleverd, eventueel met toelichting waarom dit afwijkt van de TA, maar dit is niet verplicht.
De huisarts schrijft bij een patiënt met maagklachten pantoprazol 1x daags 1 tablet voor 30 dagen voor en stuurt een verstrekkingsverzoek naar de apotheker voor 30 stuks. De apotheker heeft alleen verpakkingen van 28 stuks. Op basis van professionele inschatting neemt de apotheker contact op met de voorschrijver. Er vindt een verstrekking plaatst van 28 stuks met een TA voor 28 dagen. De toediening en ook de medicatieverstrekking wijkt af van de afspraak die de patiënt met de voorschrijvende arts heeft gemaakt. Het informatiesysteem van de apotheker maakt de toedieningsafspraak en medicatieverstrekking beschikbaar voor de medebehandelaars van deze patiënt.
4.3 Praktijkvoorbeelden Toedienen
4.3.1 Toedienlijst opstarten
Wanneer gestart wordt met het gebruik van een toedienlijst, bijvoorbeeld wanneer de patiënt in zorg komt bij een (professionele) toediener, start met GDS-medicatie of niet-GDS-medicatie, vindt een intake plaats met de patiënt en voorschrijver, apotheker of toediener (proces verschilt per zorginstelling). Vervolgens vindt er overleg plaats tussen voorschrijver, apotheker, toediener en/of patiënt waarbij afgestemd wordt welke medicatie op de toedienlijst komt en welke (richt)toedientijden geschikt zijn. De apotheker registreert de (richt)toedientijden in de TA en stuurt de benodigde medicatiegegevens voor de toedienlijst naar de toediener en/of patiënt en/of stelt deze gegevens aan hen beschikbaar.
4.3.2 Exacte toedientijden nodig
Wanneer er exacte toedientijden nodig zijn, bijvoorbeeld in geval van een wisselwerking tussen medicatie kan de voorschrijver of apotheker aangeven dat een exacte toedientijd nodig is en dat de toedientijd geen richttijd is. De voorschrijver of apotheker kan dit vastleggen door door de IsFlexibel indicatie op ‘nee’ te zetten in het toedieningsschema in de MA of TA. Standaard wordt uitgegaan van flexibele (richt)toedientijden. Een exacte toedientijd moet vermeld worden op de toedienlijst, zodat de toediener weet dat van deze toedientijd niet afgeweken mag worden.
4.3.3 Ontbreken (richt)toedientijden
Wanneer (richt)toedientijden ontbreken in zowel MA als TA zoeken toedieners contact met de voorschrijver of apotheker om de (richt)toedientijd te achterhalen. Dit wordt niet digitaal ondersteund in deze informatiestandaard.
4.3.4 Niet-GDS-medicatie zo nodig
Niet-GDS-medicatie zo nodig staat op de toedienlijst, maar het toedienmoment en/of -tijd is niet van tevoren bekend. Wanneer het relevant is (bijv. bij interactie met andere medicatie) kunnen er wel (richt)toedientijden meegegeven worden.
Zie de volgende concrete praktijkvoorbeelden: 4.1.4 Zo nodig medicatie, 4.1.5 Kuur zo nodig startend in de toekomst, 4.1.6 Twee doseringen van hetzelfde geneesmiddel tegelijkertijd, 4.1.7 Hetzelfde geneesmiddel met verschillende sterkte tegelijkertijd.
4.3.5 Meerdere apotheken leveren medicatie
Meerdere apothekers kunnen betrokken zijn bij medicatieverstrekkingen voor één patiënt. Dit gaat bijvoorbeeld om verstrekkingen door een poliklinische apotheker, naast de verstrekkingen door een openbare apotheker of verstrekkingen van add-on medicatie door een ziekenhuisapotheker, naast verstrekkingen door een openbare apotheker. Wanneer meerdere apothekers medicatie leveren, is iedere apotheker zelf verantwoordelijk voor de medicatiegegevens die nodig zijn voor de toedienlijst. Dit omvat dus ook de (richt)toedientijden in de TA. De verantwoordelijkheid om te bepalen of een toevoeging/wijziging past bij het totaal van (bekende) medicatiegegevens ligt bij de voorschrijver of apotheker van de laatst toegevoegde/gewijzigde medicatie. Dit gaat dan om zowel medicatiebewaking als om (richt)toedientijden. Doordat de medicatiegegevens bij alle betrokken apothekers beschikbaar zijn gesteld kunnen ze allemaal in één toedienlijst worden getoond.
4.3.6 Wijziging in GDS-medicatie vanaf volgende levering of per direct
Indien GDS-medicatie gewijzigd wordt, is het situatieafhankelijk of deze wijziging per direct of pas vanaf de eerstvolgende levering kan ingaan. De voorschrijver kan dit aangeven in de MA. Indien het gaat om een directe wijziging, moet dit direct zichtbaar zijn op de toedienlijst, zodat de (professionele) toediener de juiste (hoeveelheid) medicatie toedient. Bij een wijziging die pas bij de eerstvolgende levering ingaat, moet dit niet direct op de toedienlijst worden aangepast, omdat de oude afspraken op dat moment nog geldig zijn. De toedienlijst moet pas worden aangepast op het moment dat de wijziging ook daadwerkelijk ingaat.
Zie ook praktijkvoorbeeld 4.2.13 Medicatie toevoegen aan GDS.
4.3.7 Verhogen dosering GDS-medicatie in nieuwe MBH
Patiënt krijgt iedere dag 1 tablet propranolol 40 mg toegediend. Wegens onvoldoende effect besluit de voorschrijver de dosis te verhogen naar 80 mg 1x daags. Er wordt voor deze MA een nieuwe MBH aangemaakt, want het voorschrijven op prescriptieniveau wijzigt. Echter, de patiënt heeft nog voor enkele dagen voorraad van de 40 mg tabletten in haar GDS-rol zitten. Daarom besluit de apotheker om tot de rolwissel over 5 dagen de GDS-medicatie aan te vullen met het toedienen van 1 tablet propranolol 40 mg buiten de GDS, naast de tablet uit de GDS. De apotheker maakt twee TA’s aan, namelijk één voor de oude GDS-medicatie en één voor de overbrugging een niet-GDS bij de medicatieverstrekking. Bij de nieuwe rol GDS (rolwissel) worden de 80 mg tabletten in haar GDS opgenomen.
4.3.8 Verlagen dosering GDS in nieuwe MBH
Patiënt krijgt iedere dag 1 tablet propranolol 80 mg toegediend. Wegens een te sterk effect besluit de voorschrijver de dosis zo snel mogelijk te verlagen naar 40 mg 1x daags. Er wordt voor deze MA een nieuwe MBH aangemaakt. Patiënt heeft nog voor enkele dagen voorraad van de 80 mg tabletten in haar GDS-rol zitten. Omdat de toediener tabletten niet mag halveren besluit de verstrekker dat de overgebleven GDS-zakjes dezelfde dag nog worden opgehaald en worden vervangen door een nieuwe GDS-rol met de 40 mg tabletten.
4.3.9 Wijziging verwerkt door de apotheker
Wijziging door de voorschrijver, zoals het starten van nieuwe medicatie, het wijzigen van de dosering, het (tijdelijk) stoppen van medicatie, legt de voorschrijver vast in de MA en/of het VV. De apotheker verwerkt deze in de TA en/of MVE. Dit vindt plaats tijdens openingstijden van de openbare apotheker, maar ook wanneer er een wijziging plaatsvindt buiten de openingstijden en er een medicatieverstrekking nodig is. De dienstapotheker verstrekt in dit geval de medicatie en er zijn dan meerdere apotheken die medicatie leveren (4.3.5 Meerdere apotheken leveren medicatie). Voor het opstellen van de toedienlijst worden de medicatiegegevens door de voorschrijver(s) en apotheker(s) naar de toediener gestuurd en/of aan deze beschikbaar gesteld. Het opvragen van de medicatiegegevens t.b.v. het opstellen toedienlijst gebeurt bij voorkeur automatisch. Recent gestopte medicatietoedieningen worden ook getoond in de toedienlijst.
4.3.10 Wijziging niet verwerkt door de apotheker
Wanneer een wijziging in de medicatie van een patiënt plaatsvindt door toedoen van de voorschrijver buiten de openingstijden van de openbare apotheker en er geen medicatieverstrekking nodig is, is er geen tussenkomst van een apotheker. In dit geval is de door de voorschrijver verstuurde en/of beschikbaar gestelde MA leidend. De toediener ziet de gewijzigde of gestopte MA. Deze overrulet alle medicatiebouwstenen binnen dezelfde medicamenteuze behandeling. Recent gestopte medicatietoedieningen worden ook getoond in de toedienlijst. Het opvragen van de medicatiegegevens t.b.v. het opstellen toedienlijst gebeurt bij voorkeur automatisch. Deze situatie is ook van toepassing als de apotheker de wijziging van de voorschrijver nog niet heeft verwerkt. De apotheker zorgt zo snel mogelijk alsnog voor aanpassing van de TA.
4.3.11 Extra aanwijzingen voor toediening, toelichting in MA, TA en/of WDS
Er kunnen extra aanwijzingen voor de toediening worden meegegeven aan de (professionele) toediener en/of patiënt. Een voorbeeld is dat bij het stoppen van een fentanylpleister aangegeven kan worden dat de pleister verwijderd moet worden. Een ander voorbeeld is dat bij dosering van een halve tablet wordt aangegeven wat er met de andere halve tablet moet gebeuren. Deze gegevens worden vastgelegd in vrije tekst in het dataelement Toelichting van de MA, TA en/of WDS.
4.3.12 Medicatietoediening afwijkend ten opzichte van toedienlijst
Er kan een afwijking zijn geweest in de toediening ten opzichte van wat door de voorschrijver en apotheker is vastgelegd in de MA of TA. Dit kan een afwijking betreffen in ToedieningsDatumTijd, ToegediendeHoeveelheid, Toedieningsweg, Toedieningssnelheid, ToedieningsProduct of het in het geheel niet toedienen. Een (professionele) toediener kan in overleg met de voorschrijver van de regels afwijken als deze goede argumenten heeft en veilige zorg en veilig werken wordt gerealiseerd. De MedicatietoedieningRedenVanAfwijken wordt in de MTD vastgelegd.
4.3.13 Medicatietoediening zonder medicatieafspraak en toedieningsafspraak
Bij een spoedsituatie kan er mogelijk (nog) geen MA en TA beschikbaar zijn, maar moet de (professionele) toediener op basis van een mondelinge/telefonische MA medicatie toedienen. Deze medicatie staat dan niet op de toedienlijst. De (professionele) toediener legt een dergelijke MTD vast in het informatiesysteem van de toediener (o.a. ECD, TDR). Dit is de eerste bouwsteen in een nieuwe medicamenteuze behandeling (MBH) en dus start de toediener hier een MBH.
4.3.14 Medicatietoediening van zelfzorgmedicatie
Volgens de veilige principes in de medicatieketen heeft de toediener geen taak in het toedienen van zelfzorgmedicatie, behalve als deze uiteindelijk wordt voorgeschreven door een voorschrijver (MA wordt aangemaakt). Dan komt de zelfzorgmedicatie als GDS- of als niet-GDS-medicatie (zo nodig) op de toedienlijst.
4.3.15 Corrigeren van toediening
Dit betreft het corrigeren van een MTD omdat een toediener een fout in de registratie maakte en de toediening anders heeft plaatsgevonden dan eerder geregistreerd. Indien de MTD nog niet aan andere zorgverleners gestuurd en/of beschikbaar gesteld is, dan kan de toediener die MTD zelf aanpassen of schrappen (annuleren) uit het eigen informatiesysteem. Indien de MTD al wel aan andere zorgverleners gestuurd en/of beschikbaar is gesteld gebeuren de correcties door aanvullende medicatietoedieningen te sturen en/of beschikbaar te stellen. Hieronder zijn twee praktijkvoorbeelden van een correctie uitgewerkt.
Correctie met negatieve ToegediendeHoeveelheid
Een patiënt krijgt pantoprazol 40mg voorgeschreven van de huisarts. In verband met leveringsproblemen, levert de apotheek pantoprazol 20mg met een gebruik van 1 maal daags 2 tabletten. Mevrouw krijgt hulp van thuiszorg bij de innamen van haar medicatie. De thuiszorgmedewerker geeft mevrouw 1 tablet. Na registreren ziet ze dat ze twee tabletten van 20mg had moeten geven. Ze geeft mevrouw alsnog haar tweede tablet en corrigeert de medicatietoediening naar twee toedieningen van 20mg. In de uitwisseling kan dit resulteren in een toediening van -1 stuks om de eerdere toediening te annuleren, en vervolgens een toediening van 2 stuks te registreren.
Correctie met aanvullende MTD
Een client moet dagelijks 1000mg calcium innemen in verband met botontkalking. Mevrouw krijgt een maal daags hulp van de thuiszorg bij het innemen van haar medicatie. De apotheek levert calciumtabletten van 500mg met een gebruik van 1 maal daags 2 tabletten. De tabletten calcium zijn groot en mevrouw neemt de tabletten apart in. De thuiszorgmedewerker geeft mevrouw 1 tablet calcium 500mg en registreert dit op de toedienlijst. Na een paar minuten krijgt mevrouw de tweede tablet. De zorgmedewerker corrigeert de eerste medicatietoediening door nog 1 tablet te registreren.
4.3.16 Toediening niet gegeven
Een patiënt krijgt iedere dag 1 tablet propranolol 80mg toegediend. De patiënt heeft een lagere bloedruk dan normaal, vanwege koorts. De (professionele) toediener neemt contact op met de voorschrijver, en in overleg wordt besloten de toediening van die dag niet te geven. De reden wordt in de MTD vastgelegd.
4.3.17 Opschorten van toediening
Er zijn gevallen waarbij de toediening niet is gelukt en in overleg met een voorschrijver of apotheker op een later moment alsnog toegediend kan worden. Als de medicatietoediening binnen de gemaakte afspraken over flexibele toedientijden valt, kan de toediener afwijken van de (richt)toedientijd.
Een voorbeeld voor het opschorten van toediening is:
- Medicatietoediening is niet gelukt, maar de bedoeling is om deze medicatietoediening op een later moment nog een keer te proberen. Er kan eerst een medicatietoediening geregistreerd worden met een ToegediendeHoeveelheid van 0, en eventueel een MedicatietoedieningRedenVanAfwijken. Wanneer later wel wordt toegediend, wordt dit in een nieuwe medicatietoediening vastgelegd, eventueel met een MedicatietoedieningRedenVanAfwijken.
4.3.18 Medicatietoediening door voorschrijver
Een voorschrijver kan net als een (professionele) toediener medicatie toedienen bij een patiënt en deze handeling vastleggen in een MTD.
4.3.19 Meerdere toedienorganisaties
Meerdere toedienorganisaties kunnen betrokken zijn bij de medicatietoediening van één patiënt. Dit gaat bijvoorbeeld om zorgverlening waarbij de medicatietoedieningen in de avond of nacht door een andere organisatie geleverd wordt dan overdag. Wanneer meerdere toedienorganisaties de zorg leveren, kunnen deze zorgverleners elkaars MTD’s raadplegen om het proces van toedien van medicatie te volgen. De handelingen van de ene organisatie kan namelijk effect hebben op het proces van de andere organisatie (o.a. heeft de toediening plaatsgevonden of waren er afwijkingen ten opzichte van de toedienlijst). Hieronder is een voorbeeld uitgewerkt.
Een patïent met nierfalen moet drie keer per week voor nierdialyse naar het ziekenhuis. Daarnaast ontvangt deze patiënt in de ochtend en avond thuiszorg voor begeleiding bij inname van medicatie. Zowel in de thuissituatie als in het ziekenhuis krijgt de patiënt medicatie toegediend. De patiënt krijgt vanwege een bacteriële infectie een antibioticakuur voorgeschreven door de huisarts: ciprofloxacine tablet 500mg; 2x daags; voor 10 dagen.
De patiënt krijgt ter voorkoming van bloedstolling tijdens de dialyse, vooraf in het ziekenhuis nadroparine via de dialyselijn toegediend . Nadroparine injectie in de arteriële lijn 5700 IE/ 0,6 ml; 1x voorafgaand aan dialyse
De toediener vraagt gegevens op en ziet de actuele toedienafspraken en de medicatietoedieningen van de afgelopen 24 uur van de betreffende patiënt. Hierbij geldt dat de toedienorganisatie zelf verantwoordelijk is voor wat wel of niet toegediend wordt op dat moment binnen de eigen organisatie.
