Herstructurering FO MP9

Uit informatiestandaarden
Versie door Christine van der Aa (overleg | bijdragen) op 4 dec 2024 om 16:35 (Informatiesystemen, systeemrollen, transacties en usecases)
Ga naar: navigatie, zoeken


FO MP9 3.0.0
Bouwstenen
MA
WDS
VV
TA
MVE
MTD
MGB
Deelproces
Medicatieverificatie Praktijkvoorbeelden
Voorschrijven Praktijkvoorbeelden
Ter hand stellen Praktijkvoorbeelden
Toedienen Praktijkvoorbeelden
Gebruiken Praktijkvoorbeelden
Medicatiebewaking Praktijkvoorbeelden
Klinisch proces Praktijkvoorbeelden
Informatie- systemen
Elektronisch voorschrijf systeem (EVS)
Apothekers informatie systeem (AIS)
Persoonlijke gezondheid omgeving (PGO)
Elektronische toedien registratie (ETDR)
Trombose informatie systeem (TRIS)
Generiek informatie systeem (XIS)
Consolidatie- regels
Medicatieoverzicht
Toedienlijst


MP9 3.0.0-beta.4
Icoon Nictiz Cirkel Informatiestandaard Medicatieproces.svg
Publicatiedatum: Nog niet gepubliceerd
Kickstart
Landingspagina Kickstart
Programmawebsite samen voor medicatie overdracht
Kaders
Richtlijn overdracht medicatiegegevens in de keten
Wet gegevensuitwisseling in de zorg


Inhoud

1 Inleiding

Dit hoofdstuk is nog in review. Onderstaande versie komt overeen met 20241129 Hoofdstuk 1 Inleiding.docx

Dit document is tot stand gekomen binnen het programma Medicatieoverdracht. Het programma zorgt voor de implementatie van de kwaliteitsstandaard Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten en de bijbehorende informatiestandaard Medicatieproces. Het doel is om bestaande knelpunten in het medicatieproces op te lossen, rekening houdend met de huidige wetgeving en de haalbaarheid van concrete resultaten binnen afzienbare termijn. Tijdens de Kickstart wordt de in de informatiestandaard beschreven werkwijze beproefd en zo nodig bijgesteld.

1.1 Algemeen

Deze pagina beschrijft het functioneel ontwerp (FO) van de informatiestandaard Medicatieproces. Het beschrijft de vastlegging en uitwisseling van medicatiegegevens en licht dit toe met specifieke praktijkvoorbeelden. Dit wordt uitgelegd aan de hand van actoren (mensen en informatiesystemen) en transacties (welke informatie wordt wanneer en op welke wijze uitgewisseld).

Voor meer informatie over informatiestandaarden en hoe deze worden ontwikkeld, zie de Nictiz webpagina voor informatiestandaarden. In het begrippenoverzicht op de website van Nictiz en de begrippenlijst op de site van het programma Medicatieoverdracht staat uitleg van de begrippen die voorkomen in dit functioneel ontwerp.

Links naar het technisch ontwerp zijn hier te vinden.

1.2 Doelgroep

De doelgroep voor dit document bestaat uit:

  • Productmanagers, architecten, ontwerpers, bouwers en testers van:
    • leveranciers van medicatiegerelateerde informatiesystemen;
    • zorgorganisaties;
    • Nictiz;
  • Zorgverleners en hun vertegenwoordigers.

1.3 Kaders en uitgangspunten

1.3.1 Richtlijn en proces

In 2020 is de herziene kwaliteitsstandaard Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten gepubliceerd door het Zorginstituut Nederland. De bijbehorende Informatieparagraaf beschrijft globaal de vastlegging en uitwisseling van medicatiegegevens. De informatiestandaard werkt dit in detail uit. Het basisproces bestaat uit de deelprocessen:

  • Voorschrijven
  • Ter hand stellen
  • Toedienen
  • Gebruiken

Daarbij is ook het deelproces medicatieverificatie van belang. In Hoofdstuk 5 Medicatieproces wordt dit uitgewerkt.

1.3.2 Reikwijdte informatiestandaard

De reikwijdte van de informatiestandaard beslaat de functionele beschrijvingen (dit FO) en de dataset voor alle gegevensuitwisselingen binnen alle deelprocessen in het medicatieproces in ART-DECOR

1.4 Kwalificatie

Op basis van dit FO en de daarbij behorende dataset wordt een kwalificatiescript opgesteld. Het opstellen van kwalificatiescripts valt buiten de scope van dit FO. Voor meer informatie zie de pagina over Nictiz kwalificaties en de landingspagina van de Kickstart.

