Praktijkvoorbeelden functioneel ontwerp MP9

Uit informatiestandaarden
Ga naar: navigatie, zoeken


NB: De links in deze demopagina verwijzen nog naar het huidige FO; deze worden t.z.t. bijgewerkt naar correcte links.

Er zijn concrete praktijksituaties beschreven voor de verschillende deelprocessen. De praktijksituaties zijn in een groot aantal gevallen ontleend aan de huisartsenpraktijk maar zijn illustratief voor vergelijkbare situaties in een andere setting. Verschillende van deze concrete praktijksituaties zijn voorzien van een visualisatie. Deze visualisatie toont de zorgverleners die betrokken zijn bij de situatie en de bouwstenen. Wijzigingen in bouwstenen of nieuwe bouwstenen worden weergegeven in de tijd.

Legenda visualisaties
karakters
Voorschrijver

Voorschrijver.png

Te herkennen aan de stethoscoop

Apotheker

Apotheker.png

Te herkennen aan de vijzel

Patiënt

Patiënt.png

Te herkennen aan het hoofdverband

Toediener

Toediener.png

Te herkennen aan de injectiespuit

Zorgverlener

Zorgverlener.png

Te herkennen aan de hoed

Symbolen
Start van een actuele bouwsteen

Start.png

De kleur geeft de soort bouwsteen aan

Start van een gestopte bouwsteen

Gestopt.png

Gestopte bouwstenen zijn grijs

Einddatum van een bouwsteen

Eind.png

De kleur geeft de soort bouwsteen aan

Einddatum van een stop-bouwsteen

Stop.png

De kleur van de omlijning geeft de soort bouwsteen aan

Een bouwsteen zonder einddatum

Chronische duur.png

De kleur geeft de soort bouwsteen aan

Een instantiatie van VV of MVE

Verstrekking.png

De kleur geeft de soort bouwsteen aan

Labwaarde

Labwaarde.png

Richting van sturen

Voorstelbericht.png

Signaal vanuit het informatiesysteem

Signaal.png

Tekstbox voor toelichting

Textbox.png

Usecases

Inhoud

1 Kortdurende medicatie

Een 35-jarige vrouwelijke patiënt met urineweginfectie in de voorgeschiedenis, brengt haar urine naar de assistente aan de balie en vertelt dezelfde klachten als de vorige keren te hebben. De assistente vraagt nog naar andere klachten zoals koorts en pijn in de flank en kijkt de urine na. Er zijn geen andere klachten en uit de urine blijkt een urineweginfectie. Zij vertelt de patiënt dat de huisarts een kuur zal voorschrijven en dat ze die later bij de apotheker op kan halen. De huisarts kijkt naar de vorige kuren en een eventuele kweek en legt een medicatieafspraak vast. Op 27 januari is afgesproken:

Nitrofurantoïne capsule mga 100 mg, 2 maal daags 1 capsule, vanaf heden gedurende 5 dagen.

Hij legt deze medicatieafspraak vast in zijn informatiesysteem. Vervolgens maakt de huisarts direct ook een verstrekkingsverzoek voor de apotheker naar keuze van de patiënt:

Nitrofurantoïne capsule mga 100 mg; 10 stuks.

De huisarts legt ook dit verstrekkingsverzoek vast in zijn informatiesysteem.
De huisarts overlegt met de patiënt bij welke apotheker zij de medicatie wil afhalen. Het medicatievoorschrift (MA en VV) wordt naar de apotheker gestuurd en de medicatiegegevens worden beschikbaar gesteld aan medebehandelaars (alleen MA) en patiënt (MA en VV).
Uc4.1.1.PNG


2 Doorlopende medicatie

Het proces bij doorlopende medicatie is hetzelfde als bij kortdurende medicatie (zie paragraaf 4.1.1). Het verschil is dat bij doorlopende medicatie de medicatieafspraak voor onbepaalde tijd wordt gemaakt.

Bijvoorbeeld: de voorschrijver spreekt met een patiënt met hypertensie af een diureticum doorlopend te gebruiken. Op 30 maart jjjj is afgesproken:

Hydrochloorthiazide tablet 12,5 mg; eenmaal daags een tablet; vanaf heden voor onbepaalde duur.

De voorschrijver kiest bijvoorbeeld in het verstrekkingsverzoek voor initieel een te verstrekken hoeveelheid van 100 stuks.

Uc4.1.2.PNG




3 Harde stopdatum gebruiksperiode

In de gebruiksperiode van een medicatieafspraak kan een ingangsdatum (gebruiksperiode/startDatumTijd in dataset), stopdatum en/of duur worden meegegeven. Wanneer er een harde stopdatum gewenst is, dient dit ook expliciet in de Toelichting te worden aangegeven. Het enkel opnemen van een stopdatum is niet voldoende omdat dit niet genoeg duidelijkheid geeft over de intentie van de voorschrijver.

Uc4.1.3.PNG


4 Zo nodig medicatie

Een 31 jarige vrouwelijke patiënt heeft in een jaar een paar keer hoofdpijnaanvallen gehad, waarbij nu de diagnose migraine wordt gesteld. De huisarts schrijft voor:

Rizatriptan 10 mg tabletten zo nodig 1c1t onder de tong. Eerste tablet bij eerstvolgende duidelijke migraine aanval.