4.3.20 Feedback aan patiënt via medicatiesignalering
De patiënt gebruikt bijvoorbeeld zijn mobiele app als medicatiesignaleringtoepassing. Daartoe heeft de apotheker of de patiënt zelf een toedienschema ingesteld op de gewenste innamemomenten (al dan niet met applicatie-intelligentie om uit de medicatieverstrekkingen/toedienafspraken toedienmomenten voor te stellen). Op de toedienmomenten ontvangt de patiënt een signaal dat hem eraan herinnert om de medicatie in te nemen. De patiënt registreert de toediening en geeft daarmee aan of hij het geneesmiddel heeft ingenomen of niet (bijv. omdat de patiënt het geneesmiddel vergeten heeft mee te nemen). Wanneer de app gekoppeld is aan bijvoorbeeld het PGO van de patiënt wordt dan de therapietrouw automatisch bijgehouden.
4.3.21 Registratie (stop-)MA met terugwerkende kracht met tussentijdse MTD
De patiënt slikt propranolol en krijgt gedurende het weekend steeds meer last van de bijwerkingen. In overleg met de voorschrijver wordt op zondagochtend besloten de medicatie te stoppen. De registratie van het stoppen van de Medicatieafspraak, de stop-MA, wordt echter pas op maandag gedaan. Hierdoor is bij de toedienronde op zondagavond bij de toediener nog niet bekend dat de Medicatieafspraak gestopt is en vindt er alsnog een medicatietoediening plaats. Aangezien de RegistratieDatumTijd van de stop-MA bekend is, valt achteraf nog te achterhalen waarom deze toediening toch heeft kunnen plaatsvinden. De MTD is een registratie van een handeling die heeft plaatsgevonden. Een stop-MA of -TA heeft daarom geen invloed op de geldigheid van een MTD.
4.3.22 Aparte MTD’s registreren per PrikPlakLocatie
Een patiënt gebruikt langwerkende insuline Glargine 50 eenheden per dag in de avond. Iedere avond komt er een zorgmedewerker om de insuline toe te dienen. Vanwege het hoge aantal eenheden moet de gift in twee giften van 25 eenheden gedaan worden. Op de toedienlijst staat 1 regel voor abasaglar 50 eenheden. De zorgmedewerker dient eerst 25 eenheden toe met PrikPlakLocatie ‘linker bovenbeen’ en MedicatietoedieningRedenVanAfwijken: ‘2 toedieningen ivm 50 eenheden’. Vervolgens dient de zorgmedewerker nog een keer 25 eenheden toe. In deze medicatietoediening registreert de zorgmedewerker als PrikPlakLocatie ‘rechter bovenbeen’.
4.3.23 Overplaatsing en dezelfde wisseldag voor GDS-medicatie
Een patiënt wordt intern naar een andere afdeling overgeplaatst. Op de oude afdeling loopt de GDS-medicatie nog. De dag van de rolwissel op de nieuwe afdeling is gelijk aan die op de oude afdeling. Er moet goede communicatie zijn tussen beide afdelingen zodat de patiënt op die dag zijn medicatie krijgt toegediend en dat de patiënt meegaat in de rolwissel op de nieuwe afdeling.
4.3.24 Overplaatsing en verschillende wisseldagen voor GDS-medicatie (eerder)
Een patiënt wordt intern naar een andere afdeling overgeplaatst. Op de oude afdeling loopt de GDS-medicatie nog. De dag van de rolwissel op de nieuwe afdeling is eerder dan die op de oude afdeling. Er moet goede communicatie zijn tussen beide afdelingen zodat de patiënt op die dag zijn medicatie krijgt toegediend en dat de patiënt meegaat in de rolwissel op de nieuwe afdeling en dat de oude rol wordt teruggehaald.
4.3.25 Overplaatsing en verschillende wisseldagen voor GDS-medicatie (later)
Een patiënt wordt intern naar een andere afdeling overgeplaatst. Op de oude afdeling loopt de GDS-medicatie nog. De dag van de rolwissel op de nieuwe afdeling is later dan op de oude afdeling. Hierdoor heeft de patiënt op een gegeven moment geen medicatie meer en moet deze los door de apotheker aangeleverd worden.
4.3.26 Dosisverhoging bij GDS-medicatie; dezelfde toedientijden (Optie A)
De patiënt krijgt iedere dag 1 tablet propranolol 80 mg toegediend om 08:00 wegens te hoge bloeddruk. Wegens onvoldoende effect besluit de voorschrijver de dosering aan te passen naar 1x daags om 08:00 2 tabletten 80 mg propranolol. De wijziging moet per direct ingaan en kan niet wachten op de rolwissel. Een optie (A) in dit geval is dat er extra medicatie tijdelijk los aangeleverd wordt tot aan de rolwissel. Dit is afhankelijk van de zelfredzaamheid van de patiënt. Hierbij blijven de toedientijden gelijk. Bij de volgende rolwissel wordt deze verhoging in de GDS-rol geleverd.
4.3.27 Dosisverhoging bij GDS-medicatie; dezelfde toedientijden (Optie B)
De patiënt krijgt iedere dag 1 tablet propranolol 80 mg toegediend om 08:00 wegens te hoge bloeddruk. Wegens onvoldoende effect besluit de voorschrijver de dosering aan te passen naar 1x daags om 08:00 2 tabletten 80 mg propranolol. De wijziging moet per direct ingaan en kan niet wachten op de rolwissel. Een optie (B) in dit geval is dat de rol wordt teruggehaald en alle medicatie tot aan de volgende rolwissel los wordt aangeleverd. Dit is afhankelijk van de zelfredzaamheid van de patiënt. Hierbij blijven de toedientijden gelijk. Bij de volgende rolwissel wordt deze verhoging in de GDS-medicatie geleverd.
4.3.28 Dosisverhoging bij GDS-medicatie; andere toedientijden
De patiënt krijgt iedere dag 1 tablet propranolol 80 mg toegediend om 08:00 wegens te hoge bloeddruk. Wegens onvoldoende effect besluit de voorschrijver de dosering aan te passen naar 2x daags om 08:00 uur en om 16:00 uur 80 mg propranolol. De wijziging moet per direct ingaan en kan daarmee niet wachten op de rolwissel. Dit betekent dat deze dosering tijdelijk los aangeleverd moet worden tot aan de rolwissel en dat de GDS-medicatie door de apotheker teruggehaald moet worden. Wellicht moet de toediener geattendeerd worden op mogelijke aanwezigheid van GDS-medicatie. De toedientijden zijn hierbij niet gelijk gebleven. Bij de volgende rolwissel wordt deze verhoging in de GDS-medicatie geleverd.
4.3.29 Dosisverlaging bij GDS-medicatie
De patiënt krijgt iedere dag 2 tabletten propranolol 80 mg toegediend wegens te hoge bloeddruk. Wegens een te sterk effect besluit de voorschrijver de dosis zo snel mogelijk te verlagen naar 1x daags 80 mg propranolol. De wijziging moet per direct ingaan en kan niet wachten op de rolwissel. Dit betekent dat deze dosering tijdelijk los aangeleverd moet worden en dat de GDS-medicatie door de apotheker teruggehaald moet worden. Bij de volgende rolwissel wordt deze verlaging in de GDS-rol geleverd.
4.3.30 Wijziging van GDS-medicatie naar zo nodig medicatie
Voorschrijver schrijft temazepam voor tegen slapeloosheid door stress. De klachten nemen af dus de voorschrijver van de patiënt verlaagt de dosering van 1x daags 10 mg temazepam naar 1x daags 10 mg temazepam zo nodig medicatie. De wijziging moet per direct ingaan en kan daarmee niet wachten op de rolwissel. Dit betekent dat deze dosering voortaan los aangeleverd moet worden en dat de GDS-medicatie door de apotheker teruggehaald moet worden.
4.3.31 Wijziging van GDS-medicatie naar deels GDS- en zo nodig medicatie
Voorschrijver schrijft diazepam 2x daags 5 mg voor wegens angstklachten. Wegens te sterke effecten past de voorschrijver de dosering aan van 2x daags 5 mg diazepam naar 1x daags 5 mg diazepam en 1x daags 5 mg zo nodig medicatie. De wijziging moet per direct ingaan en kan daarmee niet wachten op de rolwissel. Dit betekent dat deze dosering tijdelijk los aangeleverd moet worden en dat de GDS-medicatie door de apotheker teruggehaald moet worden. Bij de volgende rolwissel wordt deze verlaging in de GDS-medicatie geleverd en wordt de zo nodig medicatie los aangeleverd.
4.4 Praktijkvoorbeelden Gebruiken
4.4.1 Zelfzorgmiddel
Een patiënt heeft bij de drogist Ibuprofen aangeschaft, en neemt dagelijks 1200 mg. De patiënt voert het middel op als gebruik, met gegevens als startDatumTijd en Dosering ,en eventueel de reden in RedenGebruik.
4.4.2 Medicatie uit buitenland
Een patiënt heeft op vakantie medicatie voorgeschreven gekregen en neemt deze in. De patiënt voert de medicatie op als gebruik, met gegevens als startDatumTijd en Dosering, en eventueel de reden in RedenGebruik. Indien bekend wordt ook de naam van de voorschrijver vastgelegd.
4.4.3 Wijziging op initiatief patiënt
Een patiënt heeft medicatie propranolol voorgeschreven gekregen. De patiënt slaapt er erg slecht door, en heeft zelf de medicatie geminderd. De patiënt legt gebruik vast met de gewijzigde dosering en de datum vanaf wanneer deze verlaagde dosis wordt genomen in startDatumTijd. Daarbij geeft de patiënt als reden aan dat dit op eigen initiatief is, in RedenWijzigenOfStoppenGebruik.
Bij bijvoorbeeld een dosisverlaging op eigen initiatief kan de patiënt langer doorgaan dan afgesproken omdat zij nog voorraad heeft. Dit kan de patiënt als aanvullend gebruik opgeven.
Bij bijvoorbeeld een dosisverhoging op eigen initiatief kan de voorraad van de patiënt eerder op zijn. De patiënt komt dan mogelijk eerder dan verwacht terug bij de arts.
4.4.4 Stoppen medicatie op initiatief patiënt
Sinds het gebruik van propranolol heeft een patiënt last van slapeloosheid. Hij besluit te stoppen zonder daarbij direct de voorschrijvend arts te informeren. De patiënt legt vast dat hij gestopt is, per wanneer in eindDatumTijd, en kiest als RedenWijzigenOfStoppenGebruik 'ongewenste reactie op medicatie en/of drugs'. In de Toelichting vult hij aan dat de bijwerking slapeloosheid betreft.
4.4.5 Geen voorraad meer
Een patiënt heeft 'zo nodig' medicatie gekregen ter bestrijding van huidklachten. De medicatie staat nog op actief in het medicatieprofiel maar is al op. De patiënt geeft aan dat de medicatie gestopt is, met als RedenWijzigenOfStoppenGebruik 'geneesmiddel niet voorradig', eventueel met de toevoeging dat de klachten verholpen zijn.
De patiënt kan ook een voorstel verstrekkingsverzoek doen om zijn voorraad aan te vullen. Het antwoord voorstel verstrekkingsverzoek komt in dit geval bij de patiënt terug (en indien geaccordeerd gaat er van de voorschrijver tevens een verstrekkingsverzoek naar de apotheker).
4.4.6 Registreren van afwijkend medicatiegebruik door patiënt vanwege een bijwerking
Sinds het gebruik van propranolol heeft een patiënt last van slapeloosheid. De patiënt legt de bijwerking vast in de Toelichting bij het medicatiegebruik. Wanneer de patiënt de medicatie anders gebruikt dan afgesproken, bijvoorbeeld minder tabletten, dan kan hij de bijwerking als RedenWijzigenOfStoppenGebruik. Wanneer de klachten verminderen of ophouden legt de patiënt dit vast in de Toelichting van het medicatiegebruik.
Het kan zijn dat de patiënt last heeft van bijwerkingen zonder precies te weten welk geneesmiddel daarvan de oorzaak is. Er is (nog) geen voorziening binnen de informatiestandaard om dat vast te leggen.
4.4.7 Gebruik registreren op basis van verstrekking
Dit is van toepassing in de transitie periode van de oude medicatieproces standaard 6.12 naar deze medicatieproces informatiestandaard.
Digitaal is alleen een verstrekking beschikbaar (volgens medicatieproces versie 6.12). Het informatiesysteem van de gebruiker biedt echter wel de mogelijkheid om al medicatiegebruik vast te leggen.
Het medicatiegebruik kan in dat geval vastgelegd worden met verwijzing naar het id van de versie 6.12 verstrekking.
5 Medicatieoverzicht en afleidingsregels
Dit hoofdstuk toont een voorbeeld medicatieoverzicht en specificeert daarnaast afleidingsregels voor 'De laatst relevante bouwsteen', Verificatie per medicamenteuze behandeling etc.
5.1 Inleiding
Deze pagina bevat een voorbeeld van een medicatieoverzicht. Dit voorbeeld is ontwikkeld in het programma Informatiestandaard Medicatieproces en dient als voorbeeld voor de manier waarop gegevens getoond kunnen worden in een applicatie. De in onderstaande plaatjes genummerde gegevens zijn daarbij normatief, deze zijn verplicht om te tonen. De andere (ongenummerde) gegevens in het voorbeeld zijn optioneel en worden mogelijk in de toekomst als normatief toegevoegd. De lay-out van het overzicht in een informatiesysteem kan verschillen per doelgroep en per device. Voor apothekers zijn bijvoorbeeld in eerste instantie alleen toedieningsafspraken zichtbaar waarbij vervolgens kan worden doorgeklikt naar de bijbehorende medicatieafspraak en het medicatiegebruik. Wanneer er alleen medicatiegebruik of een medicatieafspraak bekend is wordt deze uiteraard wel direct getoond. Uitgangspunt is dat op het overzicht alle medicatie van de patiënt getoond wordt, dus niet alleen de medicatie die in het eigen informatiesysteem is vastgelegd.
Het overzicht is generiek beschreven en daarmee voor alle leveranciers gelijk. Op deze pagina zijn de eisen van de eindgebruikers opgenomen en worden geen uitspraken gedaan over de technische realisatie of implementatie. De bestaande KNMP-specificatie “User requirements specification Medicatieoverzicht 2.0”, definitieve concept “Leidraad Overdracht van Medicatiegegevens in de keten” en de nieuwe inzichten uit het programma Medicatieproces zijn hierin verwerkt.
Uitgangspunten voor het overzicht zijn:
- Zorgverleners willen op een medicatieoverzicht onderscheid zien tussen de therapeutische bouwstenen:
- Medicatieafspraak
- Toedieningsafspraak
- Medicatiegebruik
- Logistieke bouwstenen (verstrekkingsverzoek, verstrekking) en de bouwsteen medicatietoediening zijn niet relevant voor het medicatieoverzicht.
5.2 Functionele specificatie
In de figuren hieronder zijn de onderdelen opgenomen met normatieve gegevens. De andere onderdelen zijn nog niet normatief. De in de tabel genummerde elementen zijn normatief, overige elementen vooralsnog optioneel.
5.2.1 Kop en Algemeen
Filter: n.v.t.
Sorteren: n.v.t.
N.B. in de viewer worden alle datums getoond met de maand in letters, zodat geen verwarring kan ontstaan tussen dag-maand en maand-dag (Amerikaans formaat).
Nr | Kop | Dataset | Toelichting |
---|---|---|---|
1 | Naam | Patient – Naamgegevens (Initialen, Geslachtsnaam, GeslachtsnaamPartner), Geboortedatum, Geslacht | |
2 | Telefoon | Patient – Contactgegevens – Telefoonnummers | Door patiënt als preferent opgegeven telefoonnummer |
3 | BSN | Patient – Patientidentificatienummer | Altijd BSN |
4 | Adres | Patient – Adresgegevens | |
5 | Naam zorgaanbieder | Zorgaanbieder – Organisatienaam | Zorgaanbieder die het medicatieoverzicht heeft samengesteld |
6 | Zorgaanbieder Adres | Zorgaanbieder – Adres – Adresgegevens | |
7 | Zorgaanbieder Telefoon | Zorgaanbieder – TelefoonMail – Contactgegevens – Telefoonnummers | |
8 | Zorgaanbieder Email | Zorgaanbieder – TelefoonMail – Contactgegevens – Emailadressen | |
9 | Datum medicatieoverzicht | Documentgegevens – Documentdatum | Tijdstip waarop het document is opgesteld |
Lengte | Lichaamslengte – LengteWaarde, LengteDatumTijd | ||
Gewicht | Lichaamsgewicht – GewichtWaarde, GewichtDatumTijd | ||
Gecontroleerd door zorgverlener | Documentgegevens – Verificatie zorgverlener | ||
Geverifieerd met patient/mantelzorger | Documentgegevens – Verificatie patient |
Elementen 5 tot en met 8 worden niet getoond als de patiënt de opsteller van het medicatieoverzicht is.
5.2.2 Contra-indicaties en overgevoeligheden (CiO)
Actieve contra-indicaties en overgevoeligheden (intoleranties, allergieën/ bijwerkingen).