1.5 Leeswijzer

1.5.1 Usecases in dit FO

Informatiestandaarden worden bij Nictiz doorgaans beschreven aan de hand van usecases. Een usecase is een beschrijving van een praktijksituatie in de zorg die gekoppeld is aan een scenario voor uitwisseling van gegevens. Het FO voor MP9 behandelt de zorgbrede uitwisseling van medicatiegegevens tussen een groot aantal verschillende betrokkenen en in uiteenlopende zorgsituaties. Binnen MP9 kan een usecase in meerdere deelprocessen voorkomen, en een deelproces kan gebruikmaken van verschillende usecases. Ook wordt binnen MP9 meer nadruk gelegd op het hoe en wanneer vastleggen van gegevens. Voor MP9 is daarom gekozen voor een andere indeling:

  • De usecases worden beschreven in Hoofdstuk 3 over informatiesystemen en transacties. Voor elke usecase wordt aangegeven in welke deelprocessen dit voorkomt.
  • De uitwerking van het zorgproces staat in Hoofdstuk 5 Medicatieproces. Voor elk deelproces wordt aangegeven welke usecases daarin van toepassing zijn.

1.5.2 Hoofdtekst en detailpagina's

Vanwege de lengte van dit FO is gekozen om een deel van de informatie naar andere pagina’s buiten deze hoofdpagina te verplaatsen. Het gaat daarbij om:

  • Praktijkvoorbeelden. Er is een pagina met alle voorbeelden en aparte pagina’s met voorbeelden per deelproces:
    • Praktijkvoorbeelden Medicatieverificatie
    • Praktijkvoorbeelden Voorschrijven
    • Praktijkvoorbeelden Ter hand stellen
    • Praktijkvoorbeelden Toedienen
    • Praktijkvoorbeelden Gebruiken
  • Detailpagina’s met een kort overzicht van de relevante context per deelproces, informatiesysteem, en bouwsteen. Bijvoorbeeld: Op de detailpagina van een informatiesysteem staat welke systeemrollen, bouwstenen en deelprocessen hiervoor relevant zijn.

1.5.3 Hoofdstukindeling

Hoofdstuk 1 geeft algemene informatie over het functioneel ontwerp van MP9.
In Hoofdstuk 2 wordt het onderliggende conceptuele model waar MP9 op gebaseerd is beschreven: de aanleiding voor het ontwikkelen van dit model, uitgangspunten, definities en werkwijze.
In Hoofdstuk 3 staat de uitwerking van de usecases binnen MP9. Het geeft een overzicht van de relevante informatiesystemen, systeemrollen en transacties en de daarbij betrokken bouwstenen.
Hoofdstuk 4 beschrijft wat consolideren is en wat voor MP9 de bijbehorende regels zijn.
Hoofdstuk 5 behandelt het medicatieproces. Hoe ziet het globale proces eruit, welke deelprocessen komen erin voor en hoe worden medicatiegegevens daarin gebruikt, vastgelegd en uitgewisseld.
Hoofdstuk 6 bevat aanvullende informatie, zoals verwijzingen naar implementatiehandleidingen en andere relevante informatie buiten het FO.

1.5.4 Schrijfconventies

De volgende schrijfconventies worden gevolgd in dit FO:

  • De medicatiebouwstenen worden als afkorting geschreven. Alleen bij de eerste introductie en in paragraaftitels worden de volledige namen uitgeschreven. Doel is om de tekst korter en beter leesbaar te maken, zeker in geval van lange namen als wisselend doseerschema of antwoord voorstel verstrekkingsverzoek.
  • Dataelementen van de bouwstenen en waarden uit waardelijsten worden geschreven zoals ze in de dataset in ART-DECOR staan, inclusief hoofdletters. Op deze manier is altijd duidelijk wat er bedoeld wordt.
  • In dit FO wordt de term patiënt gebruikt waarmee zowel patiënten als cliënten worden bedoeld.

2 Conceptueel model

Dit hoofdstuk is nog in review. Onderstaande versie komt overeen met 20241129 Hoofdstuk 2 Conceptueel model.docx

In dit hoofdstuk wordt het model uitgelegd dat aan de basis staat van MP9.
Paragraaf 2.1 bespreekt de aanleiding voor het ontwikkelen van dit model.
Paragraaf 2.2 legt de basisprincipes uit.
Paragraaf 2.3 beschrijft de medicatiebouwstenen en de voorstelgegevens.
Paragraaf 2.4. introduceert het begrip 'medicamenteuze behandeling' en de functionele toepassing ervan.
In paragraaf 2.5 volgt uitleg van de samenhang tussen bouwstenen en medicamenteuze behandeling.
Paragraaf 2.6 beschrijft hoe deze bouwstenen uitgewisseld kunnen worden.