De huisarts legt de medicatieafspraak vast en doet een verstrekkingsverzoek:

6 Tabletten rizatriptan s.l. 10 mg.


Uc4.1.4.png


5 Kuur zo nodig startend in de toekomst

Een zestigjarige patiënt met een status na een trombosebeen heeft soms om het jaar, soms driemaal per jaar een erysipelas (ernstige infectie aan het been waarvoor als de medicatie niet snel begint opname nodig kan zijn). Op verzoek van de patiënt schrijft de huisarts een antibioticumkuur voor waar hij meteen mee kan beginnen bij een recidief erysipelas. De volgende medicatieafspraak wordt gemaakt:

Flucloxacilline 500 mg capsules, 4d1 capsule, gedurende 10 dagen. In de medicatieafspraak wordt aangegeven (criterium): start zo nodig bij recidief.

De huisarts doet meteen een verstrekkingsverzoek:

Flucloxacilline 500 mg capsules 40 stuks.

Om te voorkomen dat de medicatieafspraak oneindig relevant blijft voor het medicatieoverzicht, wordt door de voorschrijver zodra de gebruiksperiode bekend is een stop-MA gemaakt met de daadwerkelijke start- of stopdatum.

Uc4.1.5.PNG


6 Twee doseringen van hetzelfde geneesmiddel tegelijkertijd

Een 79-jarige man met uitgezaaide prostaatkanker heeft meer pijn en zijn medicatie wordt gewijzigd. De specialist schrijft (op 9 oktober) oxycodon 10 mg tabletten voor 4d1t en zo nodig bij pijn ’s nachts 1d1t. De specialist legt dit in één medicatieafspraak met twee doseerinstructies vast en doet een verstrekkingsverzoek voor 60 tabletten oxycodon 10 mg.

Uc4.1.6v2.png


7 Hetzelfde geneesmiddel met verschillende sterkte tegelijkertijd

Dezelfde 79-jarige patiënt (zie voorbeeld 6) krijgt toch weer meer pijn. De specialist stopt op 16 oktober de oxycodon 10 mg tabletten en schrijft oxycodon 20 mg retard tabletten voor 3d2t en oxycodon 20 mg tabletten (normale afgifte) zo nodig bij pijn ’s nachts 1d1t. De specialist legt dit in twee medicatieafspraken (bij vooralsnog twee separate medicamenteuze behandelingen) vast en doet voor beide medicatieafspraken een verstrekkingsverzoek, respectievelijk 45 retardtabletten oxycodon 20 mg en 30 tabletten oxycodon 20 mg (normale afgifte).

Uc4.1.7.PNG



8 Nieuwe medicatieafspraak, geen verstrekkingsverzoek 1e voorbeeld

Een 50-jarige man komt bij de huisarts met rugklachten. De klachten bestaan al 3 weken en hij gebruikt al paracetamol. De huisarts spreekt met de patiënt af aanvullend diclofenac te gebruiken:

Op 30 januari is afgesproken:

Diclofenac tablet 50 mg, 3 maal daags 1 tablet, vanaf heden gedurende 3 weken.

Hij legt deze medicatieafspraak vast in zijn informatiesysteem. De patiënt geeft aan voldoende voorraad thuis te hebben: zijn vrouw heeft nog een ruime voorraad diclofenac over vanwege een ander probleem een jaar geleden.

Er is dus geen verstrekkingsverzoek nodig en de apotheker stelt dus ook geen medicatie ter hand.
De huisarts stelt de nieuwe MA beschikbaar aan medebehandelaars en patiënt.

Uc4.1.9a.PNG




9 Nieuwe medicatieafspraak, geen verstrekkingsverzoek 2e voorbeeld

Eerste voorbeeld

Dhr Simons krijgt wekelijks zijn medicatie verstrekt door de apotheek. In het verleden waren er namelijk veel verzoeken om extra medicatie, wat leidde tot duidelijke afspraken over het afgiftebeleid.

Het gaat om:

Medicatieafspraak: Diazepam 5 mg 4 maal daags 1 tablet vanaf 1-1-jjjj tot voor onbepaalde duur
Verstrekkingsverzoek: 28 stuks iter 10; toelichting: wekelijkse medicatieverstrekkingen

Het verstrekkingsverzoek wordt iedere 11 weken herhaald.

Het laatste verstrekkingsverzoek staat gepland op 3-6-jjjj:

een week (28 tabletten) met iter 10x


Uc4.1.9b.PNG

Tweede voorbeeld

De laatste jaren is het rustig. Hij vraagt niet meer om extra medicatie. Bij het laatste gesprek (op 31-3-jjjj) vertelde hij dat hij sinds drie weken toe kan met 3 x daags diazepam. Dit wordt in een medicatieafspraak vastgelegd:

1-4-jjjj Diazepam 5 mg 3x daags 1 tablet vanaf 1-4-jjjj tot voor onbepaalde duur.

De vorige medicatieafspraak wordt beëindigd per 31-3-jjjj (zie stoppen van medicatie).

In de huidige situatie belde de huisarts de apotheek om te zorgen dat er bij de volgende medicatieverstrekkingen 21 tabletten diazepam worden meegegeven i.p.v. 28. Er was toen geen nieuwe verstrekkingsverzoek nodig.