Filter: eindDatumTijd is niet gevuld, ligt in de toekomst of is minder dan een jaar geleden bij het samenstellen van het overzicht.
Sorteren: meest recente startDatumTijd bovenaan.
Dit onderdeel wordt op een later moment uitgewerkt en is nog niet normatief.
5.2.3 Huidige medicatie
Filter: alle huidige medicatie, dat wil zeggen alle medicatieafspraken en toedieningsafspraken die van toepassing zijn op het moment dat het overzicht wordt samengesteld en het daarbij behorende medicatiegebruik per bron. Ook de tijdelijk onderbroken medicatie wordt in deze categorie getoond. Wanneer er alleen medicatiegebruik bekend is wordt deze getoond als deze niet ouder is dan 13 maanden. Wanneer medicatiegebruik is vastgelegd door zowel een zorgverlener als een patiënt wordt van beide het laatst geregistreerde medicatiegebruik getoond.
Sorteren: per medicamenteuze behandeling: medicatieafspraak, toedieningsafspraak, medicatiegebruik (vastgelegd door patiënt, zorgverlener). Medicamenteuze behandelingen worden gesorteerd op startDatumTijd MA/TA/MGB aflopend.
Nr | Kop | Dataset | ||
---|---|---|---|---|
1 | Type | Medicatieafspraak | Toedieningsafspraak | Medicatiegebruik |
2 | Geneesmiddel | AfgesprokenGeneesmiddel- | GeneesmiddelBijToedieningsafspraak- | Gebruiksproduct- |
Product – ProductCode (als afwezig: ProductSpecificatie, ProductNaam) | ||||
3 | startDatumTijd | startDatumTijd | ||
4 | Einddatum/Duur | eindDatumTijd(als afwezig: tijdsDuur) | ||
5 | Dosering | Gebruiksinstructie – Omschrijving | ||
6 | Toedieningsweg | Gebruiksinstructie – Toedieningsweg | ||
7 | Reden | RedenVanVoorschrijven & evt. RedenWijzigenOfStaken |
ToedieningsafspraakRedenWijzigenOfStaken | RedenWijzigenOfStoppenGebruik |
8 | Toelichting | Toelichting & (Toedieningsafspraak)AanvullendeInformatie | Toelichting | |
9 | Bron | Voorschrijver- | Verstrekker- | Auteur- |
Zorgverlener – Naamgegevens, Specialisme | ||||
n.v.t | n.v.t | of "Patient" |
5.2.4 Toekomstige medicatie
Filter: alle medicatie die in de komende 3 maanden actueel wordt. Dit is inclusief voorgenomen medicatiegebruik.
Voor een beschrijving van de mapping geldt hetzelfde als bij de huidige medicatie, zie Huidige medicatie.
5.2.5 Recent beëindigde medicatie
Filter: alle medicatie die in de afgelopen 2 maanden geëindigd of gestopt is.
Voor een beschrijving van de mapping geldt hetzelfde als bij de huidige medicatie, zie Huidige medicatie.
5.2.6 Aanvullende labwaarden
Meest recente labwaarden en afwijkende nierfunctiewaarden.
Dit onderdeel wordt op een later moment uitgewerkt en is nog niet normatief.
5.2.7 Opmerkingen
Bijvoorbeeld relevante (beperkte) gezondheidsvaardigheden (competenties: geletterdheid, reken- en digitale vaardigheden) die impact kunnen hebben op medicatiegebruik/behandeling.
Dit onderdeel wordt op een later moment uitgewerkt en is nog niet normatief.
5.3 Bouwsteen instantiaties
Deze paragraaf beschrijft welke instantiaties van de bouwstenen horen bij het medicatieoverzicht. Dit gaat om ‘eigen’ én ‘andermans’ bouwstenen en dan alleen de laatste, relevante instantiaties hiervan.
5.3.1 Eigen én andermans
Zowel de eigen als een kopie van (bij de verzender bekende) bouwstenen van andere bronnen gaan mee in het medicatieoverzicht. Dit zodat het medicatieoverzicht zo compleet mogelijk is voor de ontvanger. Dit zorgt ervoor dat ontvangers er direct mee aan de slag kunnen en niet afhankelijk zijn van andere bronnen.
De technische representatie van andermans bouwsteen kan ánders zijn dan die van de echte bron. Het is belangrijk dat de ontvanger hiervan op de hoogte is. De originele OID van andermans bouwsteen moet gewoon meegegeven worden. De ontvanger kan er dan voor kiezen om de bouwsteen ook in zijn originele vorm bij de bron op te halen.
De bouwstenen medicatieafspraak, toedieningsafspraak en medicatiegebruik zijn uitgebreid met een kenmerk dat aangeeft of:
- er sprake is van een ‘eigen’ bouwsteen of
- die van ‘iemand anders’ (een accent bouwsteen: MA’, TA’, MGB’)
Dit kenmerk is van toepassing in de transactie voor het medicatieoverzicht. Daarnaast is het kenmerk kopie van toepassing bij afhandeling voorschrift, bij voorschrijven onder andermans MA en bij het verstrekken onder andermans TA. Bij andere transacties mogen geen kopieën van bouwstenen opgeleverd mogen worden.
Het kenmerk 'bouwsteen van iemand anders' bevind zich op twee niveaus:
- Het template ID van een MA’, TA’, MGB’ verschilt van een MA, TA en MGB.
- Daarnaast wordt het dataelement KopieIndicator altijd meegestuurd met waarde true in MA’, TA’, MGB’.
Het is toegestaan om voor het medicatieoverzicht de medicatieafspraken, toedienafspraken en medicatiegebruik via een door het informatiesysteem gegenereerd MGB of MGB’ (Zorgaanbieder is auteur MGB) aan te bieden. Deze dient wel een referentie te hebben naar een MA, TA of MGB.
5.3.1.1 Medicatieoverzicht en afleidingsregels
Een overzicht van medicatie die de patiënt gebruikt (of zou moeten gebruiken) kan op twee manieren in een informatiesysteem worden samengesteld:
1) tonen van een actueel medicatieoverzicht (of overzichten) verkregen uit andere bron (of bronnen)
2) in samenhang tonen van losse medicatiebouwstenen verkregen uit het eigen informatiesysteem en uit andere bronnen.
Dit overzicht van medicatie bestaat in beide gevallen uit de informatie zoals opgenomen in de bouwstenen medicatieafspraak, toedieningsafspraak en medicatiegebruik.
Ad 1) Wanneer in dit document gesproken wordt over een actueel medicatieoverzicht wordt daarmee een samenhangend overzicht bedoeld waarin actuele medicatieafspraken, toedieningsafspraken en medicatiegebruik is opgenomen. Dit actuele medicatieoverzicht wordt opgebouwd door de bron op basis van de op dat moment bij de bron bekende gegevens. Dit overzicht kan worden uitgewisseld met de transactiegroep Medicatieoverzicht (PULL of PUSH).
De gegevens en bouwstenen die bekend zijn bij de bron, maar afkomstig uit een andere bron, worden in de transactie opgeleverd met de 'accent' indicator zodat ze herkenbaar zijn als andermans bouwstenen (MA', TA', MGB').
Ad 2) Het is ook mogelijk dat een informatiesysteem een overzicht samenstelt door het samenvoegen van eigen en andermans losse medicatiebouwstenen. Voor het opvragen van losse bouwstenen wordt de transactiegroep medicatiegegevens (PULL) gebruikt.
Met de transactiegroep medicatiegegevens (PUSH) kunnen losse bouwstenen ook direct aan een andere zorgverlener of de patiënt worden verstuurd (dus zonder opvragen). Dit gebeurt bijvoorbeeld bij ontslag of op verzoek van een medebehandelaar die de patiënt voor zich heeft (bijv. patiënt verschijnt bij huisarts of apotheker buiten de regio waarbij deze huisarts of apotheker bij de eigen huisarts van de patiënt de gegevens telefonisch opvraagt en digitaal ontvangt).
Bij zowel medicatiegegevens PUSH als PULL mogen gegevens die uit andere bron zijn verkregen niet worden opgeleverd.
5.3.2 Laatste relevante
Alleen de laatste relevante bouwstenen (per medicamenteuze behandeling) zijn onderdeel van het medicatieoverzicht. Deze paragraaf beschrijft wat dan precies die laatst relevante bouwstenen zijn voor een medicatieoverzicht. Allereerst voor medicatie op voorschrift (paragraaf 5.3.2.1), dan voor ‘over the counter’ medicatie (paragraaf 5.3.2.2). De hierop volgende paragraaf 5.3.2.3 gaat nog in op de bijzondere situatie dat er behalve een huidige, ook een toekomstige medicatieafspraak binnen dezelfde medicamenteuze behandeling geldig is. Tenslotte vat de laatste paragraaf de te hanteren regels samen.
5.3.2.1 Medicatie op voorschrift
5.3.2.1.1 Meest eenvoudige ‘happy flow’
In een medicamenteuze behandeling ontstaat er in de meest eenvoudige ‘happy flow’ een opeenvolging van:
- Medicatieafspraak – Toedieningsafspraak – Medicatiegebruik.
Normaal gesproken begint een medicamenteuze behandeling met een medicatieafspraak. Een toedieningsafspraak vult de medicatieafspraak concreet in. Medicatiegebruik zegt iets over het daadwerkelijk gebruik van de patiënt in deze medicamenteuze behandeling. Alle drie de bouwstenen zijn in zo’n geval relevant en horen bij de oplevering van een medicatieoverzicht, zoals aangegeven in groen hieronder.
- Medicatieafspraak – Toedieningsafspraak – Medicatiegebruik.
Een toedieningsafspraak verwijst naar de medicatieafspraak die hij invult. Als er geen verwijzing beschikbaar is in de toedieningsafspraak dan moet de RegistratieDatumTijd (toedieningsafspraak) later zijn dan die van de medicatieafspraak om relevant te zijn voor oplevering.
Medicatiegebruik kán verwijzen naar een medicatieafspraak óf toedieningsafspraak. Als er geen verwijzing beschikbaar is in het medicatiegebruik, dan moet de MedicatiegebruikDatumTijd later zijn dan de RegistratieDatumTijd van de medicatieafspraak om relevant te zijn voor oplevering.
5.3.2.1.2 Nieuwe medicatieafspraak in de medicamenteuze behandeling
Als je een nieuwe medicatieafspraak aanmaakt in een bestaande medicamenteuze behandeling zijn de op dát moment reeds bestaande medicatieafspraken, toedieningsafspraken en vastleggingen van medicatiegebruik niet meer relevant voor het medicatieoverzicht. Het idee is dat alle oudere bouwstenen dan de huidige medicatieafspraak per definitie ‘overruled’ zijn door deze nieuwe medicatieafspraak en dientengevolge niet meer relevant voor het medicatieoverzicht.
- Medicatieafspraak – Toedieningsafspraak – Medicatiegebruik - stop-Medicatieafspraak – Medicatieafspraak – stop-Toedieningsafspraak
Wanneer er volgend op een dergelijke medicatieafspraak een toedieningsafspraak en eventueel ook medicatiegebruik aangemaakt en beschikbaar zijn, worden deze wél weer meegeleverd in het medicatieoverzicht.
- Medicatieafspraak – Toedieningsafspraak – Medicatiegebruik – stop-Medicatieafspraak – Medicatieafspraak – stop-Toedieningsafspraak - Toedieningsafspraak
- Medicatieafspraak – Toedieningsafspraak – Medicatiegebruik – stop-Medicatieafspraak - Medicatieafspraak - stop-Toedieningsafspraak – Toedieningsafspraak – Medicatiegebruik
De nieuwe medicatieafspraak kan ook een stop-Medicatieafspraak zijn, als de patiënt in het geheel moet stoppen met deze medicatie. Deze stop-Medicatieafspraak blijft 2 maanden relevant voor het medicatieoverzicht.
- Medicatieafspraak – Toedieningsafspraak – Medicatiegebruik – stop-Medicatieafspraak - stop-Toedieningsafspraak
5.3.2.1.3 Medicatiegebruik eerder dan toedieningsafspraak
Het kan gebeuren dat je medicatiegebruik hebt vastgelegd voordat de toedieningsafspraak aangemaakt is. Ook hier is het idee dat de nieuwere toedieningsafspraak de oudere vastlegging van toedieningsafspraak én medicatiegebruik ‘overrulet’. Het oudere medicatiegebruik is dan dus niet meer relevant voor het medicatieoverzicht.
- Medicatieafspraak – Medicatiegebruik
- Medicatieafspraak – Medicatiegebruik – Toedieningsafspraak
Natuurlijk kan er daarna weer een nieuwe vastlegging van medicatiegebruik plaatsvinden, die dan ook weer relevant is voor het medicatieoverzicht.
- Medicatieafspraak – Medicatiegebruik – Toedieningsafspraak - Medicatiegebruik
5.3.2.1.4 Nieuwe toedieningsafspraak
Soms moet er een wijziging plaatsvinden in een toedieningsafspraak onder een bestaande medicatieafspraak. Bijvoorbeeld omdat er een ander product verstrekt moet worden (ten gevolge van preferentiebeleid of voorraad). Ook dan geldt dat je een stop toedieningsafspraak moet aanmaken en daarna een nieuwe toedieningsafspraak.
- Medicatieafspraak – Toedieningsafspraak – Medicatiegebruik- stop-Toedieningsafspraak - Toedieningsafspraak
Natuurlijk kan je daarna medicatiegebruik vastleggen, die is dan ook weer relevant voor het medicatieoverzicht.
- Medicatieafspraak – Toedieningsafspraak – Medicatiegebruik - stop-Toedieningsafspraak – Toedieningsafspraak - Medicatiegebruik
5.3.2.2 Over the counter
Soms gebruikt een patiënt medicatie waarvoor er geen voorschrift is. Dit geldt bijvoorbeeld voor pijnstillers als paracetamol of ibuprofen, die verkrijgbaar zijn zonder recept. We noemen dit “over the counter” medicatie. Dergelijk gebruik van ‘over the counter’ medicatie kan vastgelegd worden met de bouwsteen medicatiegebruik. Ook dit is relevant voor het medicatieoverzicht.
- Medicatiegebruik
Een nieuwe vastlegging van medicatiegebruik door dezelfde type auteur (type auteur is patiënt of zorgverlener) ‘overrulet’ eventuele oudere vastleggingen van medicatiegebruik. Hieronder uitgewerkt, op volgorde van MedicatiegebruikDatumTijd:
- Medicatiegebruik - Medicatiegebruik
Wanneer een voorschrijver beslist om deze medicamenteuze behandeling te formaliseren met een medicatieafspraak, gelden daarna de regels zoals hiervoor beschreven. Hieronder uitgewerkt, op volgorde van RegistratieDatumTijd (medicatie- of toedieningsafspraak)/MedicatiegebruikDatumTijd (medicatiegebruik):
- Medicatiegebruik – Medicatiegebruik – Medicatieafspraak
- Medicatiegebruik – Medicatiegebruik – Medicatieafspraak - Medicatiegebruik
- Medicatiegebruik – Medicatiegebruik – Medicatieafspraak – Toedieningsafspraak - Medicatiegebruik
- Medicatiegebruik – Medicatiegebruik – Medicatieafspraak – Medicatiegebruik - Toedieningsafspraak - Medicatiegebruik
- Medicatiegebruik – Medicatiegebruik – Medicatieafspraak - Medicatiegebruik - Medicatiegebruik
5.3.2.3 Toekomstige medicatieafspraken en toedieningsafspraken
Een medicamenteuze behandeling kan meer dan één actuele medicatieafspraak en toedieningsafspraak bevatten. Namelijk één voor de huidige situatie en één of meer voor de toekomstige situatie. Deze paragraaf beschrijft een voorbeeld met één huidige en één toekomstige. De toekomstige bouwstenen hebben in de voorbeelden voor de duidelijkheid een “T-“. Zowel huidige als toekomstige bouwstenen zijn relevant voor het medicatieoverzicht. De bouwstenen voor toedieningsafspraak en medicatiegebruik moeten wel een adequate relatie hebben naar ofwel de huidige ofwel de toekomstige afspraak. Hieronder drie voorbeelden, op volgorde van RegistratieDatumTijd (medicatie- of toedieningsafspraak)/MedicatiegebruikDatumTijd (medicatiegebruik). Indien deze gelijk zijn, dan gesorteerd op Gebruiksperiode:
- Medicatieafspraak – T Medicatieafspraak
- Medicatieafspraak – Toedieningsafspraak – T Medicatieafspraak – T Toedieningsafspraak
- Medicatieafspraak – Toedieningsafspraak – Medicatiegebruik – T Medicatieafspraak – T Toedieningsafspraak – (eventueel T Medicatiegebruik)
Stel dat de toedieningsafspraak wijzigt omdat de verstrekker een andere sterkte levert (2x 500 mg tabletten ipv. 1x 1000 mg tabletten) en de patiënt nog voldoende voorraad heeft voor twee weken obv. de eerste toedieningsafspraak:
- Medicatieafspraak – Toedieningsafspraak – Medicatiegebruik – T Toedieningsafspraak
5.3.2.3.1 Nieuwe medicatieafspraak
Als je in deze situatie een nieuwe medicatieafspraak maakt, maak je ook altijd een (technische) stop/annuleer-medicatieafspraak. Deze stop/annuleer-medicatieafspraak kent twee verschijningsvormen:
1) met RelatieMedicatieafspraak naar een specifieke medicatieafspraak die je stopt of annuleert
2) zonder RelatieMedicatieafspraak, en daarmee stop je de hele medicamenteuze behandeling. Dit is alleen toegestaan wanneer er geen medicatieafspraak beschikbaar is in de MBH.