2.1 Aanleiding ontwikkeling conceptueel model

Registratie en communicatie van medicatiegegevens verlopen grotendeels digitaal. In de loop van de tijd zijn daarin diverse problemen aan het licht gekomen. Dit is onderzocht in een project van NHG en KNMP in 2012-2013. De conclusie was dat therapeutische en logistieke aspecten door elkaar lopen bij het vastleggen en communiceren van medicatiegegevens. Daarnaast ontbreekt er een eenduidig en gedeeld begrippenkader.
Het bovenstaande is uitgewerkt in een rapport, Bouwstenen voor het medicatieproces uit 2014. Hierin wordt een conceptueel model beschreven waarin therapeutische en logistieke gegevens uit elkaar worden getrokken. Dit model is de basis voor de informatiestandaard MP9. De teksten in dit hoofdstuk zijn deels gebaseerd op dit rapport.

2.2 Uitgangspunten conceptueel model

Het conceptuele model is tot stand gekomen door de deelprocessen in het medicatieproces als vertrekpunt te nemen:

  • voorschrijven
  • ter hand stellen
  • toedienen
  • gebruiken

Tijdens deze deelprocessen worden gegevens vastgelegd in de vorm van medicatiebouwstenen. Een bouwsteen in een informatiestandaard is een verzameling samenhangende dataelementen rond een bepaald concept binnen een bepaalde context, bijvoorbeeld een medicatieafspraak in het medicatieproces. Deze dataelementen beschrijven de gegevens die nodig zijn voor een heldere en eenduidige representatie van dit concept.
De verschillende medicatiebouwstenen representeren stappen in het medicatieproces rondom de patiënt; van het voorschrijven van een geneesmiddel (medicatieafspraak, verstrekkingsverzoek, wisselend doseerschema), gevolgd door het ter hand stellen (toedieningsafspraak, medicatieverstrekking), tot en met toedienen (medicatietoediening) en gebruik (medicatiegebruik).
Bij het uitvoeren van een deelproces worden de dataelementen van de betreffende bouwsteen voor zover mogelijk en relevant ingevuld. Dit resulteert in een concrete invulling van die bouwsteen. Dit wordt een instantiatie genoemd.
Instantiaties van bouwstenen kunnen digitaal worden uitgewisseld: ofwel door ze actief naar een andere zorgverlener te sturen, ofwel door ze beschikbaar te stellen voor raadpleging door een andere zorgverlener op een willekeurig moment (zie paragraaf 2.6). Hierdoor kan een zorgverlener op elk moment beschikken over alle medicatiegegevens van een patiënt, zoals bedoeld in de kwaliteitsstandaard Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de Keten.
Volledige uitleg van de totstandkoming van het conceptueel model is te vinden in het originele rapport Bouwstenen voor het medicatieproces.

2.3 Medicatiebouwstenen en voorstelgegevens

Deze paragraaf geeft een functionele beschrijving van de medicatiebouwstenen en voorstelgegevens.
Deze zijn uitgewerkt in de dataset van MP9 in ART-DECOR. Daar is te vinden uit welke dataelementen elke bouwsteen bestaat, wat deze betekenen, welk datatype ze hebben en wat de toegestane waarden zijn per dataelement. In de scenario’s in ART-DECOR staat hoe de bouwstenen en voorstelgegevens in transacties worden gebruikt.
Zie voor verdere uitleg over dataset en transacties Hoofdstuk 3.

2.3.1 Therapeutische en logistieke bouwstenen

Binnen de medicatiebouwstenen maken we onderscheid tussen therapie en logistiek:
Therapie
Dit betreft de medisch-inhoudelijke aspecten. Het omvat onder andere de medicamenteuze (behandelings-)afspraken en de uitvoering ervan. Ook de therapeutische intentie, het (werkelijk) gebruik en zelfmedicatie vallen hieronder.
De therapeutische bouwstenen zijn: Medicatieafspraak (MA), Toedieningsafspraak (TA), Wisselend Doseerschema (WDS), Medicatietoediening (MTD) en Medicatiegebruik (MGB).
Logistiek
Dit gaat over aspecten rondom de fysieke goederenstroom van geneesmiddelen, zoals aanvragen en afleveringen.
De logistieke bouwstenen zijn: Verstrekkingsverzoek (VV) en Medicatieverstrekking (MVE).