In de nieuwe situatie stuurt de huisarts de nieuwe medicatieafspraak naar de apotheek. Op basis van de nieuwe medicatieafspraak verstrekt de apotheek 21 tabletten per week. Bij de nieuwe medicatieafspraak is niet gelijktijdig een nieuw verstrekkingsverzoek nodig. Het vorige verstrekkingsverzoek volstaat nog.

Uc4.1.9-c.png




10 Nieuw verstrekkingsverzoek onder bestaande medicatieafspraak

Een voorschrijver kan ook een nieuw verstrekkingsverzoek doen onder een bestaande medicatieafspraak. Deze medicatieafspraak kan gemaakt zijn door een andere voorschrijver bijvoorbeeld een psychiater of in geval van waarneming de vaste huisarts. Het betreft hier herhaalmedicatie.

Uc4.1.10 (1).png



11 Wijziging in dosering (voldoende voorraad)

Patiënt (37 jaar, astma) is op 13 augustus jjjj bij de longarts voor controle van zijn astma. De longarts heeft vastgesteld dat de astma onvoldoende gereguleerd is.
De patiënt gebruikt op dit moment Beclometason volgens een eerder gemaakte en geregistreerde medicatieafspraak: op 10 juni jjjj is afgesproken

Beclometason aerosol 100 microg/dosis inh; 2 maal daags 1 inhalatie; vanaf 10 juni jjjj voor onbepaalde duur.

De longarts spreekt op 13 augustus jjjj met de patiënt een verhoging van de dosering af:

Beclometason aerosol 100 microg/dosis inh; 2 maal daags 2 inhalaties; van 13 augustus jjjj tot voor onbepaalde duur; reden van aanpassing: onvoldoende werking.

De voorgaande medicatieafspraak van 10 juni jjjj geldt niet meer: deze wordt beëindigd (zie wijzigen van medicatie). De patiënt heeft nog voldoende voorraad, er is dus geen verstrekkingsverzoek nodig.

Uc4.1.11v2.png
Als de patiënt geen voorraad meer zou hebben dan wordt er wel een nieuw verstrekkingsverzoek gemaakt. Het informatiesysteem van de longarts maakt de nieuwe medicatieafspraak beschikbaar voor de medebehandelaars van deze patiënt. Deze wijziging komt binnen bij de apotheker (medebehandelaar). De apotheker verwerkt de wijziging. De apotheker kan er ook voor kiezen om wijzigingen automatisch te accepteren.



12 Recept niet meer nodig na eerste verstrekkingsverzoek

Een 16-jarige vrouw heeft een vriend en wil niet zwanger worden. Na uitleg kiest zij voor de pil. De huisarts schrijft ethinylestradiol/levonorgestrel tablet 20/100ug voor, 1d1t gedurende 21 dagen, vervolgens 7 dg geen pil nemen, dan weer 21 dagen wel. Start op de 1e dag van de volgende menstruatie. De huisarts legt de medicatieafspraak vast en doet een verstrekkingsverzoek voor 63 tabletten microgynon 20 tablet omhuld. Hij legt haar uit dat indien zij geen klachten heeft, zij de pil verder via de apotheek kan krijgen.
Drie maanden later doet de vrouw een voorstel tot herhaalverstrekking aan de apotheek. De apotheek verstrekt het middel en stuurt een afhandeling medicatievoorschrift naar de huisarts.
Uc4.1.12.png



13 Stoppen medicatie

Patiënt (37 jaar, astma) is op 13 augustus jjjj bij de longarts voor controle van zijn astma. De patiënt heeft last van een bijwerking. De patiënt gebruikt op dit moment Beclometason volgens een eerder gemaakte en geregistreerde medicatieafspraak. Op 10 juni jjjj is afgesproken:

Beclometason aerosol 100 microg/dosis inh; 2 maal daags 1 inhalatie; vanaf 10 juni 2010 voor onbepaalde duur.

De longarts spreekt op 13 augustus jjjj met de patiënt af om de medicatie te stoppen (medicamenteuze behandeling wordt gestopt). Medicatieverificatie is ook hier van toepassing. Verder kan ook medicatiebewaking hierbij relevant zijn, bijvoorbeeld wanneer maagbeschermers geslikt worden vanwege gebruik van de te stoppen medicatie (het informatiesysteem zal dit niet altijd automatisch signaleren).
De longarts legt vast:

Beclometason aerosol 100 microg/dosis inh; stoptype 'definitief'; vanaf 13 augustus jjjj. Vanwege een bijwerking.

