Werkwijze Infusen Kickstart

Uit informatiestandaarden
Ga naar: navigatie, zoeken


ENG.jpg Click here for the English live version



1 Inleiding

De informatiestandaard Medicatieproces 9 (MP9) is nog niet uitontwikkeld. Onder andere voor de uitwisseling van gegevens rondom infuustherapie is nog verdere doorontwikkeling nodig. Daarom zijn er voor de Kickstart aparte afspraken gemaakt uitgaande van besluit VO37 van de kernteambesluiten. Dit besluit maakt onvoldoende duidelijk wat wel en niet wordt uitgewisseld aan infuusgegevens. In overleg met toediensectoren, de Medisch specialistische zorg (MSZ) en een aantal softwareleveranciers is er een verdere uitwerking gemaakt. Deze wordt hieronder voor verschillende situaties toegelicht.

Deze werkwijze geldt voor de Kickstart en zal parallel daaraan worden doorontwikkeld.

2 Voorschrijven

Voor voorschrijven van infuustherapie in de Kickstart geldt de volgende afspraak:

In de MA wordt de werkzame stof opgenomen. Een verwijzing naar een schema of protocol om het infuus gereed te maken of oplosmiddel kan opgenomen worden in het dataelement ‘Toelichting’. Voor (kortwerkende) insulines geldt hetzelfde.

Indien er meerdere werkzame stoffen worden voorgeschreven, resulteert dit op gewoonlijke wijze in evenzoveel MA’s of een magistraal. Wanneer het een infuusbereiding betreft die opgenomen is in de G-standaard en meerdere werkzame stoffen bevat, kan dat product gekozen worden in de medicatieafspraak en resulteert dat dus niet in meerdere medicatieafspraken.

3 Ter hand stellen

3.1 Klinische situatie

In de klinische situatie wordt vrijwel nooit het oplosmiddel apart voorgeschreven. Eén TA met de werkzame stof zal daarmee volstaan.

3.2 Ambulante setting

In de thuissituatie kan zowel de apotheek als de toediener het geneesmiddel voor toediening gereed maken.

3.2.1 Gereedmaken infuus voor toediening door apotheker

De apotheker maakt hiervoor een TA aan met een magistraal waarin zowel het geneesmiddel als het gebruikte oplosmiddel als ingrediënt worden geregistreerd.

Dit komt als één regel op de toedienlijst.

3.2.2 Gereedmaken infuus voor toediening door toediener

Wanneer de toediener het infuus voor toediening gereed maakt, moet de apotheek het oplosmiddel apart leveren van het geneesmiddel. Er worden daarom twee aparte, parallelle TA’s aangemaakt onder één MBH, een voor het oplosmiddel en een voor het geneesmiddel. Dit zal leiden tot twee regels op de toedienlijst: één voor het geneesmiddel en één regel voor het oplosmiddel.

4 Toedienen

Met name rondom infuustoedieningen zijn aparte afspraken gemaakt die alleen gelden tijdens de Kickstart. Niet alle infuustoedieningen zullen worden uitgewisseld en zijn dan ook niet beschikbaar in de keten voor bijvoorbeeld een overzicht ten behoeve van toedieningen. Daarnaast is niet alle informatie over infuustherapie volledig. Hieronder volgt een toelichting:

  • MTD’s van enkelvoudige producten (infusen met één werkzame stof), die al dan niet voor toediening gereed worden gemaakt, worden uitgewisseld.
  • Twee werkzame stoffen in één infuuszak kunnen wel in het informatiesysteem als medicatietoediening geregistreerd worden, maar worden niet uitgewisseld. De bijbehorende MA’s en TA’s kunnen al wel voor worden uitgewisseld. Alternatief is dat dit als magistraal wordt uitgewisseld, dan kunnen de MTD’s wèl uitgewisseld worden.
  • In de MTD kan een Toedieningssnelheid vermeld worden en deze kan worden uitgewisseld. De loopsnelheden die zijn opgenomen in de MA en de TA, worden ook opgenomen in de MTD en kunnen worden uitgewisseld. Wanneer toedieningssnelheden niet zijn opgenomen in de MA of de TA en een toediener brengt zelf een wijziging aan, wordt deze niet in de MTD uitgewisseld. Wisselingen in toedieningssnelheden kunnen niet worden uitgewisseld in de keten.
  • Wisselingen in loopsnelheid kunnen niet worden uitgewisseld. Bijvoorbeeld, wanneer een kortwerkende insuline toegediend wordt waarbij wisselingen in loopsnelheden van toepassing zijn. In sommige toedienregistratiesystemen kunnen pompstanden wel geregistreerd worden. Uitwisseling hiervan is in de Kickstart niet mogelijk.
  • Wanneer er een nieuwe spuit of infuuszak wordt aangehangen bij de patiënt en geregistreerd, zal altijd het totale volume worden uitgewisseld in de MTD. Wanneer uiteindelijk blijkt dat maar de helft van het totaal volume is ingelopen, kan dit geregistreerd worden door de medicatietoediening te corrigeren. Dit betekent dat het restvolume van de infuuszak wordt geregistreerd in een nieuwe MTD. Het betreffende restvolume wordt geregistreerd in de MTD als een negatief getal, bijvoorbeeld -200ml. Hiermee kan de totale toediening berekend worden. Het originele volume van bijvoorbeeld 1 l, min het restvolume van 200 ml, resulteert in een totale toediening van 1000 - 200 = 800ml. Zie hiervoor use case 4.
  • In een opname- of ontslagsituatie kan een schriftelijke overdracht nodig zijn van MTD’s of andere infuusgegevens die niet uitgewisseld kunnen worden. Hierbij kunnen relevante MTD’s van de afgelopen 24 uur meegegeven worden. Ook kan hierbij het volume van een infuus dat meegaat, worden overgedragen.

5 Praktijkvoorbeelden Infusen

5.1 Inleiding

In de klinische setting, zal er voor een oplosmiddel of spoelen van een lijn geen aparte TA worden gemaakt. Logistiek zal dit ook intern in de organisatie opgelost worden. Daarmee zijn de praktijkvoorbeelden Toediening met een ander spoelmiddel dan het oplosmiddel en Toediening met hetzelfde spoelmiddel als het oplosmiddel niet van toepassing.

5.2 Praktijkvoorbeelden ambulante setting – spoelmiddel en oplosmiddel

In de ambulante situatie dat medicatie voor toediening gereed gemaakt wordt aan het bed door een verpleegkundige, verstrekt de apotheek niet alleen de werkzame stof, maar ook bijbehorende hulpmiddelen zoals oplosmiddelen, middelen om de lijn door te spoelen etc. Om een verstrekking te kunnen doen van een middel, moet er altijd een MA en/ of een TA zijn in combinatie met een MVE. Met deze gegevens kan de toedienlijst worden samengesteld. Het moet op de toedienlijst duidelijk zijn voor de toediener waarvoor een middel gebruikt dient te worden.

Hieronder volgt een aantal praktijkvoorbeelden ter verduidelijking.

5.2.1 Praktijkvoorbeeld 1: Toediening met een ander spoelmiddel dan het oplosmiddel

Er is ceftriaxon 2000 mg intraveneus voorgeschreven voor minimaal 7 dagen. De patiënt krijgt dit thuis toegediend door de thuiszorg via een PICC-lijn. Dit is een centraal veneuze katheter die voor langere tijd kan blijven zitten. Deze lijn moet dagelijks worden doorgespoeld na het toedienen van de antibiotica.