Ad 1) Stop-MA voor één actuele medicatieafspraak. Met deze stop-MA stop je één specifieke medicatieafspraak. Je maakt voor die medicatieafspraak ook weer een nieuwe aan. Stel dat je alleen de huidige medicatieafspraak wilt wijzigen, dan geeft dit de volgende uitwerking toegepast op de voorbeelden hierboven. De uitwerking staat op volgorde van RegistratieDatumTijd:
- Medicatieafspraak – T Medicatieafspraak - stop-Medicatieafspraak – Medicatieafspraak
- Medicatieafspraak – Toedieningsafspraak – T Medicatieafspraak – T Toedieningsafspraak - stop-Medicatieafspraak – Medicatieafspraak
- Medicatieafspraak – Toedieningsafspraak – Medicatiegebruik – T Medicatieafspraak – T Toedieningsafspraak – T Medicatiegebruik - stop-Medicatieafspraak – Medicatieafspraak
Stel dat je alleen de toekomstige medicatieafspraak wilt wijzigen, dan geeft dit toegepast op de voorbeelden hierboven, op volgorde van RegistratieDatumTijd:
- Medicatieafspraak – T Medicatieafspraak - annuleer- T Medicatieafspraak – T Medicatieafspraak
- Medicatieafspraak – Toedieningsafspraak – T Medicatieafspraak – T Toedieningsafspraak - annuleer- T Medicatieafspraak – T Medicatieafspraak
- Medicatieafspraak – Toedieningsafspraak – Medicatiegebruik – T Medicatieafspraak – T Toedieningsafspraak – T Medicatiegebruik - annuleer- T Medicatieafspraak – T Medicatieafspraak
Ad 2) Stop-MA voor de hele medicamenteuze behandeling. Dit mag alleen gebruikt worden wanneer er in de MBH geen MA beschikbaar is om naar te verwijzen met een RelatieMedicatieafspraak. Dit kan gebeuren doordat de MBH gestart is met een andere bouwsteen, zoals een TA of MGB, of als de MA – om wat voor reden dan ook – niet opgeleverd is bij raadplegen. Het systeem ‘kent’ op dat moment deze MA niet en kan geen RelatieMedicatieafspraak vullen. Een voorschrijver kan de MBH dan stoppen met een stop-MA die geen relatie heeft naar een MA. Mocht de voorschrijver vervolgens alsnog een MA willen maken dan kan dat door het aanmaken van een nieuwe MA. Hieronder uitgewerkt voor dezelfde drie voorbeelden als bovenstaand, op volgorde van RegistratieDatumTijd (medicatie- of toedieningsafspraak)/MedicatiegebruikDatumTijd (medicatiegebruik).
- Toedieningsafspraak – stop-Medicatieafspraak (zonder referentie) - Medicatieafspraak
- Toedieningsafspraak – T-Toedieningsafspraak – Medicatiegebruik - stop-Medicatieafspraak (zonder referentie) – Medicatieafspraak - T-Medicatieafspraak
- Toedieningsafspraak – Medicatiegebruik - T-Toedieningsafspraak – T-Medicatiegebruik - stop-Medicatieafspraak (zonder referentie) – Medicatieafspraak - T-Medicatieafspraak
5.3.2.3.2 Nieuwe toedieningsafspraak
Je kunt echter ook een nieuwe toedieningsafspraak maken voor alleen de huidige medicatieafspraak. Deze nieuwe toedieningsafspraak moet dan een RelatieMedicatieafspraak naar die huidige medicatieafspraak hebben. Hieronder uitgewerkt voor drie voorbeelden, op volgorde van RegistratieDatumTijd (medicatie- of toedieningsafspraak)/MedicatiegebruikDatumTijd (medicatiegebruik).
- Medicatieafspraak – T Medicatieafspraak – Toedieningsafspraak
- Medicatieafspraak – Toedieningsafspraak– T-Medicatieafspraak – T Toedieningsafspraak - stop-Toedieningsafspraak – Toedieningsafspraak
- Medicatieafspraak – Toedieningsafspraak – Medicatiegebruik – T Medicatieafspraak – T-Toedieningsafspraak – T Medicatiegebruik - stop-Toedieningsafspraak – Toedieningsafspraak
Een nieuwe toedieningsafspraak met een RelatieMedicatieafspraak naar de toekomstige medicatieafspraak ziet er als volgt uit:
- Medicatieafspraak – T Medicatieafspraak – Toedieningsafspraak – T-Toedieningsafspraak
- Medicatieafspraak –Toedieningsafspraak – T-Medicatieafspraak – T Toedieningsafspraak – annuleer-T Toedieningsafspraak - T Toedieningsafspraak
- Medicatieafspraak –Toedieningsafspraak – Medicatiegebruik – T Medicatieafspraak – T Toedieningsafspraak – T Medicatiegebruik - annuleer- T Toedieningsafspraak – T-Toedieningsafspraak
5.3.2.4 Regels van het overrulen opgesomd
Op basis van bovenstaande beschrijving/voorbeelden zijn de volgende algemene regels voor het overrulen af te leiden. Het gaat hier om de regels om te bepalen of een bouwsteen relevant is voor oplevering in het medicatieoverzicht. Binnen een medicamenteuze behandeling:
- Een nieuwe medicatieafspraak overrulet alle bouwstenen van het type medicatieafspraak en toedieningsafspraak/-afspraken, behorende bij de medicatieafspraak die wordt gewijzigd, gestopt of geannuleerd.
- Een nieuwe toedieningsafspraak overrulet de bouwsteen van het type toedieningsafspraak behorende bij de toedieningsafspraak die wordt gewijzigd, gestopt of geannuleerd.
- Een nieuwe medicatie- of toedieningsafspraak overrulet altijd de bouwstenen van het type medicatiegebruik.
- Een nieuwe vastlegging van medicatiegebruik overrulet in principe (zie uitzondering hieronder) oudere vastleggingen van medicatiegebruik die horen bij dezelfde medicatieafspraak als het nieuwe medicatiegebruik.
- Uitzondering op deze regel: medicatiegebruik met als auteur patiënt overrulet NIET een oudere vastlegging van medicatiegebruik met als auteur zorgverlener en vice versa. Beide zijn dan dus relevant voor het medicatieoverzicht.
Deze laatste uitzondering toegepast op een aantal situaties:
- Medicatieafspraak – Toedieningsafspraak – Medicatiegebruik-ZVL – Medicatiegebruik-PAT
- Medicatieafspraak – Toedieningsafspraak – Medicatiegebruik-PAT – Medicatiegebruik-ZVL
- Medicatieafspraak – Toedieningsafspraak – Medicatiegebruik-PAT – Medicatiegebruik-PAT
- Medicatieafspraak – Toedieningsafspraak – Medicatiegebruik-ZVL – Medicatiegebruik-PAT – Medicatiegebruik-PAT
- Medicatieafspraak – Toedieningsafspraak – Medicatiegebruik-ZVL – Medicatiegebruik-PAT – Medicatiegebruik PAT – Medicatiegebruik-ZVL
5.4 Verificatie per medicamenteuze behandeling
Een zorgverlener legt verificatie per medicamenteuze behandeling vast met de bouwsteen medicatiegebruik:
- Auteur = Zorgverlener
- Eventuele informant: de patiënt, een zorgverlener of een andere persoon
- Eventueel kenmerk ‘volgens afspraak’: is het medicatiegebruik volgens de auteur conform medicatieafspraak of toedieningsafspraak?
- Eventuele RelatieMedicatieafspraak óf RelatieToedieningsafspraak:
- Medicatie- of toedieningsafspraak die de referentie is geweest voor het opgeven van dit gebruik.
- Wanneer er wordt aangegeven ‘volgens afspraak’ dan staat hier de medicatie- of toedieningsafspraak conform welke de patiënt gebruikt.
Een dergelijke vastlegging van medicatiegebruik betekent: “Volgens mij gebruikt de patiënt dit medicament als volgt:…..”.
Het is nu niet voorzien in de informatiestandaard om aan te geven dat een medicatieafspraak of toedieningsafspraak klopt, los van of de patiënt het ook zo gebruikt.
5.5 Proces van het medicatieoverzicht uitwisselen
Naast de inhoud en de verificatie is ook het proces rondom het medicatieoverzicht van belang.
5.5.1 Wie, wanneer, met welke informatie
De betrouwbaarheid en de compleetheid van een medicatieoverzicht hangt af van:
- wie het heeft samengesteld,
- op welk moment en
- met welke basisinformatie.
Daarover kunnen we afspraken maken, bijvoorbeeld:
- een medicatieoverzicht pas uitwisselen/beschikbaar stellen zodra deze enige vorm van betrouwbaarheid heeft
- na een expliciete actie van een zorgverlener of
- automatisch als aan bepaalde voorwaarden is voldaan.
- medicatieoverzicht volledig automatisch uitwisselen/beschikbaar stellen zonder voorwaarden
- medicatieoverzicht volledig automatisch beschikbaar maken zonder dat een nieuwe gegevenssoort nodig is (dus bij aanmelding van één van de andere medicatie gegevenssoorten ben je automatisch ook bron voor een medicatieoverzicht).
5.5.1.1 Besluit
Bovenstaande vragen zijn nog niet beantwoord. Besloten is dat tijdens de Proof-Of-Concept alle partijen die een medicatieoverzicht kunnen opleveren dit ook doen.
5.5.2 Verantwoordelijkheden opvrager en bron
De opvrager krijgt medicatieoverzichten uit meerdere bronnen. Het verwerken hiervan is de verantwoordelijkheid van de ontvanger. De actualiteit van een medicatieoverzicht is hierbij van belang.
Actie: de transactie medicatieoverzicht moet de meest recente datum bevatten van de verzameling van beschikbare RegistratieDatumTijd/MedicatiegebruikDatumTijd van de opgeleverde instantiaties van bouwstenen. De samensteller (bron) van het medicatieoverzicht moet deze datum dus opleveren. Dit helpt de ontvanger om de actualiteit van het medicatieoverzicht beter in te schatten.
5.5.3 Afspraken vervolg
Met de uitkomsten van de Proof-Of-Concept vervolgen we de analyse om te komen tot een goed proces voor het medicatieoverzicht.
5.6 Afleidingsregels
Het is van belang dat iedere partij de arts, apotheker, verpleging en ook de patiënt uit de medicatiebouwstenen kan opmaken wat de bedoeling is (c.q. wat de actuele afspraken zijn). Die bedoeling mag niet per informatiesysteem verschillen. Daarom moeten informatiesystemen volgens dezelfde afleidingsregels de actuele situatie kunnen berekenen.
De actuele therapeutische situatie wordt berekend aan de hand van zowel medicatie- als toedieningsafspraken. Toedieningsafspraken hebben een relatie met de medicatieafspraak die zij concreet invullen. Toedieningsafspraken zijn daardoor te koppelen aan de medicatieafspraak die zij invullen.
Het medicatiegebruik is uiteraard ook zinvol om te weten. Het geeft echter niet weer wat de bedoeling van de zorgverlener is, maar wat de patiënt heeft gebruikt. Onderstaande regels nemen daarom niet het ‘gebruik’ mee. Het gebruik is wel onderdeel van een medicatieprofiel maar wordt apart getoond onder de betreffende medicamenteuze behandeling.
5.6.1 Effectieve periode
De effectieve periode bestaat uit een effectieve startdatum en een effectieve einddatum.
- De effectieve periode beschrijft de periode waarin een medicatie- of toedieningsafspraak (uiteindelijk) geldt /van toepassing is.
De effectieve periode is afhankelijk van aanpassingen (wijzigen / staken / onderbreken / hervatten) van medicatie en door de ‘concrete invulling’ van een medicatieafspraak door een toedieningsafspraak. De effectieve periode is niet beschreven in de dataset, omdat het een afgeleid gegeven is dat alleen wordt gebruikt om de actuele situatie te bepalen. De effectieve startdatum, effectieve einddatum en effectieve periode zijn geen gegevens om aan de eindgebruiker te tonen.
Medicatie voor onbepaalde duur heeft een effectieve einddatum die in de toekomst ligt, maar op een (nog) niet af te leiden moment. Het is alleen bekend dat hij 'ergens' in de toekomst ligt.
5.6.2 Actuele en huidige medicatie
- Actuele (medicatie– en toedienings)afspraken: de afspraken waarvan de effectieve einddatum in de toekomst ligt.
- Huidige (medicatie– en toedienings)afspraken: de afspraken waarvan het heden tussen de effectieve startdatum en de effectieve einddatum ligt.
- Actuele medicatie: de verzameling van actuele (huidige en toekomstige) medicatie- en toedieningsafspraken en het actuele gebruik. Voorbehoud hierbij is dat nooit met zekerheid te zeggen is in hoeverre de patiënt zich aan de afspraken houdt en het daadwerkelijk gebruik meldt.
5.6.3 Uitwerking
Aanpak
Aan de hand van een aantal situaties worden de afleidingsregels beschreven om te komen tot de effectieve therapeutische periode in een medicatieprofiel:
- 1) Medicatie starten
- 2) Maken toedieningsafspraak
- 3) Medicatie wijzigen
- 4) Medicatie definitief stoppen
- 5) Medicatie tijdelijk onderbreken en hervatten
Hieronder worden de afleidingsregels beschreven. Het nummer bij iedere afleidingsregel staat voor de volgorde waarin de regels moeten worden uitgevoerd.
1) Medicatie starten
Medicatie wordt gestart door het maken van een nieuwe medicatieafspraak. De medicatieafspraak kent een:
- RegistratieDatumTijd - de datum waarop de afspraak die met de patiënt is gemaakt is vastgelegd.
- Gebruiksperiode - de periode bestaat uit:
- startDatumTijd - de startDatumTijd van de medicatieafspraak kan in de toekomst liggen;
- tijdsDuur;
- eindDatumTijd - tot wanneer geldt de medicatieafspraak.
1a: De effectieve periode van een nieuwe medicatieafspraak is gelijk aan diens Gebruiksperiode
2) Maken toedieningsafspraak
Een toedieningsafspraak vult een medicatieafspraak concreet in. In zekere zin, door de ogen van de patiënt gezien, zou je kunnen zeggen dat een toedieningsafspraak een medicatieafspraak vervangt. Dat is immers dichter bij wat hij zou moeten gebruiken.
Afleidingsregel 1 wordt uitgebreid:
1b: De effectieve periode van een nieuwe toedieningsafspraak is gelijk aan diens Gebruiksperiode
Afleidingsregel 2 is van toepassing als een medicatieafspraak onderliggende toedieningsafspraken kent (zie afleidingsregel 2b voor nadere toelichting):
2a: De effectieve periode van een medicatieafspraak is gelijk aan de effectieve periode van de onderliggende toedieningsafspraak.
3) Medicatie wijzigen
- a) Door een medicatieafspraak
De voorschrijver wijzigt medicatie (c.q. de medicamenteuze behandeling) door het maken van een nieuwe medicatieafspraak (en het beëindigen van de bestaande) binnen een bestaande medicamenteuze behandeling.
Doordat de startDatumTijd van een medicatieafspraak in de toekomst kan liggen kunnen er meerdere medicatieafspraken tegelijk actueel zijn. Bijvoorbeeld wanneer een medicatieafspraak geldt ‘voor onbepaalde duur’ (MA1) en er wordt afgesproken over twee weken de dosering te wijzigen (MA2) blijft de eerste medicatieafspraak (MA1) nog twee weken geldig, daarna gaat de tweede medicatieafspraak (MA2) in.
De voorgaande afleidingsregels veranderen hierdoor niet.
- b) Door een toedieningsafspraak
Een medicatieafspraak wordt concreet ingevuld door een toedieningsafspraak. Op deze toedieningsafspraak kan een wijziging plaatsvinden. Bijvoorbeeld wanneer deeltijden veranderen (wanneer GDS wordt geïnitieerd), of wanneer er van handelsproduct wordt gewijzigd (door bijvoorbeeld een preferentiebeleid). Er kunnen dus meerdere achtereenvolgende toedieningsafspraken onder één medicatieafspraak worden gemaakt. Daarom wordt regel 2 uitgebreid zodat effectieve periode van de medicatieafspraak wordt bepaald door de gehele reeks onderliggende toedieningsafspraken.