De stop-MA wordt verstuurd naar de apotheker en beschikbaar gesteld aan medebehandelaars en patiënt. De longarts besluit daarnaast om de stop-MA ook naar de huisarts te sturen.
Uc4.1.13v2-a.png



14 Onderbreken / hervatten medicatie

De patiënt wordt behandeld met Simvastatine (cholesterolverlager): 40 mg 1D1T voor onbepaalde duur. Vanwege een keelontsteking in combinatie met een allergie voor het eerste keuze antibioticum wordt gedurende 1 week Claritromycine 250 mg 2D1T (antibioticum) voorgeschreven. Gedurende die week wordt de simvastatine onderbroken vanwege een interactie.
De huisarts legt vast:

Simvastatine 40 mg; tijdelijk onderbreken; gedurende 1 week; reden: interactie
Claritromycine 250 mg; 2D1T; gedurende 1 week (en een bijbehorend verstrekkingsverzoek)

De huisarts stuurt een stop-MA met stoptype ‘tijdelijk’ naar de apotheker om de simvastatine tijdelijk te onderbreken. Hij maakt en verstuurt ook een nieuwe MA om de simvastatine na een week te hervatten en een MA met VV voor de claritromycine.
Uc4.1.14.png



15 Onderbreken voor een ingreep

Een 62-jarige man gebruikt acetylsalicylzuur 100 mg 1d1t wegens coronairlijden. Hij moet een darmpoliep laten verwijderen. De huisarts bespreekt met hem dat hij de acetylsalicylzuur drie dagen voor de ingreep moet stoppen en de dag na de ingreep moet hervatten. De huisarts legt het tijdelijk onderbreken in een stop-MA vast met als stopdatum '3 dagen voor de ingreep'; stoptype 'tijdelijk'; reden onderbreken ‘ingreep’. In de (tweede) medicatieafspraak voor het hervatten wordt als ingangsdatum (gebruiksperiode/startDatumTijd in dataset) 1 dag na de ingreep opgenomen. De huisarts stuurt de MA’s naar de apotheker en de maag-darm-leverarts.
Wanneer de datum van de ingreep niet bekend of onzeker is wordt in de toelichting aangegeven dat er 3 dagen voor de ingreep moet worden gestopt en na 1 dag wordt hervat. De duur van de onderbreking is dan 4 dagen. Zie ook Tijdelijk onderbreken en hervatten van medicatie in voorbeeld 14.
Uc4.1.15.png



16 Papieren recept

De arts geeft een papieren recept mee aan de patiënt[1]. Een papieren recept bevat een medicatieafspraak en een verstrekkingsverzoek. De patiënt kan met dit recept bij een willekeurige apotheker de medicatie afhalen. De huisarts stuurt in dit geval geen digitale MA en VV naar de verstrekkende apotheker, dit is vervangen door het papieren recept in handen van de patiënt. De medicatiegegevens worden wel beschikbaar gesteld aan medebehandelaars (alleen MA) en patiënt (MA en VV). De verstrekkende apotheker kan de MA raadplegen en verwerken in het eigen informatiesysteem.

Als de medicatiegegevens echter niet beschikbaar zijn gesteld is er dus sprake van een TA zonder digitaal beschikbare MA. De verstrekkende apotheker zal dan de papieren MA en VV overnemen in het eigen informatiesysteem en een TA aanmaken. De apotheker stelt de van papier verkregen MA en VV niet beschikbaar omdat hij daar zelf geen eigenaar van is en omdat hierdoor in de toekomst onterecht dubbele MA’s en VV’s kunnen ontstaan.
Uc4.1.17.png



17 Starten met medicatie voor opname

Bij een cataractoperatie wordt 3 dagen voor de behandeling gestart met Nevanac. Deze worden gebruikt tot 3 weken na de operatie (een totale gebruiksduur van 24 dagen). Er wordt door de specialist een medicatieafspraak gemaakt voor Nevanac, 1 druppel ’s morgens, gedurende 24 dagen. Wanneer de datum van de operatie niet bekend of onzeker is kan in de toelichting worden aangegeven dat er 3 dagen voor de operatie moet worden gestart. Zie ook Voorafgaand aan opname.
Uc4.1.20.png



18 Spoedopname

Bij een spoedopname vindt vooraf geen uitgebreide medicatieverificatie plaats zoals dat bij een klinische opname wel gebeurt. Ook het afspreken van medicatie met de patiënt is vaak niet mogelijk. De patiënt krijgt zo snel mogelijk de medicatie toegediend waarbij verificatie vaak achteraf plaatsvindt.


19 Tussentijds ontslag

Wanneer een patiënt tussentijds uit het ziekenhuis/de instelling naar huis gaat, bijvoorbeeld met weekendverlof, loopt de klinische medicatie door. Om de vaste huisarts op de hoogte te houden wordt het medicatieoverzicht meegegeven met de patiënt en worden de medicatiegegevens beschikbaar gesteld.


20 Ontslag naar andere instelling

Bij ontslag naar een andere instelling wordt de medicamenteuze behandeling geëvalueerd. De medicatiegegevens worden naar medebehandelaars en patiënt gestuurd en/of aan hen beschikbaar gesteld. De nieuwe behandelend arts evalueert de medicamenteuze behandeling en bepaalt de instellingsmedicatie.