De voorschrijver maakt een MA en VV voor de werkzame stof, ceftriaxon. De apotheker maakt twee TA’s aan voor het toedienen van het geneesmiddel: één voor het antibioticum en één voor het oplosmiddel Water voor injectie. Daarnaast wordt er een derde TA aangemaakt voor infuuszakjes NaCl 0,9% voor het spoelen van de lijn. Deze derde TA valt onder een andere MBH. Alle drie de verstrekkingen worden in een eigen MVE geregistreerd.

De toedieningen van het antibioticum en het oplosmiddel kunnen makkelijk gegroepeerd worden op de toedienlijst, aangezien ze onder dezelfde MBH vallen. Het spoelmiddel zal wel eenzelfde toedientijd hebben maar wellicht niet gegroepeerd zijn doordat het een andere MBH betreft. Het zal resulteren in drie afzonderlijke MTD’s.

Usecase 1 infusen Infuustoediening met een ander oplosmiddel als het spoelmiddel.jpg


5.2.2 Praktijkvoorbeeld 2: Toediening met hetzelfde spoelmiddel als het oplosmiddel

In verband met pneumonie krijgt een patiënt een antibioticakuur intraveneus voorgeschreven. De toediening zal aan het bed gereed gemaakt worden.

De voorschrijver maakt een MA voor amoxicilline 1000 mg.

De apotheek maakt onder die medicamenteuze behandeling zowel een TA voor de amoxicilline poeder voor injectie, als voor NaCl 0,9% ampullen. In de toelichting wordt vermeld dat deze bestemd zijn voor het gereedmaken van de amoxicilline voor toediening.

De NaCl 0,9% ampullen dienen zowel voor het oplossen van de amoxicilline als voor het spoelen van de lijn. Voor de NaCl 0,9% voor het doorspoelen van de lijn wordt een aparte TA gemaakt. Aangezien er van één middel maar één verstrekking gedaan mag worden op één dag, moet de verstrekking NaCl 0,9% ampullen toereikend zijn voor zowel toediening gereed maken als voor middel om door te spoelen.

Bij Toedienen kunnen de twee toedieningen van de antibiotica en oplosmiddel makkelijk gegroepeerd worden op de toedienlijst. Het spoelmiddel zal eenzelfde toedientijd hebben. Het zal resulteren in drie afzonderlijke MTD’s.

Usecase 2 infusen Infuustoediening hetzelfde oplosmiddel als het spoelmiddel.jpg

5.3 Praktijk voorbeeld 3: Toediening gereed maken door apotheker

De voorschrijver maakt een voorschrift voor Ceftriaxon 2 g, 1 maal daags 2 gram gedurende 6 weken. De voorschrijver geeft in de toelichting van de MA aan dat de ceftriaxon in een elastomeerpomp geleverd moet worden.

De apotheek bereidt de ceftriaxon 2 g in de elastomeerpomp en maakt hiervoor een magistrale TA met daarin de werkzame stof en het oplosmiddel.

Als de elastomeerpomp als hulpmiddel vanuit de G-standaard in een TA geregistreerd wordt dan zal deze wel beschikbaar gesteld worden. Aan het ontvangende systeem is het dan om deze TA niet op het medicatieoverzicht te tonen.

Een zorgmedewerker registreert de toediening van de ceftriaxon op het moment dat het pompje aangesloten wordt.

Usecase 3 infusen gereed maken door apotheek.jpg

5.4 Praktijk voorbeeld 4: Registreren van onvolledige toediening van een infuus door middel van een correctie

Een voorschrijver maakt een MA voor morfine 1mg/ml, 100 ml-toediening per infuus. De toedieningssnelheid wordt door de voorschrijver gesteld op 10 mg/uur. De apotheker maakt een TA voor Sendolor 1 mg/ml met toedieningssnelheid 10 mg/uur. Na 1 uur inlooptijd zit er 90 mg in de zak. Dit wordt geregistreerd met –90mg, zodat 100-90= 10 mg is toegediend.

Zie paragraaf 4.3.15 van FO voor vergelijkbare correcties.

Usecase 4 infusen correctie infuus-MTD.jpg