2b: Wanneer er meerdere toedieningsafspraken onder een medicatieafspraak gemaakt worden dan is de effectieve startdatum van de medicatieafspraak gelijk aan de meest vroege startDatumTijd van de onderliggende toedieningsafspraken en de eindDatumTijd van de laatste toedieningsafspraak.
Er kunnen parallelle toedieningsafspraken onder één medicatieafspraak zijn waarvan de RegistratieDatumTijd en startDatumTijd gelijk zijn. Beide zijn dan tegelijk geldig en daarmee wijzigt regel 2b niet.
In onderstaande figuur is een zeer eenvoudig voorbeeld opgenomen van een actueel profiel samengesteld uit de verschillende bouwstenen. De patiënt-, verificatie-, CiO- en labgegevens zijn in dit overzicht geheel buiten beschouwing gelaten. Er is verder een zeer beperkt aantal gegevens opgenomen om vooral de werking van de effectieve periode te tonen. Regels met een ‘-‘ zijn detailregels en kunnen desgewenst ‘ingeklapt’ worden in het medicatieprofiel. In de eerste regel is de effectieve periode getoond voor de onderliggende MA en TA's. Daaronder is ook gebruik zichtbaar, deze heeft geen invloed op de berekening van de effectieve therapeutische periode in de eerste regel.
4) Medicatie definitief stoppen
Het stoppen van medicatie (c.q. medicamenteuze behandeling) gebeurt door het maken van een medicatieafspraak, waarin stoptype 'stopgezet' is aangegeven. De startDatumTijd van deze medicatieafspraak is de datum waarop de originele medicatieafspraak inging. De einDatumTijd is de datum waarop de medicatie gestopt wordt. De effectieve periode van de originele medicatieafspraak is daarmee vervangen door de effectieve periode van deze nieuwe stop-MA.
1c: Wanneer een medicatieafspraak gestopt wordt dan is de effectieve periode van de medicatieafspraak de effectieve periode van de stop-MA.
Een stop-TA kan een stop-MA concreet invullen. Zo kan bijvoorbeeld worden uitgedrukt dat het stoppen ingaat met de volgende GDS uitgifte.
5) Medicatie tijdelijk onderbreken en hervatten
Het onderbreken van medicatie gebeurt op dezelfde wijze als medicatie stoppen. Er wordt een stop-MA gemaakt (stoptype 'onderbroken') met dezelfde startDatumTijd als de originele medicatieafspraak. De eindDatumTijd van de stop-MA is het moment van tijdelijk onderbreken, het stoptype is 'onderbroken'. Hervatten gebeurt door een medicatieafspraak te maken met de oude (of aangepaste) dosering waarbij de startDatumTijd de hervattingsdatum is. Een aansprekende reden (bijvoorbeeld: hervat eerder gemaakt beleid) kan e.e.a. verduidelijken. Als niet hervat wordt kan 'medicatie stoppen (stoptype 'stopgezet')' worden uitgevoerd om de medicamenteuze behandeling definitief te beëindigen waarmee het niet meer actuele medicatie is. Medicatie die onderbroken wordt blijft actueel zodat deze op het medicatieprofiel zichtbaar blijft.
1d: Wanneer medicatie tijdelijk wordt onderbroken wordt de effectieve periode daardoor niet beïnvloed. De effectieve periode wordt bepaald door de effectieve periode van de originele medicatieafspraak.
Deze afleidingsregels vormen de basis voor het bepalen van de actuele afspraken. Er zijn uitzonderingssituaties denkbaar die gerelateerd zijn aan het slechts deels beschikbaar hebben van medicatiegegevens. Deze zijn niet uitgewerkt. In de open-source beschikbare medicatie-viewer zijn alle afleidingsregels opgenomen en geïmplementeerd.
5.7 Gegevens die niet getoond hoeven te worden
Diverse gegevens zijn belangrijk voor het correct kunnen verwerken van informatie, maar zijn voor de eindgebruiker niet relevant:
- Een applicatie hoeft niet de (technische) identificatie van een MBH te tonen (noch die van de bouwstenen zelf), maar wel de uitwerking daarvan: namelijk in samenhang getoonde bouwsteen instantiaties.
- De kopie-indicator bij de MA, TA en MGB bij het raadplegen van medicatieoverzicht. Of een bouwsteen een kopie betreft, is voor een gebruiker niet zo belangrijk en kan afgeleid worden door andere gegevens uit die bouwsteen (zoals auteur van de bouwsteen). Het is dus niet zo belangrijk dat een gebruiker kan zien dat dit 'als kopie' is opgeleverd en vermoedelijk alleen maar verwarrend. Voor leveranciers is dit gegeven echter wél belangrijk, bijvoorbeeld omdat zij soms met de gegevens willen rekenen en het dan veiliger is om het gegeven bij de échte bron op te halen. Het ligt daarom voor de hand om in je informatiesysteem wél bij te houden of je het gegeven van de échte bron hebt ontvangen.
- Een applicatie hoeft niet het stoptype (onderbroken/stopgezet/geannuleerd) van een stop- of annuleer-afspraak te tonen, maar wel de uitwerking daarvan: namelijk het verwerken van de betekenis. De betekenis hiervan kan zijn dat de gehele MBH wordt getoond als gestopte medicatie, onderbroken medicatie (blijft inzichtelijk onder huidige medicatie), een wijziging in geval van een 'technische stop-afspraak'. In het geval van een 'geannuleerd-afspraak' zal de medicatie nooit gestart zijn en wordt daarom niet getoond op een medicatieoverzicht.
6 Toedienlijst en afleidingsregels
Dit hoofdstuk is onder revisie en zal volledig herschreven worden waarbij er rekening wordt gehouden met de contextafhankelijkheid van de informatie in de weergave |
Dit hoofdstuk toont een mogelijke weergave van een toedienlijst en specificeert daarnaast afleidingsregels voor alle relevante bouwstenen en verificatie per medicamenteuze behandeling voor het opstellen van een toedienlijst.
6.1 Inleiding
Deze paragraaf bevat een voorbeeld van een toedienlijst. De toedienlijst toont op elk moment van de dag de meeste recente medicatiegegevens zodat de medicatietoediening adequaat kan verlopen. Om te zorgen voor een veilige situatie waarbij een (professionele) toediener de juiste en actuele medicatiegegevens heeft om goed en veilig te kunnen toedienen, dient de toedieningssoftware in staat te zijn om de medicatiebouwstenen te kunnen verwerken en samenhang hierin te brengen met behulp van de spelregels die binnen deze informatiestandaard MP9 zijn bepaald.
Onder de term ‘toedienlijst’ wordt verstaan een digitale lijst van alle geneesmiddelen die zijn voorgeschreven door een voorschrijver en die aan een patiënt/cliënt toegediend moeten worden. Deze lijst wordt opgesteld op basis van de volgende medicatiebouwstenen: Medicatieafspraak, WisselendDoseerschema, Toedieningsafspraak en Medicatietoediening.
Het sturen en/of beschikbaar stellen van medicatiegegevens aan (professionele) toedieners zorgt voor een totaaloverzicht over alle toe te dienen medicatie. Dit betekent dat zowel het stoppen als het wijzigen van medicatie met of zonder medicatieverstrekking op elk moment beschikbaar is. Wijzigingen in medicatie en wisselende doseerschema’s, zoals van de trombosedienst, zijn direct beschikbaar voor toedieners.
In figuur 1 zijn de medicatiegegevens weergegeven die getoond kunnen worden op een toedienlijst. In tabel 1 wordt door middel van nummers aangegeven welke gegevens daarbij normatief zijn, deze medicatiegegevens zijn verplicht om te tonen. De andere gegevens in de figuur zijn optioneel en worden mogelijk in de toekomst als normatief toegevoegd. De lay-out van de toedienlijst in een informatiesysteem kan verschillen per doelgroep en per device, dit is afhankelijk van de gebruikerseisen.
De toedienlijst in dit voorbeeld is generiek beschreven. De algemene eisen van de eindgebruikers voor het opstellen van de toedienlijst zijn in dit hoofdstuk opgenomen en er worden geen uitspraken gedaan over de technische realisatie of implementatie.
De Veilige principes in de medicatieketen (2016) gaan over wat ‘in principe’ veilig is in de medicatieketen in de sector verpleging, verzorging en thuiszorg. De specificaties, die in de Veilige principes in de medicatieketen (2016), Richtlijn overdracht van medicatiegegevens in de keten herziening 2018/2019 en de nieuwe inzichten uit het programma Medicatieoverdracht zijn opgenomen, zijn in dit hoofdstuk verwerkt.
Uitgangspunten voor de toedienlijst zijn:
- Medicatiebouwstenen
- Medicatieafspraak (MA)
- Toedieningsafspraak (TA)
- WisselendDoseerschema (WDS)
- Medicatietoediening (MTD)
- Alle huidige medicatie, dat wil zeggen alle MA’s, TA’s en WDS’s die beschikbaar zijn en van toepassing zijn op het moment dat medicatie wordt toegediend, worden bepaald op basis van de Gebruiksperiode.
- De PrikPlakLocatie in de bouwsteen MTD wordt geraadpleegd op basis van de ToedieningsDatumTijd.
- (Professionele) toedieners kunnen op een toedienlijst een onderscheid maken tussen de verschillende medicatie die een patiënt toegediend krijgt. Dit gebeurt op basis van het dataelement Distributievorm in de bouwsteen TA en het dataelement Criterium in DoseringZoNodig in MA, TA of WDS. Het onderscheid kan er als volgt uit zien:
- GDS-medicatie;
- Niet-GDS-medicatie;
- Niet-GDS-medicatie zo nodig.
- De resterende bouwstenen (verstrekkingsverzoek, medicatieverstrekking en medicatiegebruik) zijn niet nodig voor het opstellen van de toedienlijst.
Figuur 1: Voorbeeldweergave toedienlijst
Nr | Kop | Dataset | ||
---|---|---|---|---|
1 | Type | Medicatieafspraak | Toedieningsafspraak | WisselendDoseerschema |
2 | Geneesmiddel | AfgesprokenGeneesmiddel | GeneesmiddelBijToedieningsafspraak | AfgesprokenGeneesmiddel |
3 | Voorschrijver | Medicatieafspraak – Voorschrijver – Zorgverlener | ||
4 | Verstrekker | Toedieningsafspraak – Verstrekker – Zorgaanbieder | ||
Auteur | WisselendDoseerschema – Auteur – Zorgverlener (conditioneel) | |||
5 | Ingangsdatum | Medicatieafspraak - Gebruiksperiode | Toedieningsafspraak - Gebruiksperiode | WisselendDoseerschema - Gebruiksperiode |
6 | Einddatum/duur | Medicatieafspraak - Gebruiksperiode | Toedieningsafspraak – Gebruiksperiode | WisselendDoseerschema - Gebruiksperiode |
7 | Omschrijving | Gebruiksinstructie – Omschrijving | ||
Toedieningsweg | Gebruiksinstructie – Toedieningsweg | |||
Aanvullende instructie | Gebruiksinstructie – AanvullendeInstructie | |||
Keerdosis | Gebruiksinstructie – Doseerinstructie – Dosering – Keerdosis | |||
Toedientijd | Gebruiksinstructie – Doseerinstructie – Dosering – Toedieningsschema – Toedientijd | |||
Toedieningssnelheid | Gebruiksinstructie – Doseerinstructie – Dosering – Toedieningssnelheid | |||
Toedieningsduur | Gebruiksinstructie – Doseerinstructie – Dosering – Toedieningsduur | |||
8 | PrikPlakLocatie | Medicatietoediening – PrikPlakLocatie | ||
9 | Toelichting | Toelichting & AanvullendeInformatie |
Tabel 1: Normatieve medicatiegegevens voor de toedienlijst
6.2 Functionele specificatie
In de figuren hieronder zijn de onderdelen opgenomen met normatieve gegevens. De andere onderdelen zijn (nog) niet normatief. De in de tabel genummerde elementen zijn normatief, overige elementen zijn vooralsnog optioneel.
6.2.1 Kop en algemeen
6.2.2 Opmerkingen
In de opmerkingen kunnen bijvoorbeeld relevante (beperkte) gezondheidsvaardigheden (competenties: geletterdheid, reken- en digitale vaardigheden) vastgelegd worden die impact kunnen hebben op medicatietoediening. Dit onderdeel is bedoeld voor intern gebruik en wordt (nog) niet uitgewisseld.
NB. Dit onderdeel is nog niet normatief. Deze gegevens komen uit het interne informatiesysteem van de organisatie.
6.2.3 GDS-medicatie
Geautomatiseerd geneesmiddeldistributiesysteem (GDS) wordt gedefinieerd als een verpakking waarin geneesmiddelen zijn verdeeld in eenheden per toedieningstijdstip en op naam van een individuele cliënt zijn gesteld (KNMP 2011). Een GDS biedt een patiënt de mogelijkheid om zijn eigen medicatie langer zelf te beheren. Of medicatie in GDS wordt geplaatst wordt door een apotheker bepaald. In het dataelement Distributievorm in de bijbehorende TA (en ook in de MVE, die echter niet gebruikt wordt voor de samenstelling van de toedienlijst) wordt aangegeven of er sprake is van GDS-medicatie.
Vanuit het zorgveld is de wens uitgesproken dat bij gewijzigde of gestopte medicatie een waarschuwingssignaal getoond wordt met de opmerking dat het geneesmiddel zich mogelijk in de GDS-verpakking bevindt en hier mogelijk een handeling op verricht moet worden. Nadere uitwerking van deze situatie is nodig.
6.2.4 Niet-GDS-medicatie
Niet-GDS-medicatie is losse medicatie die om verschillende redenen niet in een geautomatiseerd geneesmiddeldistributiesysteem kan worden opgenomen. In het dataelement Distributievorm in de bijbehorende TA wordt aangegeven dat er geen sprake is van GDS-medicatie. Daarnaast wordt het dataelement Criterium onder ZoNodig leeg gelaten.
6.2.5 Niet-GDS-medicatie zo nodig
Niet-GDS-medicatie zo nodig is losse medicatie die in bijzondere gevallen toegediend mag worden. De voorwaarde voor het toedienen van een zo nodig medicament kan zijn:
- een fysiologische meetwaarde (plasma glucoseconcentratie, lichaamstemperatuur, bloeddruk);
- een symptoom of andere omstandigheid (bij hoofdpijn, bij jeuk).
In het dataelement Distributievorm in de bijbehorende TA wordt aangegeven dat er geen sprake is van GDS-medicatie. Daarnaast wordt 'Zo nodig' ingevuld in het dataelement Criterium.
6.3 Bouwsteen instanties
Deze paragraaf beschrijft welke instanties van de bouwstenen horen bij de toedienlijst. Dit gaat alleen om ‘eigen’ bouwstenen (paragraaf 5.3.1) en dan alleen de laatste, relevante instanties hiervan (paragraaf 5.3.2).
6.3.1 Therapie en logistieke bouwstenen
De medicatiebouwstenen voor het samenstellen van een toedienlijst zijn therapeutisch van aard. Doordat de bouwsteen TA het dataelement "Distributievorm", die het kenmerk "GDS-medicatie" kan meegeven, bevat, is de logistieke bouwsteen MVE niet nodig voor de samenstelling van de Toedienlijst. Bouwstenen kunnen op basis van afleidingregels overruled worden. Hierbij zijn de afleidregels die eerder in Hoofdstuk 5 benoemd zijn van toepassing (zie Hoofdstuk 5). Alleen voor WDS als nieuwe bouwsteen zijn de regels nog niet opgesteld. Deze afleidingsregels zullen in deze paragraaf opgenomen worden. Voor MTD zijn de afleidingsregels niet van toepassing, dit gaat namelijk over een feitelijke gebeurtenis op een bepaald moment en niet over een periode waarbij een bepaalde afspraak actueel is zoals bij de MA, TA en MGB.
6.3.1.1 Toedienlijst en afleidingsregels
Een toedienlijst kan o.a. in het informatiesysteem van de toediener, door middel van losse medicatiebouwstenen worden samengesteld. De medicatiebouwstenen kunnen worden verkregen uit het eigen informatiesysteem en uit andere bronnen. Voor het raadplegen en beschikbaar stellen van losse bouwstenen wordt de transactie Medicatiegegevens (raadplegen/beschikbaar stellen) gebruikt.