21 Niet verstrekken voor

De voorschrijvend arts doet op 14 april jjjj een verstrekkingsverzoek, maar wil in datzelfde verstrekkingsverzoek aangeven dat er pas verstrekt mag worden op of vanaf een latere datum, bijvoorbeeld 23 april jjjj. In het verstrekkingsverzoek kan dit niet gestructureerd worden vastgelegd maar wordt dit opgenomen in de Toelichting (vrije tekst).
Uc4.1.25v2 (1).png



22 Stoppen van medicatie door derden

Medicatie kan door de voorschrijver zelf gestopt worden (zie Stoppen Medicatie) maar ook door een andere voorschrijver. Bijvoorbeeld de specialist kan medicatieafspraken gemaakt door een huisarts stoppen die volgens het informatiesysteem weliswaar actueel zijn, maar - na bijvoorbeeld medicatieverificatie - dat toch niet blijken te zijn. Wanneer een zorgverlener medicatie stopt maakt hij een nieuwe stop-MA. De zorgverlener kan de MA van een ander niet aanpassen, alleen een stop-MA maken. Hij stuurt de stop-MA naar de zorgverlener die de originele MA heeft gemaakt om hem/haar hiervan op de hoogte te stellen. De zorgverlener van de originele MA verwerkt daarna indien mogelijk de stop-MA in zijn/haar eigen systeem.
Uc4.1.26v2.png



23 Twee PRK's onder één medicamenteuze behandeling

Het is een apotheek, binnen bepaalde kaders, toegestaan om een andere PRK te kiezen voor de toedieningsafspraak dan is aangegeven in de medicatieafspraak gemaakt door een voorschrijver. Wanneer vervolgens alleen de toedieningsafspraak kan worden gecommuniceerd vanwege bijvoorbeeld een storing in het informatiesysteem bij de voorschrijver dan heeft een volgende voorschrijver alleen deze toedieningsafspraak met nieuwe PRK. De volgende voorschrijver gaat er dan waarschijnlijk vanuit dat deze PRK ook de PRK van de medicatieafspraak is. Een wijziging in de medicatieafspraak zal dan ook een stop-MA (zonder verwijzing naar originele MA) en een nieuwe medicatieafspraak op basis van deze PRK tot gevolg hebben. Dit betekent dat er twee medicatieafspraken met verschillende PRK's voorkomen onder dezelfde medicamenteuze behandeling. Deze twee medicatieafspraken blijven bestaan. (Het informatiesysteem van) de voorschrijver moet na uitval controleren of er wijzigingen zijn geweest en deze zo nodig doorvoeren.
Uc4.1.27.png



24 Achteraf vastleggen medicatieafspraak

In bijvoorbeeld spoedsituaties kan het voorkomen dat de medicatieafspraak pas wordt vastgelegd na het verstrekken of toedienen van de medicatie. Dit kan leiden tot conflicterende medicatieafspraken. Op basis hiervan moeten één of meerdere medicatieafspraken gestopt worden zodat er geen parallelle medicatieafspraken voorkomen. De enige uitzondering voor parallelle medicatieafspraken is beschreven in medicamenteuze behandeling.



25 Eenmalig gebruik

ij medicatie die eenmalig moet worden gebruikt wordt in de gebruiksperiode alleen een stopdatum opgenomen. Denk aan vaccinaties (bijv. tetanusprik) of de situatie waarin gezegd wordt neem dit eenmalig 3 weken voordat je op vakantie gaat.
Uc4.1.30.png



26 Voorlopige en definitieve medicatieopdracht

In de kliniek schrijft de voorschrijver medicatie voor. Dit wordt vastgelegd in een voorlopige medicatieopdracht oftewel, in termen van deze informatiestandaard, de medicatieafspraak. De ziekenhuisapotheker verifieert deze opdracht en legt dit vast als definitieve medicatieopdracht oftewel, in termen van deze informatiestandaard, de toedieningsafspraak.


27 Onterecht openstaande medicatie of 'weeskinderen'

In de overgangssituatie en in een situatie waarin niet elk XIS is aangesloten kunnen er medicatieafspraken zijn bij dezelfde behandeling die door verschillende informatiesystemen zijn vastgelegd onder verschillende medicamenteuze behandelingen. Deze medicatieafspraken wil je eigenlijk samenvoegen onder één medicamenteuze behandeling. Dit probleem dient in ieder geval opgelost te worden voor medicatie met een open stopdatum. Die medicatie kan namelijk onder een andere medicamenteuze behandeling zijn gestopt en daardoor open blijven staan en dus blijvend opgeleverd worden. Het betreft hier een ‘weeskind’ (dat wil zeggen: een bouwsteen die is vastgelegd, maar waarbij de zorgverlener op een gegeven moment geen actieve rol meer heeft en zijn informatiesysteem de bouwsteen dus blijft opleveren ook als deze elders al gestopt is). Voor medicatie met stopdatum, sterft dit probleem vanzelf uit en wordt geen koppelingsactie ondernomen. Wanneer bij medicatieverificatie of -beoordeling wordt geconstateerd dat medicatie onterecht nog open staat wordt er een stop-MA gemaakt onder dezelfde medicamenteuze behandeling. Deze stop-MA wordt naar de originele voorschrijver gestuurd. Die verwerkt de stop-MA in zijn eigen informatiesysteem. Zie ook paragraaf 4.1.24 en paragraaf 4.1.37.
Uc4.1.32.png



28 Ontbreken digitale medicatieafspraak bij opname

Wanneer bij medicatieverificatie geen digitale medicatieafspraak beschikbaar is wordt een nieuwe medicamenteuze behandeling gestart met het vastleggen van medicatiegebruik. Wanneer dit gebruik gestopt moet worden, wordt vervolgens een stop-MA gemaakt onder deze zelfde medicamenteuze behandeling die verwijst naar het vastgelegde medicatiegebruik. De stop-MA wordt zo mogelijk verstuurd naar de oorspronkelijke voorschrijver en de apotheek van de patiënt.
Uc4.1.33.png



29 Eigen artikelen (90 miljoen nummers)

Het is mogelijk om een 90 miljoen nummer uit te wisselen. Voorwaarde is dat binnen een organisatie een eenmaal aangemaakt 90 miljoen nummer nooit aangepast mag worden. Bij de uitwisseling zorgt de root-oid (unieke technische identificatie van de organisatie) in combinatie met het 90 miljoen nummer ervoor dat deze uniek is ten opzichte van alle 90 miljoen nummers vanuit andere organisaties. De stoffen waaruit dit artikel bestaat worden als ingrediënten in de medicatieafspraak meegegeven. Er moet minimaal één ingrediënt worden vastgelegd, zoals bij magistralen.