Figuur 2.1 geeft de medicatiebouwstenen weer, verdeeld naar activiteit en onderscheid therapie/logistiek.

Figuur 1 Bouwstenen - overzicht
Figuur 2.1 Overzicht therapeutische en logistieke medicatiebouwstenen

Onderstaande tabel geeft een beschrijving van de bouwstenen.

Bouwsteen Afk. Beschrijving
medicatieafspraak MA Een medicatieafspraak is de afspraak tussen de voorschrijver en de patiënt over het gebruik van door deze patiënt. Ook de afspraak om het medicatiegebruik te stoppen of te wijzigen is een medicatieafspraak.
wisselend doseerschema WDS Met het wisselend doseerschema wordt het onderdeel gebruiksinstructie van een medicatieafspraak concreet ingevuld. Het doseerschema kan tussentijds aangepast worden zonder dat de medicatieafspraak gewijzigd hoeft te worden.
verstrekkingsverzoek VV Een verstrekkingsverzoek is het verzoek van een voorschrijver aan de apotheker tot medicatieverstrekking aan de patiënt in lijn met de geldende medicatieafspraken.
toedieningsafspraak TA Een toedieningsafspraak is de gebruiks- of toedieningsinstructie van de apotheker aan de patiënt, diens vertegenwoordiger of toediener, waarbij de medicatieafspraak concreet wordt ingevuld.
medicatieverstrekking MVE Een medicatieverstrekking is de uitgifte van een geneesmiddel aan de patiënt, diens vertegenwoordiger of toediener.
medicatietoediening MTD Een medicatietoediening is de afzonderlijke toediening van het geneesmiddel aan de patiënt door de toediener.
medicatiegebruik MGB Medicatiegebruik is informatie over het historisch, huidig of voorgenomen gebruik van een geneesmiddel.

2.3.2 Onderscheid afspraken en gebeurtenissen

Een ander onderscheid is die tussen afspraken en gebeurtenissen. De afspraak-bouwstenen (MA, TA, WDS) beschrijven de afspraak tussen zorgverlener en patiënt over een geneesmiddel. Ze bevatten de therapeutische intentie van de voorschrijver en instructies voor het gebruik.
Daarnaast zijn er bouwstenen die gebeurtenissen beschrijven, zoals MTD en MGB. Dit zijn registraties van de constatering van een feit of intentie op een bepaald moment, in plaats van doorlopende afspraken.

2.3.3 Voorstelgegevens

Het kan voorkomen dat een zorgverlener of patiënt een voorstel wil doen voor een nieuwe medicatieafspraak of verstrekkingsverzoek. Om dit te ondersteunen zijn, naast de medicatiebouwstenen, ook voorstelgegevens geïntroduceerd. Het voorstel kan leiden tot een (aangepaste) MA of VV. Die bouwstenen worden op de gewone manier vastgelegd en uitgewisseld. De voorstelgegevens zelf zijn van tijdelijke aard. Ze worden alleen gebruikt tijdens het overleg over het voorstel en worden verder niet uitgewisseld.

Bouwsteen Afk. Beschrijving
voorstel medicatieafspraak VMA Het voorstel medicatieafspraak is een advies of verzoek van de apotheker, voorschrijver of de patiënt aan de voorschrijver van de MA over de afgesproken medicatie. Het adviesverzoek kan bijvoorbeeld inhouden medicatie te evalueren, te stoppen, te starten of te wijzigen.
antwoord voorstel medicatieafspraak AVMA Het antwoord voorstel medicatieafspraak is een antwoord van de voorschrijver op het voorstel medicatieafspraak. Hierin geeft de voorschrijver aan akkoord te gaan (waarna een (aangepaste) medicatieafspraak zal volgen) of niet (en de reden daarvoor).
voorstel verstrekkingsverzoek VVV Het voorstel verstrekkingsverzoek is een voorstel van de apotheker aan de voorschrijver om een medicatieverstrekking te fiatteren ten behoeve van een geldende medicatieafspraak. Ook de patiënt kan een voorstel verstrekkingsverzoek indienen bij de voorschrijver.
antwoord voorstel verstrekkingsverzoek AVVV Het antwoord voorstel verstrekkingsverzoek is een antwoord van de voorschrijver op het voorstel verstrekkingsverzoek. Hierin geeft de voorschrijver aan akkoord te gaan (waarna een verstrekkingsverzoek zal volgen) of niet (en de reden daarvoor).