Met de transactiegroep Medicatiegegevens (sturen/ontvangen) kunnen losse bouwstenen direct aan een andere zorgverlener of de patiënt worden verstuurd (dus zonder eerst te raadplegen). Dit gebeurt bijvoorbeeld bij ontslag of op verzoek van een medebehandelaar (bijv. een patiënt verschijnt bij een huisarts of apotheker buiten de regio waarbij deze huisarts of apotheker bij de eigen huisarts van de patiënt de gegevens telefonisch opvraagt en digitaal ontvangt).
Bij zowel Medicatiegegevens sturen/ontvangen als raadplegen/beschikbaar stellen mogen gegevens die uit andere bron zijn verkregen niet worden opgeleverd.
6.3.2 Laatste relevante
Alleen de laatste relevante bouwstenen (per medicamenteuze behandeling) zijn onderdeel van de toedienlijst. Deze paragraaf beschrijft wat precies die laatst relevante bouwstenen zijn voor een toedienlijst van medicatie op voorschrift. De hierop volgende paragraaf 6.3.2.1 gaat in op de bijzondere situatie waarbij een WDS van toepassing is. Een WDS kan wat betreft afleidingsregels op dezelfde manier behandeld worden als de MA. Bij het opstellen van toedienlijst is bij aanwezigheid van een WDS, dit WDS leidend voor de Gebruiksinstructie. Alle andere situaties zonder WDS, die in paragraaf 5.3.2 beschreven worden, zijn ook van toepassing.
Query om te komen tot de juiste, relevante en toekomstige bouwstenen:
Nr | Bouwsteen | Query | Wat is de specifieke invulling? |
---|---|---|---|
1 | MA, TA, WDS | Gebruiksperiode | Alles wat vandaag toegediend moet worden en daarmee van toepassing is: Dag = T, startDatumTijd = T: 00:00:00 uur, eindDatumTijd = T: 23:59:59 uur |
2 | MTD | Toedieningsperiode | Afhankelijk hoe ver in het verleden de PrikPlaklocatie medisch of voor het toedienen noodzakelijk zijn. Bijvoorbeeld als een week voldoende is (er kan ook gekozen worden voor een andere periode): Dag = T, BeginDatum = T-7 dag |
Als alle bouwstenen verzameld zijn, kunnen de volgende medicatiegegevens afhankelijk van de situatie uit de volgende bouwstenen gebruikt worden:
Bouwsteen | Situatie: alleen MA* | Situatie: MA + TA | Situatie: MA + TA + WDS |
---|---|---|---|
MA | Leidend** voor het opstellen van de toedienlijst (nummer: 2, 5, 6, 7, 9, 10) | Gegevens van de voorschrijver | Gegevens van de voorschrijver |
TA | - | Leidend** voor het opstellen van de toedienlijst (nummer 2, 5, 6, 7, 9, 10) | Gegevens van de verstrekker en geneesmiddel |
WDS | - | - | Leidend** voor het opstellen van de toedienlijst (nummer 5, 6, 7, 10) |
* Situatie waarbij een apotheker de MA nog niet verwerkt heeft. ** Met leidend worden de dataelementen bedoeld die in de functionele eisen zijn opgenomen. De nummers van deze elementen zijn toegevoegd.
6.3.2.1 Medicatie op voorschrift met een wisselend doseerschema
6.3.2.1.1 Meest eenvoudige ‘happy flow’
In een medicamenteuze behandeling ontstaat er in de meest eenvoudige ‘happy flow’ een opeenvolging van:
- Medicatieafspraak – WisselendDoseerschema – Toedieningsafspraak
Normaal gesproken begint een medicamenteuze behandeling met een medicatieafspraak. Een toedieningsafspraak vult de medicatieafspraak concreet in. Daarnaast wordt er met een WDS vastgesteld of er sprake is van een wisselend doseerschema. In zowel de MA als in de TA wordt 'Gebruik volgens schema trombosedienst' bij de Dosering vastgelegd. In het WDS wordt invulling gegeven aan de dosering: het doseerschema wordt vastgelegd. De drie bouwstenen zijn relevant en horen bij het samenstellen van een toedienlijst, zoals aangegeven in groen hieronder.
- Medicatieafspraak – WisselendDoseerschema – Toedieningsafspraak
Een toedieningsafspraak verwijst in principe naar de medicatieafspraak die hij invult. Ook een wisselend doseerschema verwijst naar de medicatieafspraak die het invult. Een WDS is altijd gerelateerd aan een medicatieafspraak.
6.3.2.1.2 Nieuw wisselend doseerschema
- Medicatieafspraak – WisselendDoseerschema – Toedieningsafspraak – WisselendDoseerschema
De Gebruiksperiode van het wisselend doseerschema is afgelopen en er wordt een nieuw doseerschema aangemaakt. Voor een wisselend doseerschema waarin al direct een eindDatumTijd is afgesproken, is geen aanvullend stop-WDS nodig.
6.3.2.1.3 Wijzigen wisselend doseerschema
- Medicatieafspraak – WisselendDoseerschema – Toedieningsafspraak – stop-WisselendDoseerschema – WisselendDoseerschema
Het wisselend doseerschema is gewijzigd.
6.3.2.1.4 Stoppen van medicatie
- Medicatieafspraak – WisselendDoseerschema – Toedieningsafspraak – stop-Medicatieafspraak
Het stoppen van medicatie met een wisselend doseerschema wordt met behulp van de MA gestopt.
6.3.2.1.5 Wijzigen van handelsproduct
- Medicatieafspraak – WisselendDoseerschema – Toedieningsafspraak – stop-Toedieningsafspraak – Toedieningsafspraak
Het handelsproduct wordt gewijzigd, dit heeft geen invloed op het wisselend doseerschema.
6.3.2.1.6 Regels van het overrulen opgesomd
Op basis van bovenstaande beschrijvingen/voorbeelden zijn de volgende algemene regels voor het overrulen af te leiden. Het gaat hier om de regels om te bepalen of een bouwsteen relevant is voor oplevering in de toedienlijst. Binnen een medicamenteuze behandeling:
- Een nieuwe Medicatieafspraak overrulet alle therapie bouwstenen (Medicatieafspraak, Toedieningsafspraak, WisselendDoseerschema) behorende bij de Medicatieafspraak die die wordt gewijzigd, gestopt of geannuleerd.
- Een nieuwe Toedieningsafspraak overrulet de bouwsteen van het type Toedieningsafspraak behorende bij de Toedieningsafspraak die wordt gewijzigd, gestopt of geannuleerd.
- Een nieuw WisselendDoseerschema overrulet alle oudere WisselendDoseerschema’s die horen bij dezelfde Medicatieafspraak.
7 Informatiesystemen en transacties
Dit hoofdstuk bevat een opsomming van alle systeemrollen en transacties. In de verschillende proceshoofdstukken wordt hiernaar verwezen.
Onderstaande figuur (Figuur 10) bevat een overzicht van alle informatiesystemen met hun bijbehorende systeemrollen (voor de systeemrollen met betrekking tot de overdracht van laboratoriumgegevens verwijzen wij naar het functioneel ontwerp Informatiestandaard uitwisseling Laboratoriumgegevens). De systeemrollen zijn beschreven in de daaronder opgenomen Tabel 3. De systeemrollen die betrekking hebben op raadplegen/beschikbaar stellen van medicatiegegevens en medicatieoverzicht zijn voor alle informatiesystemen van belang al naar gelang het proces waarin zij gebruikt worden. Het elektronisch voorschrijfsysteem (EVS) heeft daarnaast de systeemrollen voor het ontvangen van een voorstel verstrekkingsverzoek, het versturen van een antwoord voorstel verstrekkingsverzoek en het ontvangen van een voorstel medicatieafspraak en in de ambulante situatie voor het versturen van een voorschrift en het ontvangen van een vervulling van het voorschrift. Een XIS en PGO hebben naast de generieke systeemrollen ook de systeemrollen voor het versturen van een voorstel medicatieafspraak en voorstel verstrekkingsverzoek en het sturen van gebruik en ontvangen antwoord voorstel verstrekkingsverzoek. Een apotheekinformatiesysteem heeft naast de basis systeemrollen ook de rollen voor sturen van voorstel medicatieafspraak, voorstel verstrekkingsverzoek en afhandeling voorschrift en het ontvangen van een voorschrift en antwoord voorstel verstrekkingsverzoek. In Hoofdstuk 2 zijn de belangrijkste systeemrollen per proces benoemd.
Naam systeemrol | Afk. | Omschrijving |
---|---|---|
MedicatieGegevensBeschikbaarstellend | MP-MGB | Beschikbaar stellen medicatiegegevens aan medebehandelaars/patiënt |
MedicatieGegevensRaadplegend | MP-MGR | Raadplegen medicatiegegevens bij medebehandelaars/patiënt |
MedicatieGegevensSturend | MP-MGS | Sturen medicatiegegevens aan medebehandelaar/patiënt |
MedicatieGegevensOntvangend | MP-MGO | Ontvangen medicatiegegevens van medebehandelaar/patiënt |
MedicatieOverzichtBeschikbaarstellend | MP-MOB | Beschikbaar stellen medicatieoverzicht aan medebehandelaars/patiënt |
MedicatieOverzichtRaadplegend | MP-MOR | Raadplegen medicatieoverzicht bij medebehandelaars/patiënt |
MedicatieOverzichtSturend | MP-MOS | Sturen medicatieoverzicht aan medebehandelaar/patiënt |
MedicatieOverzichtOntvangend | MP-MOO | Ontvangen medicatieoverzicht van medebehandelaar/patiënt |
VoorschriftSturend | MP-VOS | Sturen verzoek tot medicatieverstrekking van medicatie of verwerking van wijziging in medicatieafspraak |
VoorschriftOntvangend | MP-VOO | Ontvangen verzoek tot medicatieverstrekking van medicatie of verwerking wijziging in medicatieafspraak |
VoorschriftAfhandelingSturend | MP-VAS | Sturen afhandeling van de medicatieafspraak en evt. verstrekkingsverzoek in toedieningsafspraak en/of medicatieverstrekking |
VoorschriftAfhandelingOntvangend | MP-VAO | Ontvangen afhandeling van de medicatieafspraak en evt. verstrekkingsverzoek in toedieningsafspraak en/of medicatieverstrekking |
VoorstelVerstrekkingsverzoekSturend | MP-VVS | Sturen voorstel nieuw verstrekkingsverzoek naar voorschrijver, ontvangen antwoord op voorstel verstrekkingsverzoek |
VoorstelVerstrekkingsverzoekOntvangend | MP-VVO | Ontvangen voorstel tot nieuw verstrekkingsverzoek, sturen antwoord op voorstel verstrekkingsverzoek |
VoorstelMedicatieafspraakSturend | MP-VMS | Sturen voorstel nieuwe of gewijzigde medicatieafspraak naar voorschrijver, ontvangen antwoord op voorstel medicatieafspraak |
VoorstelMedicatieafspraakOntvangend | MP-VMO | Ontvangen voorstel tot nieuwe of gewijzigde medicatieafspraak, sturen antwoord op voorstel medicatieafspraak |
Tabel 3 Overzicht systeemrollen
In Tabel 4 is een overzicht opgenomen van alle transactiegroepen, transacties, bijbehorende systeemrollen en de bouwstenen die met deze transactiegroep worden uitgewisseld. De namen van de transactiegroepen en transacties linken naar de Art-decor publicatie waarin per scenario is uitgewerkt welke dataelementen daarin voorkomen (voor de transactiegroepen, transacties en bijbehorende systeemrollen met betrekking tot de overdracht van laboratoriumgegevens verwijzen wij naar het functioneel ontwerp Informatiestandaard uitwisseling Laboratoriumgegevens).
Tabel 4 Overzicht transactiegroepen. Per transactiegroep zijn sturen en ontvangen dezelfde transactie.
In Hoofdstuk 2 zijn per proces alleen de relevante transacties per processtap aangegeven. Daarin zijn de transactiegroepen niet opgenomen. Bovenstaande tabel bevat alle transactiegroepen en transacties.
8 Functionaliteit
Dit hoofdstuk beschrijft aanwijzingen voor de functionaliteit van een informatiesysteem.
8.1 Filteren van medicatie uit 2e/3e lijn (alle informatiesystemen)
Een instelling stelt alle eigen medicatiegegevens (alle bouwstenen) beschikbaar. Deze gegevens zijn voor de ontvangende zorgverleners mogelijk niet allemaal relevant. De ontvangende informatiesystemen kunnen een filter opnemen afhankelijk van de behoefte van de betreffende zorgverlener/patiënt. Onderstaande lijst (Tabel 5) bevat typen medicatie waarvan benoemd is dat medicatietoediening tijdens de opname relevant is voor zorgverleners buiten de instelling.
ATC-groepscode | Naam |
---|---|
L01 | Cytostatica |
L03AX03 | BCG-vaccin urologie |
L04AA23; L04AA25; L04AA26; L04AA33; L04AA34; L04AB; L04AC | Immunosuppresiva |
B03AC; B03XA; B06AC | IJzer, epo, middelen tegen angioedeem |
G03GA; G03GB02 | Gonadotropines (HCG etc), clomifeen |
H01CA; H01CC; L02AE04 | Gonadoreline, hypothalamus hormonen, triptoreline |
J06; J07 | Immunoglobulines, vaccins |
M03AX01 | Botox |
R03DX05 | Omalizumab |
S01LA04; S01LA05; S01LA | Oogheelkundige anti neovasculaire stoffen |
Tabel 5 Typen klinische medicatie relevant voor extramurale zorgverleners
8.2 Beschikbaar stellen medicatiegegevens (alle informatiesystemen)
Alle eigen medicatiegegevens mogen beschikbaar gesteld worden wanneer de patiënt daarvoor toestemming heeft gegeven (conform vigerende wet- en regelgeving). Gegevens ontvangen van anderen (zorgverleners/patiënt) die men in het eigen informatiesysteem heeft overgenomen en aangemerkt als kopie worden niet beschikbaar gesteld. De enige uitzondering is de transactie Medicatieoverzicht PUSH en PULL, daar worden bouwstenen van anderen beschikbaar gesteld mits zij voorzien zijn van de originele identificatie (zie ook paragraaf 5.1).
8.3 Aanschrijfdatum of verstrekkingsdatum (apotheekinformatiesysteem)
In de medicatieverstrekking kan zowel de AanschrijfDatum als de MedicatieverstrekkingsDatumTijd worden vastgelegd. De AanschrijfDatum is het tijdstip waarop een apotheker een voorgenomen uitgifte vastlegt. De MedicatieverstrekkingsDatumTijd is de datum dat de daadwerkelijke medicatieuitgifte heeft plaatsgevonden.
Wanneer een verstrekkingsverzoek direct verwerkt wordt en de patiënt komt het nog dezelfde dag ophalen zijn beide datums gelijk. Wanneer de patiënt de medicatie een of meerdere dagen later komt ophalen dan moeten deze datums verschillend worden ingevuld. Wanneer er meerdere verstrekkingen worden gedaan onder hetzelfde verstrekkingsverzoek (bijv. bij knippen recept) dan heeft elke verstrekking een eigen AanschrijfDatum.
Wanneer er gewerkt wordt met een uitgifteautomaat is de MedicatieverstrekkingsDatumTijd het tijdstip waarop de patiënt de medicatie uit de automaat haalt. Wanneer dit tijdstip niet beschikbaar is in het AIS mag tot die tijd ook het tijdstip worden gebruikt waarop de medicatie in de uitgifteautomaat wordt gelegd. Zie ook paragraaf 4.2.5 Aanschrijven en verstrekken.
8.4 Bijwerken na systeemstoring
Na systeemuitval moet het informatiesysteem van de voorschrijver controleren of er wijzigingen zijn doorgevoerd in medicatieafspraken. Zie voor uitleg de praktijkvoorbeelden Stoppen van medicatie door derden en Twee PRK's onder één medicamenteuze behandeling.
8.5 Constructie voor interval eenmaal per 36 uur
Wanneer de Doseerinstructie luidt 1 tablet per 36 uur kan dit normaliter in één medicatieafspraak worden weergegeven (keerdosis: 1 tablet, interval: 36uur). Maar wanneer een informatiesysteem niet verder gaat dan een interval van bijvoorbeeld 24 uur dan is er een andere oplossing nodig.
Variant 1: Gebruik maken van een ZoNodig-instructie waarbij het criterium is: ‘er is 36 uur verstreken sinds de laatste medicatietoediening’. Maar dit levert een bepaalde mate van vrijblijvendheid die mogelijk niet gewenst is.
Variant 2: Er kan ook een cyclisch schema worden gemaakt waarbij gewisseld wordt tussen ochtend en avond en een dag niet:
Herhaalperiode: 3 dagen Doseerinstructie Volgnummer: 1 Doseerduur: 1 dag Dosering Keerdosis: 1 stuks Toedientijd: 9uur (bijvoorbeeld, kan ook een dagdeel zijn) Volgnummer: 2 Doseerduur: 1 dag Dosering Keerdosis: 1 stuks Toedientijd: 21uur (bijvoorbeeld, kan ook een dagdeel zijn)
Wanneer het in het informatiesysteem niet mogelijk is om een interval van 36 uur te kiezen wordt variant 2 toegepast.