30 Vrije tekst voorschriften

Het is, bij hoge uitzondering, mogelijk om voor te schrijven zonder een code uit de G-Standaard. Dit is wat we verstaan onder "vrije tekst voorschrijven". Dit is alleen toegestaan wanneer er geen geschikte code beschikbaar is in de G-Standaard, bijvoorbeeld bij onderzoeksmedicatie. Het voorschrijven in vrije tekst is daarmee nadrukkelijk de uitzondering o.a. omdat er geen medicatiebewaking kan worden uitgevoerd zonder een G-standaard code.



31 Dosering met minimum interval

Medicatie kan voorgeschreven worden met een vast interval (bijvoorbeeld: elke 6 uur 2 tabletten). Het voorschrijven van medicatie met een minimum interval dient gedeeltelijk in vrije tekst te gebeuren.
Bijvoorbeeld zo nodig maximaal 3x per dag, minimaal 6 uur tussen de innamemomenten:
Hierbij wordt zo nodig en maximaal 3x per dag op de standaard manier vastgelegd. Het onderdeel "minimaal 6 uur tussen de innamemomenten" wordt in vrije tekst als Aanvullende instructie vastgelegd.

Uc4.1.35.png



32 Verstrekkingsverzoek met aantal herhalingen

De voorschrijver maakt een verstrekkingsverzoek bij een medicatieafspraak waarin zij het aantal herhalingen invult. Hiermee geeft de voorschrijver bij de verstrekker aan dat deze additionele verstrekkingen mag doen.

Het aantal herhalingen in combinatie met de te verstrekken hoeveelheid resulteert in: (Aantal herhalingen + 1) x te verstrekken hoeveelheid. In geval van "Aantal herhalingen = 3" en "Te verstrekken hoeveelheid = 30 stuks", mag de verstrekker 4 maal 30 stuks verstrekken (in totaal 120 stuks).

Het aantal herhalingen in combinatie met de verbruiksperiode duur resulteert in: (Aantal herhalingen + 1) x verbruiksperiode duur. De te verstrekken hoeveelheid is hierbij afhankelijk van de dosering. In geval van "Dosering = 3x per dag 2 stuks", "Aantal herhalingen = 3" en "Verbruiksperiode duur = 30 dagen", mag de verstrekker 4 maal (6 stuks per dag x 30 dagen =) 180 stuks verstrekken = in totaal 720 stuks.

Uc4.1.36.png



33 Voorschrijven van niet geneesmiddelen (verbandmiddelen, krukken of andere hulpmiddelen)

Niet-geneesmiddelen kunnen vanuit de G-standaard voorgeschreven worden op HPK niveau. Dit kan bijvoorbeeld een inhalator (Aerochamber, HPK 1915185) als hulpmiddel voor voorgeschreven aerosolen zijn. Niet-geneesmiddelen zijn niet van toepassing voor het medicatieoverzicht of medicatiebewaking.



34 Nierfunctiewaarde sturen met het voorschrift

A) Nierfunctiewaarde met een nieuw voorschrift:
Ter preventie van een beroerte krijgt een patiënt (man, 65 jaar) voor het eerst Dabigatran voorgeschreven. De patiënt heeft een verminderde nierfunctie en de voorschrijver heeft een recente nierfunctiewaarde beschikbaar. Op basis van deze nierfunctiewaarde wijkt de voorschrijver af van de standaarddosering en maakt een medicatieafspraak aan met een lagere dosering van Dabigatran 2x daags 1 capsule van 110 mg vanaf 15 januari jjjj. De voorschrijver maakt ook een verstrekkingsverzoek en stuurt het voorschrift (medicatieafspraak, verstrekkingsverzoek) met de laboratoriumuitslag nierfunctiewaarde aan de apotheker.
Uc4.1.38Av3.png

B) Nierfunctiewaarde reden voor een wijziging:
Een man van 70 jaar heeft enkele dagen geleden 3x daags 1 tablet metformine 500 mg voorgeschreven gekregen (medicatieafspraak met verstrekkingsverzoek). De arts heeft tegelijkertijd een bloedonderzoek in gang gezet om de nierfunctiewaarde te bepalen van de patiënt. De waarde was nog niet bekend op het moment van voorschrijven.
Uc4.1.38B1v2.png