8.6 EVS/HIS verwerken Afhandeling voorschrift
De apotheker stuurt alle medicatieverstrekkingen en wijzigingen in toedieningsafspraken naar de voorschrijver via de transactie Afhandelen medicatievoorschrift. Deze afhandeling moet automatisch verwerkt worden in het voorschrijvende informatiesysteem. De voorschrijver beoordeelt alleen de toedieningsafspraken en hoeft niet alle medicatieverstrekkingen te beoordelen.
8.7 Pagina’s met extra informatie van belang voor de Kickstart
Op dit moment (2023 - 2024) wordt de informatiestandaard MP9 beproefd tijdens de Kickstart. Voor deze fase is extra informatie beschreven die ondersteunend is aan de informatiestandaard, maar deels nog niet volledig vaststaat. Het gaat om de volgende pagina’s:
- Raadplegen en reconciliëren
- Migratie/hybride
- Meesturen nierfunctiewaarde met voorschrift
- Voorbeelden doseringen - zowel functionele als technische uitwerking in HL7v3 CDA en FHIR
- Consolidatie/afleidingsregels
- Werkwijze en scope voor infusen gedurende de Kickstart
Zie ook de landingspagina voor de Kickstart en de Gebruikerseisen en -wensen voor overige documentatie.
8.8 Medicatiegebruik: GebruikIndicator, VolgensAfspraakIndicator, MedicatiegebruikStopType, Gebruiksperiode en Doseerinstructie
Situatie | 1. Medicatie is/wordt in Gebruiksperiode gebruikt volgens afspraak | 2. Medicatie is/wordt in Gebruiksperiode gebruikt maar niet volgens afspraak | 3. In tegenstelling tot de afspraak is/wordt in Gebruiksperiode de medicatie niet gebruikt | 4. Medicatie is/wordt in de Gebruiksperiode niet gebruikt en dat is ook volgens afspraak | 5. Medicatie is/wordt in de Gebruiksperiode gebruikt maar onbekend of dit volgens afspraak is of er is geen afspraak (zelfzorgmedicatie) |
GebruikIndicator (wordt dit product gebruikt) |
Ja | Ja | Nee | Nee | Ja |
---|---|---|---|---|---|
VolgensAfspraakIndicator | Ja | Nee | Nee | Ja | - |
MedicatiegebruikStopType | Nvt | Nvt | Stopgezet of Onderbroken | Stopgezet of Onderbroken | Nvt |
Stoptype afhankelijk of er definitief gestopt of onderbroken wordt | Stoptype conform de stop-afspraak | ||||
Gebruiksperiode | Conform MA of TA | Max. 2 van de 3 | Max. 2 van de 3 | Max. 2 van de 3 | Max. 2 van de 3 |
startDatumTijd | Het tijdstip waarop het gebruik is gestart. | Het tijdstip waarop het afwijkende gebruik is/wordt gestart. | Het tijdstip vanaf wanneer gestaakt of onderbroken wordt. | Het tijdstip vanaf wanneer gestaakt of onderbroken wordt. | Het tijdstip waarop het gebruik is gestart. |
tijdsDuur | De beoogde gebruiksduur. | De beoogde duur van het afwijkende gebruik. | De (beoogde) duur van het onderbreken. (nvt. voor staken) | De (beoogde) duur van het onderbreken. (nvt. voor staken) | De beoogde gebruiksduur. |
eindDatumTijd | Het tijdstip waarop de Gebruiksperiode eindigt (of geëindigd is of zal eindigen). | Het tijdstip waarop het afwijkende gebruik eindigt (of geëindigd is of zal eindigen). | Het tijdstip waarop het onderbreken eindigt en gebruik is/wordt herstart (of beoogd wordt te herstarten). (nvt. voor staken) | Het tijdstip waarop het onderbreken eindigt en gebruik is/wordt herstart (of beoogd wordt te herstarten). (nvt. voor staken) | Het tijdstip waarop de Gebruiksperiode eindigt (of geëindigd is of zal eindigen). |
Doseerinstructie | Conform MA of TA | Verplicht | Nvt | Nvt | Verplicht |
Medicatie is/wordt in Gebruiksperiode gebruikt volgens afspraak | Medicatie is/wordt in Gebruiksperiode niet gebruikt volgens afspraak, daadwerkelijk gebruikte dosering moet doorgegeven worden. | De medicatie is/wordt niet gebruikt, er is geen dosering. | De medicatie is/wordt niet gebruikt, er is geen dosering. | Dosering die patiënt met zichzelf heeft afgesproken. |
VOORBEELDEN:
Situatie 1a: Medicatie is/wordt in de Gebruiksperiode gebruikt volgens afspraak
Patiënt heeft Ferrofumaraat voorgeschreven gekregen tegen bloedarmoede. Dosering is 3x daags 1 tablet een half uur voor het eten innemen, met als startDatumTijd 4 juni jjjj en zonder eindDatumTijd.
Op 10 juni registreert de patiënt het medicatiegebruik over de afgelopen periode (van 4 t/m 10 juni jjjj).
Situatie 1a | |
---|---|
Gebruiksproduct | FERROFUMARAAT 100 MG TABLET |
GebruiksIndicator | Ja |
VolgensAfspraakIndicator | Ja |
MedicatiegebruikStopType | nvt |
startDatumTijd | 4 juni jjjj |
eindDatumTijd | 10 juni jjjj |
Doseerinstructie | Overeenkomstig de afspraak |
Situatie 1b: Medicatie is/wordt in de Gebruiksperiode gebruikt volgens afspraak
Patiënt heeft Ferrofumaraat voorgeschreven gekregen tegen bloedarmoede. Dosering is 3x daags 1 tablet een half uur voor het eten innemen, met als startDatumTijd 4 juni jjjj en zonder eindDatumTijd.
Op 10 juni registreert de patiënt het medicatiegebruik en het voornemen om deze medicatie te blijven gebruiken volgens de afspraak.
Situatie 1b | |
---|---|
Gebruiksproduct | FERROFUMARAAT 100 MG TABLET |
GebruiksIndicator | Ja |
VolgensAfspraakIndicator | Ja |
MedicatiegebruikStopType | nvt |
startDatumTijd | 4 juni jjjj |
eindDatumTijd | - |
Doseerinstructie | Overeenkomstig de afspraak |
Situatie 2: Medicatie is/wordt in de Gebruiksperiode gebruikt maar niet volgens afspraak
Patiënt heeft Ferrofumaraat voorgeschreven gekregen tegen bloedarmoede. Dosering is 3x daags 1 tablet een half uur voor het eten innemen, met als startDatumTijd 4 juni jjjj en zonder eindDatumTijd.
De patiënt is overdag veel op pad en vergeet een werkweek lang om telkens de medicijnen voor de lunch in te nemen. Wel worden de tabletten 's ochtends en 's avonds voor het eten ingenomen
Situatie 2 | |
---|---|
Gebruiksproduct | FERROFUMARAAT 100 MG TABLET |
GebruikIndicator | Ja |
VolgensAfspraakIndicator | Nee |
MedicatiegebruikStopType | nvt |
startDatumTijd | 11 juni |
eindDatumTijd | 15 juni |
Doseerinstructie | 2x daags 1 tablet |
Situatie 3: In tegenstelling tot de afspraak is/wordt in de Gebruiksperiode de medicatie niet gebruikt
Patiënt heeft Ferrofumaraat voorgeschreven gekregen tegen bloedarmoede. Dosering is 3x daags 1 tablet een half uur voor het eten innemen, met als startDatumTijd 4 juni jjjj en zonder eindDatumTijd.
De patiënt gaat een lang weekend op vakantie en komt er te laat achter dat de medicatie niet ingepakt is. De komende paar dagen zal de patiënt de tabletten niet nemen en ze wil dit registreren.
Situatie 3 | |
---|---|
Gebruiksproduct | FERROFUMARAAT 100 MG TABLET |
GebruikIndicator | Nee |
VolgensAfspraakIndicator | Nee |
MedicatiegebruikStopType | Onderbroken |
startDatumTijd | 20 juli |
eindDatumTijd | 23 juli |
Doseerinstructie | nvt |
Situatie 4: Medicatie is/wordt in de Gebruiksperiode niet gebruikt en dat is ook volgens afspraak
Patiënt heeft Ferrofumaraat voorgeschreven gekregen tegen bloedarmoede. Dosering is 3x daags 1 tablet een half uur voor het eten innemen, met als startDatumTijd 4 juni jjjj.
Op 12 augustus blijkt na controle dat er geen sprake meer is van bloedarmoede en de arts stopt de medicatie. De patiënt wil registreren dat ze gestopt is met de medicatie en registreert dit zelf op 15 augustus.
Situatie 4 | |
---|---|
Gebruiksproduct | FERROFUMARAAT 100 MG TABLET |
GebruikIndicator | Nee |
VolgensAfspraakIndicator | Ja |
MedicatiegebruikStopType | Stopgezet |
startDatumTijd | 12 augustus jjjj |
eindDatumTijd | - |
Doseerinstructie | nvt |
Situatie 5: Medicatie is/wordt in de Gebruiksperiode gebruikt maar het is onbekend of dit volgens afspraak is of er is geen afspraak (zelfzorgmedicatie)
Patiënt heeft de griep en hij neemt tegen de koorts en pijn paracetamol 500 mg van de plaatselijke drogist. Hij neemt inmiddels al vier dagen 4 tot 6 tabletten per dag en denkt dit nog drie dagen te zullen doen. Hij registreert dit op 12 augustus als medicatiegebruik.
Situatie 5 | |
---|---|
Gebruiksproduct | Paracetamol 500 mg |
GebruikIndicator | Ja |
VolgensAfspraakIndicator | - |
MedicatiegebruikStopType | nvt |
startDatumTijd | 9 augustus jjjj |
tijdsDuur | 7 dagen |
Doseerinstructie | 4 tot 6 tabletten per dag |
8.9 Implementatie geneesmiddeldistributiesysteem (GDS)-dataelementen
8.9.1 Achtergrond
Steeds meer patiënten ontvangen hun medicatie via een geneesmiddeldistributiesysteem (GDS), waarbij de apotheker overzicht en ordening voor de patiënt aanbrengt in diens geneesmiddelen door deze gereed te maken in afzonderlijke compartimenteenheden. Deze aflevervorm heeft met name een vlucht genomen toen de Geneesmiddelenwet in 2007 bepaalde dat in zorginstellingen zonder apotheek de medicatie voor de patiënten op naam gesteld dient te zijn.
Voor zorgverleners is het van belang om te weten of een patiënt een gebruikmaakt van GDS. In 2018 is geanalyseerd (onder regie van Z-Index, met zorgverleners) wat de knelpunten en wensen zijn rondom het vastleggen dat een patiënt gebruikmaakt van GDS. Daaruit is globaal naar voren gekomen dat het wenselijk is om zowel op medicatieniveau als op patiëntniveau te kunnen zien of een patiënt gebruik maakt van GDS. Voor de details zie volgende paragraaf.
Onderstaande aanwijzingen geven een handreiking hoe het Medicatieproces deze wensen kan ondersteunen.
8.9.2 Wensen zorgverleners
In 2018 is met de gebruikersraden van Z-Index geïnventariseerd wat de wensen rondom het vastleggen en uitwisselen van GDS is. Hieronder het overzicht van deze wensen.
Wie
- Alle zorgpartijen (van voorschrijver t/m toediener)
Wat
- Vastleggen/uitwisselen dat iemand gebruik maakt van GDS
- Vastleggen waaróm iemand GDS patiënt is
- Vastleggen/uitwisselen bij medicatie dat dit in de GDS moet
- Vastleggen/uitwisselen wat de duur van een rol is
- Uitwisselen of wijziging per direct is of bij volgende rolwissel
Waarom
- Bepaalt welke apotheek aflevert
- Apotheek moet weten of wijziging voor lopende rol geldt of niet
- Van belang voor stoppen van eerdere medicatie bij starten van GDS
- Evaluatie van GDS-patiënten voor zorgverzekeraar
- Overige logistieke processen richting thuiszorg/mantelzorg
Wanneer
- Bij starten van medicatie, in apotheek al voor aanschrijven recept
- Bij overdracht 1e/2e lijn
- Bij wijzigen (incl. stoppen) van medicatie
- Bij wijzigen CiO-gegevens
Waar
- Bij het werken in het dossier van de patiënt dient inzichtelijk te zijn dat dit kenmerk bij betreffende patiënt van toepassing is. Per soort zorgverlener kan dit een verschillende plaats zijn (patiëntendossier, medicatiedossier). De wens van openbaar apothekers is dat ze dit kenmerk altijd bij de patiënt inzichtelijk hebben.
- Op medicatieoverzicht
8.9.3 Dataelementen Medicatieproces
De bouwstenen voor het Medicatieproces kennen de volgende dataelementen die een rol spelen bij het vastleggen van GDS.
Bouwsteen | Dataelement nr | Omschrijving | Soort inhoud |
---|---|---|---|
Medicatieafspraak | 23283 | AanvullendeInformatie | AanvullendeInformatie bevat een lijst van bijzonderheden over de gemaakte afspraak die van belang zijn voor de medicatiebewaking en invulling door de apotheker.
Bijvoorbeeld: ‘wijziging in GDS per direct’. |
Verstrekkingsverzoek | 22759 | AanvullendeWensen | Logistieke aanwijzingen van belang voor de invulling van het verstrekkingsverzoek door de apotheker. Bijvoorbeeld: ‘niet opnemen in GDS’ |
Medicatieverstrekking | 20927 | Distributievorm | Distributievorm.
Bijvoorbeeld: GDS |
20924 | Verbruiksduur | Voorraad voor deze duur | |
22500 | Aanschrijfdatum | De aanschrijfdatum is het tijdstip waarop een apotheker een voorgenomen uitgifte vastlegt | |
20272 | MedicatieverstrekkingsDatumTijd | Het tijdstip van uitgifte. De datum/tijd waarop het geneesmiddel verstrekt wordt |
8.9.4 Toepassing dataelementen ter ondersteuning gewenste functionaliteit voor GDS-patiënten
8.9.4.1 Vastleggen dát iemand gebruik maakt van GDS
Bij het werken in het dossier van de patiënt is het van belang om te zien dat iemand gebruik maakt van GDS. Dat geldt zowel voor de apotheek die de GDS levert, als andere zorgverleners van de patiënt. Daarom is het van belang dat dit gegeven kan worden gecommuniceerd naar en getoond aan andere zorgverleners.
Zolang er nog geen patiëntkenmerk is waarmee GDS vastgelegd kan worden, kan ervoor gekozen worden dit gegeven af te leiden uit de GDS-gegevens die bij de medicatie zijn vastgelegd.
Een mogelijk handvat hiervoor is het feit dat medicatie in de distributiemodule is opgenomen tezamen met het dataelement Distributievorm in de verstrekking.
- Stap 1: indien medicatie in de distributiemodule is opgenomen: vul het dataelement Distributievorm in de verstrekking met ‘GDS’.
- Stap 2: op basis van het dataelement Distributievorm afleiden dat een patiënt gebruikmaakt van GDS. Het feit dat een patiënt enige verstrekking heeft waarbij het dataelement Distributievorm met ‘GDS’ is gevuld, geeft aan dat de patiënt gebruik maakt van GDS. Deze verstrekking kan een eigen verstrekking zijn, of een verstrekking ontvangen van een andere apotheek (voor zover deze gegevens worden binnengehaald en zodanig worden vastgelegd dat de inhoud van het dataelement Distributievorm herbruikbaar is). Het gegeven dat een patiënt gebruikmaakt van GDS, kan vervolgens getoond worden bij het werken in het medicatiedossier c.q. het patiëntendossier. In overleg met eindgebruikers dient nader bepaald te worden waar en hoe dit getoond wordt.
8.9.4.2 Vastleggen waaróm iemand gebruik maakt van GDS
Gebruikers hebben aangegeven dat het wenselijk is om te kunnen vastleggen waarom iemand gebruik maakt van GDS. Op dit moment zijn hier geen structurele dataelementen voor beschikbaar.
8.9.4.3 Bij medicatie vastleggen dat dit in de GDS moet
Voorschrijvers willen kunnen aangeven of een middel al dan niet via GDS verstrekt dient te worden. Dit kan als volgt:
- Verstrekkingsverzoek, dataelement AanvullendeWensen. De codelijst voor dit dataelement bevat het item ‘niet in GDS’.
8.9.4.4 Vastleggen/uitwisselen wat de duur van een medicatierol is
De duur van de medicatierol kan worden bepaald op basis van de Verbruiksduur van de verstrekking: de Verbruiksduur geeft aan wat de loopduur van een medicatierol is.