Uit het onderzoek blijkt dat de nierfunctie verminderd is en reden geeft tot aanpassing van de medicatieafspraak. De voorschrijver past de dosering op 17 januari jjjj aan naar 2x daags 1 tablet metformine 500 mg en bespreekt dit met de patiënt. Het nieuwe voorschrift (de 'technische' stop-medicatieafspraak, nieuwe medicatieafspraak) wordt met de laboratoriumuitslag nierfunctiewaarde door de voorschrijver aan de apotheek gestuurd. Omdat de patiënt de medicatie al had opgehaald en daardoor voldoende voorraad heeft, wordt er geen nieuw verstrekkingsverzoek meegestuurd.
Uc4.1.38B2v2.png

C) Nierfunctiewaarde van toepassing vanwege geneesmiddel:
Patiënte krijgt vanwege een blaasontsteking Nitrofurantoine 100 mg, 2x daags 1 capsule voorgeschreven als kuur van 5 dagen en moet meteen starten op 6 januari jjjj. Bij dit geneesmiddel moet de nierfunctie waarde (indien bekend en niet ouder dan 13 maanden) meegestuurd worden. De voorschrijver heeft voor deze patiënte een nierfunctie waarde beschikbaar, welke echter geen aanleiding geeft tot een aangepaste dosering. De voorschrijver stuurt het voorschrift (medicatieafspraak, verstrekkingsverzoek) met de laboratoriumuitslag nierfunctiewaardenaar de apotheker.
Uc4.1.38Cv2.png



35 Annuleren eerder verstuurd voorschrift

Patiënt komt 's ochtends bij huisarts in verband met maagklachten. De huisarts schrijft pantoprazol voor en stuurt het voorschrift (MA + VV1) naar de voorkeursapotheek zoals bij de huisarts bekend is. Patiënt belt ’s middags op dat hij de medicatie nog niet heeft opgehaald en dat hij dit graag bij een andere apotheek wil doen i.v.m. een recente verhuizing, maar dat hij dit ’s ochtends is vergeten aan te geven. De huisarts stuurt de apotheek waar het eerdere voorschrift naartoe is gestuurd opnieuw het voorschrift, maar waarbij het VV de geannuleerd indicator bevat (MA + VV1”geannuleerd”), zodat de apotheker weet dat hij op dit voorschrift niet moet verstrekken. Daarna stuurt de voorschrijver een nieuw voorschrift (MA + VV2) naar de nieuwe apotheek van de patiënt. De patiënt kan de medicatie daar ophalen.
In medicatiebouwstenen ziet dit er als volgt uit:
Uc4.1.39A.png
De transacties zien er zo uit:
Uc4.1.39B.png



36 Wijzigen van andermans medicatieafspraak

Een patiënt slikt een keer per dag 40 mg Lisinopril in verband met hypertensie. Deze medicatieafspraak is eerder door de huisarts met de patiënt gemaakt. De patiënt komt binnen op de spoedeisende hulp in verband met een val door duizeligheid. De specialist constateert hypotensie en besluit om de dosering van de Lisinopril te verlagen naar een keer per dag 20 mg. Hierop stopt de specialist de huidige MA, en start de nieuwe MA met een lagere dosering. Hiermee wijzigt hij de medicatieafspraak met de patiënt. De specialist stuurt een stop-MA en de nieuwe MA naar de oorspronkelijke voorschrijver. De zorgverlener van de originele medicatieafspraak verwerkt de stop-MA in zijn of haar eigen informatiesysteem.
Uc 4.1.37 wijzigen van andermans medicatieafspraakv3 - Kopie.png



37 Opstarten van een wisselend doseerschema

De voorschrijver schrijft bij een patiënt antistollingsmedicatie voor en geeft in de MA aan dat de medicatie gebruikt wordt volgens het schema van de trombosedienst. De voorschrijver stuurt een VV naar de apotheker en de patiënt wordt aangemeld bij de trombosedienst. Om de periode tot de trombosezorg betrokken is te overbruggen, maakt de voorschrijver een wisselend doseerschema aan voor de eerste periode. Na de aanmelding stelt de trombosedienst een doseerschema op dat het schema van de voorschrijver overschrijft of opvolgt. Vanaf dit moment neemt de trombosedienst de doseerschema’s over van de oorspronkelijke voorschrijver. Aangezien het WDS een aparte medicatiebouwsteen is, blijft het medicatieoverzicht ongewijzigd (de MA wordt gespecificeerd, niet gewijzigd door de WDS). Het WDS wordt gebruikt om de toedienlijst samen te stellen, samen met de medicatiegegevens in de MA, TA en MTD. 4.1.38 Uc Opstarten WDSv2.png



38 Tussentijds wijzigen wisselend doseerschema

Het kan nodig zijn om het doseerschema uit een WDS te herzien voor de stopdatum uit het schema. Bijvoorbeeld wanneer de patiënt onverwacht een kleine ingreep moet ondergaan. In dit geval stopt de voorschrijver het lopende WDS met een technische stop (niet zichtbaar voor de gebruiker) en maakt de voorschrijver een nieuw WDS aan met enkele 0-doseringen de dagen voorafgaand aan de ingreep. De MA loopt in de tussentijd gewoon door. 4.1.39 Uc Tussentijds wijzigen WDSv4.jpg



39 Stoppen medicatie met een wisselend doseerschema

Wanneer de patiënt (tijdelijk) helemaal moet stoppen met het gebruik van antistollingsmedicatie, wordt dit vastgelegd op het niveau van de MA. De trombosearts maakt dan een stop-MA aan. Daarmee wordt ook het onderliggende WDS en de bijbehorende TA gestopt. De originele voorschrijver verwerkt de stopdatum ook in zijn MA zoals beschreven in onterecht openstaande medicatie of weeskinderen]]. Als de antistollingsmedicatie na een aantal maanden weer opgestart moet worden, doet de oorspronkelijke voorschrijver van de antistollingsmedicatie dit door het proces van het opstarten van een WDS te volgen. Dus door een nieuwe MA te maken en een eerste WDS (zie de usecase opstarten van een wisselend doseerschema).

Uc Stoppen WDS.png



40 Samenvoegen bouwstenen onder een MBH

Een patiënt heeft bij diens huisarts een medicatieafspraak lopen. De patiënt heeft echter geen toestemming gegeven voor het beschikbaar stellen van diens medicatiegegevens. Wanneer de thuiszorgarts van de patiënt diens medicatiegebruik wil vastleggen, kan de thuiszorgarts de medicatiegebruik bouwsteen dus niet onder dezelfde medicamenteuze behandeling registreren als de medicatieafspraak. Wanneer de patiënt later toch kiest om toestemming te geven voor het uitwisselen en beschikbaar stellen van diens gegevens, komen er meerdere bouwstenen onder verschillende medicamenteuze behandelingen beschikbaar die eigenlijk bij dezelfde medicamenteuze behandeling horen. Het samenvoegen van de bouwstenen gaat volgens de afspraken in het implementatiehandboek migratie en hybride.

Uc Samenvoegen MBHs.png



41 Extra aanwijzingen meegeven in de MA

Bij het kiezen van een geneesmiddel kan er worden afgeweken van wat er verwacht wordt. Dit kan worden aangegeven in de dataelementen Toelichting of AanvullendeInformatie’ van de MA. AanvullendeInformatie bevat een lijst van bijzonderheden over de gemaakte afspraak die van belang zijn voor de medicatiebewaking en invulling door de apotheker. Toelichting wordt gebruikt voor bijzonderheden die niet gecodeerd in AanvullendeInformatie kunnen worden vastgelegd. Hieronder wordt een drietal voorbeelden gegeven van het gebruik van deze dataelementen.

Voorbeeld 1: Een ziekenhuis hanteert een ander formularium dan de openbare apotheek

Uit efficiencyoverwegingen is in het ziekenhuis bijvoorbeeld gekozen voor één maagzuurremmer: pantoprazol. Bij opname wordt een patiënt met omeprazol omgezet naar pantoprazol voor de duur van het verblijf. Bij ontslag gaat de patiënt weer terug naar omeprazol. Wanneer niet ingegrepen wordt, kan het gebeuren dat de patiënt zowel omeprazol als pantoprazol slikt.

In de MA van het ziekenhuis voor pantoprazol kan in het Toelichting een opmerking in vrije tekst worden geplaatst. Daardoor is duidelijk dat pantoprazol de vervanger is van omeprazol.

Voorbeeld 2: Halve sterktes

Het ziekenhuis heeft soms de beschikking over tabletten met de halve sterkte van het normale handelspreparaat. Waar de patiënt het ziekenhuis ingaat met chlortalidon 25 mg, eenmaal daags een halve tablet, krijgt hij intramuraal 12,5 mg eenmaal daags één tablet. De verpleging hoeft dan geen tabletten te breken.

Hier bestaat het risico dat de patiënt bij thuiskomst weer de 25 mg gaat gebruiken, maar dan een hele tablet per keer. In de MA van de laatste chlortalidon 25 mg kan in AanvullendeInformatie gecodeerd worden aangegeven of dit een bewuste verhoging is geweest.

Voorbeeld 3: Specifieke HPK, medische noodzaak

Wanneer een voorgeschreven middel heel specifiek een bepaald handelsproduct (HPK) dient te zijn, dan kan de voorschrijver dit aangeven in de MA. Hiervoor wordt het dataelement AanvullendeInformatie gebruikt met de code ‘Medische noodzaak’.


42 Dagbehandeling

Een dagopname is te vergelijken met een poliklinisch consult of een spoedopname waarbij de medicatie door de ziekenhuisapotheker wordt geleverd. Bij dagopname vindt niet altijd uitgebreide medicatieverificatie plaats. Bij dagopname wordt vastgelegd welke medicatie wordt voorgeschreven (gebeurt vaak op basis van protocollen waarbij achteraf verificatie plaatsvindt) en toegediend.
Bij bijvoorbeeld cytostatica kuren is er wel een medicatieafspraak maar is niet altijd van te voren duidelijk wanneer de medicatieverstrekking of -toediening plaatsvindt. Reden: kuren worden vaak uitgesteld en dan wordt pas later verstrekt en toegediend.


43 Uitvoeren medicatieverificatie en evaluatie bij buitenlandse of zelfzorgmedicatie

Wanneer medicatie niet in het informatiesysteem gevonden kan worden (bijvoorbeeld buitenlands medicatie en zelfzorgmedicatie) dan wordt deze medicatie vastgelegd als medicatiegebruik

Hoofdpagina

  1. Eenzelfde situatie doet zich voor wanneer de apotheker een fax ontvangt.