8.9.4.5 Vastleggen/uitwisselen of een wijziging in de medicatie per direct moet of niet
Het is wenselijk dat een voorschrijver kan aangeven of wijzigingen in de medicatie per direct doorgevoerd moeten worden of dat deze kunnen wachten tot de volgende rolwissel. De handvatten hiervoor zijn als volgt:
- Medicatieafspraak, dataelement AanvullendeInformatie. De codelijst voor dit dataelement bevat twee items die betrekking hebben op wijzigingen in de GDS, namelijk ‘Wijziging in GDS per direct’ en ‘Wijziging in GDS per rolwissel’.
- Daarbij is het van belang dat de voorschrijver inzicht heeft in de duur van de rol en hoe lang het nog duurt voordat de huidige medicatierol op is. Dit is te herleiden uit:
- Medicatieverstrekking, dataelement Verbruiksduur, zie hierboven. Hiervoor dient het voorschrijfsysteem wel de beschikking te hebben over de verstrekkingsgegevens van eerdere verstrekkingen.
- Medicatieverstrekking, dataelement MedicatieverstrekkingsDatumTijd (of als niet dit dataelement gevuld is maar AanschrijfDatum, dan dataelement Aanschrijfdatum; als beide zijn gevuld heeft MedicatieverstrekkingsDatumTijd de voorkeur). Op basis van deze datum en de Verbruiksduur kan berekend worden per welke datum de huidige medicatierol is verbruikt.
9 Beschouwingen
9.1 Ongeadresseerd voorschrijven (ambulant)
In deze paragraaf wordt de term “prescriptie” gebruikt om het bericht waarmee een patiënt een geneesmiddel bij een verstrekker mag afhalen aan te duiden. Een prescriptie bevat een medicatieafspraak en een verstrekkingsverzoek.
In Nederland is het tot op heden gebruikelijk om prescripties digitaal te versturen naar een ontvangende apotheek in plaats van het ophalen van prescripties. Daarvoor is nodig, dat de apotheek al van te voren bekend is.
Deze paragraaf is een beschouwing of er meer flexibiliteit in de logistieke afhandeling van prescripties te bereiken is, zonder de huidige voordelen teniet te doen. Deze paragraaf kan beschouwd worden als een lange termijn visie waar wij naar toe willen werken.
9.1.1 Uitgangspunten
In de afweging hoe wij flexibiliteit in de afhandeling kunnen bewerkstelligen zijn uitgangspunten geformuleerd. Deze zijn:
- De patiënt heeft de keuzevrijheid van afhandeling.
- De huidige verwerking van verzenden van prescripties blijft mogelijk.
- Het informatiesysteem moet zoveel mogelijk dezelfde functionaliteit hergebruiken.
- Een prescriptie mag maar éénmaal verstrekt worden.
Omdat de hieronder beschreven methodiek gebruik maakt van de bestaande methode van verzenden van prescripties, gelden dezelfde juridische regels over de geldigheid van de prescripties. Alle discussies over elektronische handtekeningen gelden evenzeer voor de huidige methode van communicatie van prescripties.
9.1.2 Uitwerking
Een patiënt kan kiezen uit 3 keuzemogelijkheden:
- Een prescriptie wordt altijd naar een vaste apotheker verzonden.
- De patiënt geeft per keer op waar de prescriptie naar toe verzonden wordt.
- De patiënt geeft niets op en komt bij een apotheek die een prescriptie opvraagt en afhandelt.
Voor opties 1 en 2 is een patiënt portaal nodig, waarin de patiënt zijn voorkeur aangeeft. Bij optie 2 mag een patiënt een voorkeurapotheek definiëren, die boven aan in het selectiescherm zal staan als de patiënt gevraagd wordt, waarheen de prescriptie gestuurd moet worden. Als een patiënt niets opgeeft kan optie 3 de enige werkwijze zijn.
De methodiek maakt deels gebruik van een concept dat “publish en subscribe” heet.
Het is van belang, dat de apotheker aan zijn vaste klanten uitlegt hoe het principe werkt.
9.1.3 Werkproces
Een arts besluit een prescriptie te doen aan een patiënt. Dit kan bij een consult of zelfs bij aanvraag van herhaalreceptuur zijn. De arts registreert de prescriptie in zijn voorschrijfsysteem ( EVS). De arts hoeft zich niet te bekommeren om de apotheek, dat doet de patiënt immers via het portaal.
Na akkoord van de prescriptie wordt een centrale prescriptie-index bijgewerkt. Dit gebeurt automatisch door het EVS, die een aanmelding stuurt naar deze prescriptie register. In deze beschouwing wordt de prescriptie-index als een apart register beschouwd met de gegevenssoort “voorschriften”. Later kan altijd nog geëvalueerd worden of dit niet samengevoegd kan worden. In eerste instantie wordt ook gedacht aan een atomaire registratie in het register. Later kan overwogen worden of een categorale registratie niet toereikend is.
Het is belangrijk om te begrijpen, dat er op dit moment alleen nog maar gemeld wordt, dat een prescriptie klaar staat. De prescriptie is immers nog altijd bij het EVS in een database vorm met status “staat klaar”. Er is dus nog geen prescriptie bericht.
Het registersysteem weet uit de voorkeurinstelling van de patiënt wat er met de aanmelding moet gebeuren:
- Bij de keuze vaste apotheker van de patient wordt een signaal naar de ingevulde abonneehouder van de patiënt gestuurd met de melding, dat een prescriptie opgehaald kan worden.
- Bij deze keuze stuurt het registersysteem een signaal (bijv. SMS) naar de patiënt. Vervolgens wacht het registersysteem totdat de patiënt via een app op de smartphone of via het patiëntportaal ingeeft naar welke apotheek het signaal verzonden moet worden.
- Bij deze optie doet het registersysteem niets. De patiënt heeft geen vaste abonneehouder.
9.1.4 Verwerking in de apotheek
Een ontvangende apotheek herkent aan het doorgestuurde signaal (gegevenssoort), dat dit om een openstaande prescriptie gaat. In het signaal is ook bekend wie de patiënt is en wie de bron is van de prescriptie.
Bij een patiënt die voor optie 3 gekozen heeft, begint het proces pas hierna. De patiënt identificeert zich en meldt aan de apotheker, dat een prescriptie bij een bepaalde instelling klaar staat. De apotheker zoekt eventueel in het prescriptieregister om welk EVS het gaat.
Het apotheek informatiesysteem vraagt dan aan het EVS bronsysteem om de verzending van de prescriptie van de betreffende patiënt. Aangezien dit ook een verzoek is zonder medische inhoud, zou dit zelfs met een laag vertrouwensniveau verzocht kunnen worden.
9.1.5 Verzending door het EVS
Als een EVS een verzoek ontvangt voor “verzending van openstaande prescriptie” dan controleert het EVS of de prescriptie inderdaad nog open staat. Hiermee wordt voorkomen, dat een prescriptie meerdere keren wordt opgevraagd. Het adres van de apotheek wordt ingevuld en het voorbereide prescriptie bericht wordt dan eindelijk aangemaakt. Het prescriptie bericht wordt verzonden naar de betreffende apotheek.
Als de prescriptie al eerder opgevraagd is geweest, dan wordt een foutmelding naar de opvragende apotheek verzonden met de mededeling dat de prescriptie niet meer opvraagbaar is.
Het verzenden van een prescriptie is feitelijk het standaard proces, dat nu al gebruikelijk is bij het pushen van prescripties. Dit heeft het voordeel dat de ontvangende apotheek alleen één manier hoeft te onderhouden voor het verwerken van ontvangende prescripties. Hier wordt nogmaals opgemerkt, dat dezelfde juridische regels van toepassing blijven.
Na de verzending wordt door het EVS tevens een bericht naar het prescriptie register verzonden om de registratie van de openstaande prescriptie te verwijderen. Hiermee wordt dan duidelijk gemaakt, dat de betreffende prescriptie niet meer op te vragen is.
10 Bijlage referenties
10.1 Algemene referenties
Auteur(s) | Titel | Versie | Datum (raadplegen) | Bron | Organisatie |
---|---|---|---|---|---|
NHG, KNMP, Z-index | Bouwstenen van het medicatieproces | 2014 | Augustus 2015 | https://www.nhg.org/bouwstenen | NHG, KNMP, Z-index |
ActiZ, KNMP, NVZA e.a. | Veilige principes in de medicatieketen | 2014 | Augustus 2015 | http://www.knmp.nl/patiëntenzorg/samenwerking/brochure-veilige-principes-in-de-medicatieketen | ActiZ, KNMP, NVZA e.a. |
Diversen | Richtlijn Overdracht van medicatiegegevens in de keten | 25-4-2008 | Augustus 2015 | Website KNMP | Diversen |
Paul Geels | Beoordeling Eigen beheer van Medicatie (BEM) in verzorgingshuizen, Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik | Februari 2009 | http://www.instellingsapotheek.nl/downloads/rapporten/beoordeling_eigen_beheer_van_medicatie_in_verzorgingshuizen.pdf | Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik | |
ActiZ | Veiligheid in de medicatieketen | Maart 2012 | https://www.knmp.nl/downloads/brochure-veiligheid-in-de-medicatieketen.pdf | ActiZ, Diversen | |
KNMG | Richtlijn electronisch voorschrijven | September 2013 | Website KNMG | KNMG |
10.2 Kwalificatiescripts
Kwalificatiescripts zijn gepubliceerd op de wiki pagina "Kwalificatie".
11 Bijlage: Documenthistorie
Versie | Datum | Omschrijving |
---|---|---|
0.95 | 15 juli 2016 | Versie t.b.v. pilot |
0.96 | 1 december 2016 | Paragraaf 2.4 Proces: toedienen aangepast en als gevolg daarvan ook H6: toegevoegd Sturen/ontvangen toediengegevens. |
0.97 | 22 december 2016 | Paragraaf 2.4, 4.3.1 opmerkingen review verwerkt. Paragraaf 4.2.11 aanscherping in tekst. |
9.0.2 | 18 juni 2017 | Omzetting document naar wiki. |
9.0.4 | september 2017 |
|
9.0.5 | januari 2018 |
|
9.0.6 | mei 2018 |
|
9.0.7 | december 2018 |
|
9.0.7 | juli 2019 |
Voorbeelden voor specifieke infrastructuren verwijderd. |
9.1.0 | 29 januari 2020 |
|
9 2.0.0 bèta | 01 oktober 2021 | voor alle wijzigingen zie: *Releasenotes |
9 2.0.0 | 05 april 2022 | voor alle wijzigingen zie: *Releasenotes |
9 2.0.0 | 08 april 2022 | kapotte links binnen FO gecorrigeerd BITS MP-607 |
9 2.0.0 | 14 april 2022 | plaatjes bij use cases 4.1.38, 4.1.39 en 4.1.40 aangepast, hier stond GDS in plaats van WDS BITS MP-534 |
9 2.0.0 | 28 april 2022 | Foutieve links binnen FO gecorrigeerd BITS MP-619 |
9 3.0.0-beta.1 | februari 2023 | voor alle wijzigingen zie: *Releasenotes |
9 3.0.0-beta.2 | oktober 2023 | voor alle wijzigingen zie: *Releasenotes |
9 3.0.0-beta.3 | maart 2024 | voor alle wijzigingen zie: *Releasenotes |
9 3.0.0-beta.4 | november 2024 | voor alle wijzigingen zie: *Releasenotes |
12 Bijlage: Figuren en tabellen
Figuur 1 Bouwstenen - overzicht
Figuur 2 Bouwstenen - samenhang
Figuur 3 Activiteitendiagram - Medicatieproces algemeen
Figuur 4 Processtappen en transacties - medicatieverificatie
Figuur 5 Processtappen en transacties - voorschrijven
Figuur 6 Processtappen en transacties - ter hand stellen
Figuur 7 Processtappen en transacties - toedienen
Figuur 8 Processtappen en transacties - gebruiken
Figuur 9 Voorbeeld effectieve periode
Figuur 10 Overzicht systemen en systeemrollen
Figuur 11 Interactiediagram Ongeadresseerd voorschrijven
Tabel 1 Bouwstenen – beschrijving
Tabel 2 Informeren versus sturen en/of beschikbaarstellen
Tabel 3 Overzicht systeemrollen
Tabel 4 Overzicht transactiegroepen
Tabel 5 Typen klinische medicatie relevant voor extramurale zorgverleners
- ↑ In dit document wordt alleen medicatieafspraak gebruikt waarmee dus ook het klinische equivalent voorlopige medicatie-opdracht wordt aangeduid
- ↑ De bouwsteen verstrekkingsverzoek is in de klinische situatie niet van toepassing. Verstrekken van medicatie wordt in de klinische situatie op verschillende manieren ingevuld. Het aanvullen van bijvoorbeeld een afdelingsdepot wordt hier niet als medicatieverstrekking gezien maar als verlengde voorraad van de apotheker. Er is pas sprake van een medicatieverstrekking als de koppeling tussen het geneesmiddel en de patiënt gelegd is. In de klinische situatie wordt daarna vaak gelijk toegediend.
- ↑ 3,0 3,1 Een voorlopige medicatieopdracht, zoals die in ziekenhuizen wordt gebruikt, is zowel het verzoek van de arts aan de toediener om medicatie toe te dienen aan de patiënt als een verstrekkingsverzoek aan de apotheker om ervoor te zorgen dat de medicatie beschikbaar is voor de toediener. Dit laatste komt overeen met de medicatieafspraak en verstrekkingsverzoek uit de eerste lijn. De apotheker in het ziekenhuis voert in de regel bovendien een validatie van het toedieningsverzoek uit (zo ontstaat de definitieve medicatieopdracht en dit wordt hier de toedieningsafspraak genoemd). Met voorlopige medicatieopdracht wordt dus niet bedoeld een voorstel van bijvoorbeeld de verpleegkundige op basis van protocol welke nog niet geaccordeerd is door een arts.
- ↑ Gebruik kan voorafgegaan zijn door een medicatietoediening. Registratie van gebruik na bijvoorbeeld medicatietoediening van rabiës vaccinatie of infuus ligt niet voor de hand.
- ↑ In de praktijk worden vaak meerdere medicatieafspraken (met verschillende PRK's) gecombineerd tot één product in plaats van één medicatieafspraak met daaronder de samenstelling.
- ↑ De patiënt kan ook zijn eigen medicatie verifiëren. Hij legt dan gebruik vast, zie paragraaf 2.5.4.1.
- ↑ Het gaat om patiënten uit een verpleeghuis of GGZ-instelling die naar de polikliniek van een ziekenhuis gaan.
- ↑ Hiertoe behoren alle zorgverleners die bevoegd zijn tot voorschrijven: naast artsen zijn dat bijvoorbeeld ook verpleegkundig specialisten en physician assistants.
- ↑ Bij substitutie is er sprake van het staken van de bestaande medicatieafspraak en het maken van een nieuwe medicatieafspraak onder een nieuwe medicamenteuze behandeling.
- ↑ Informatiesystemen houden een audittrail bij. Bij een wijziging wordt de bestaande MA gestopt (nieuw record) en vervolgens wordt een nieuwe MA met daarin de wijziging aangemaakt (nieuw record). Door gebruik te maken van de records in de audittrail zijn er voor het stoppen van een MA in de meeste informatiesystemen geen grote aanpassingen nodig.
- ↑ Dit betekent niet dat eindgebruikers ook daadwerkelijk twee afspraken moeten maken. Een gebruikersvriendelijke presentatie door het informatiesysteem is gewenst.
- ↑ Het corrigeren van toedieningsafspraken vindt op gelijke wijze plaats. XIS is een generieke term voor een willekeurig (zorg)informatiesysteem. PGO=Persoonlijke GezondheidsOmgeving.
- ↑ XIS is een generieke term voor een willekeurig (zorg)informatiesysteem. PGO=Persoonlijke GezondheidsOmgeving.
- ↑ De patiënt kan ook een herhaling rechtstreeks bij de voorschrijver aanvragen: zie paragraaf 2.5.6.
- ↑ In dit document wordt met toedienlijst zowel de digitale als papieren variant bedoeld, tenzij anders aangeduid. Synoniem zijn deellijst, aftekenlijst.
- ↑ In de klinische situatie wordt eventueel vanuit de afdelingsvoorraad gehaald waarna direct toediening plaatsvindt en de toediening wordt vastgelegd.
- ↑ XIS is een generieke term voor een willekeurig (zorg)informatiesysteem. PGO=Persoonlijke GezondheidsOmgeving.
- ↑ XIS is een generieke term voor een willekeurig (zorg)informatiesysteem. PGO=Persoonlijke GezondheidsOmgeving.
- ↑ Zie ook paragraaf 4.1.3.