2.4 Het begrip 'medicamenteuze behandeling'

In deze paragraaf wordt het begrip ‘medicamenteuze behandeling’ en de functionele toepassing ervan geïntroduceerd.

2.4.1 Medicamenteuze behandeling als technisch begrip

Er kunnen verschillende medicatiebouwstenen bestaan die betrekking hebben op dezelfde behandeling. Om aan te geven dat deze bouwstenen bij elkaar horen is het begrip ‘medicamenteuze behandeling’ geïntroduceerd. Het gaat hierbij om een technisch begrip. Het heeft de vorm van een unieke identificatie (id) die door een informatieysteem aan een bouwsteen of verzameling van samenhangende bouwstenen gekoppeld wordt. De term medicamenteuze behandeling wordt afgekort als MBH. De MBH maakt het volgende mogelijk:

  1. eenduidig identificeren van de verzameling van samenhangende medicatiebouwstenen;
  2. toepassen van regels op een verzameling van bouwstenen om eenduidig te bepalen wat de actuele situatie van een patiënt is wat betreft diens behandeling met een bepaald geneesmiddel (zie Hoofdstuk 4 Consolideren).

Een MBH heeft geen zorginhoudelijke betekenis, maar heeft wel invloed op hoe geneesmiddelen gegroepeerd worden, bijvoorbeeld in een medicatieoverzicht.

2.4.2 Starten van een nieuwe medicamenteuze behandeling

Het starten van een behandeling met een geneesmiddel gebeurt door een eerste bouwsteen vast te leggen. Hiermee wordt een nieuwe MBH gestart. Die eerste bouwsteen zal meestal een MA zijn, maar kan ook bijvoorbeeld een TA of MGB zijn waarmee zelfzorgmedicatie wordt vastgelegd, of een MTD als in een acute situatie direct een geneesmiddel moet worden toegediend.
Bij het vastleggen van een nieuwe bouwsteen (MA, TA, MVE, MTD of MGB) moet eerst worden gecontroleerd of het nieuwe medicatie betreft of dat er al een bouwsteen met hetzelfde product bestaat en actueel is. Dat kan in het eigen informatiesysteem het geval zijn, maar ook in informatiesystemen elders. Een afdoende controle vereist dus het raadplegen van alle beschikbare bouwstenen (zie voor uitleg over raadplegen Hoofdstuk 3 Informatiesystemen en transacties). Deze bouwstenen worden vervolgens gecontroleerd:

  • Als er geen bestaande bouwsteen voor deze medicatie is dan wordt een nieuwe MBH aangemaakt.
  • Als er een bouwsteen bestaat met dezelfde medicatie dan zal het doorgaans de bedoeling zijn dat de nieuwe bouwsteen onder dezelfde MBH valt. De zorgverlener moet wel de mogelijkheid hebben om te kiezen voor het starten van een nieuwe MBH.

In figuur 2.2 is het ontstaan van een MBH schematisch weergegeven.

Figuur 2 Stroomschema starten MBH
Figuur 2.2 Stroomschema starten MBH

Wanneer geldt iets als ‘dezelfde medicatie’ of ‘dezelfde behandeling’?
Bij het vastleggen van een MA bepaalt de PRK (Prescriptie Kode uit de G-standaard) van een geneesmiddel of deze MA bij een nieuwe of bestaande MBH hoort. Een andere PRK leidt tot een andere MBH. In het Achtergronddocument G-standaard structuur wordt uitgelegd welke kenmerken op dit niveau van belang zijn.
NB: Dat een wijziging in PRK tot een nieuwe MBH leidt geldt alleen voor de MA. Een apotheker zou een middel met een andere PRK kunnen kiezen, bijvoorbeeld vanwege preferentiebeleid. De bijbehorende TA en MVE vallen dan niet onder een nieuwe MBH.
De andere bouwstenen volgen de MA of TA waarnaar ze verwijzen.

Voor producten zonder PRK geldt het volgende:

  • Niet-geneesmiddelen. Dit zijn middelen als krukken of verbandmiddelen. In die gevallen bepaalt het HPK-niveau (Handels Product Kode uit de G-standaard) of het om een nieuw middel en dus een nieuwe MBH gaat.
  • Geneesmiddelen. Het kan gaan om:
  1. Magistralen. Deze bestaan veelal uit meerdere stoffen die niet onder eenzelfde PRK vallen. Die stoffen worden afzonderlijk als ingrediënten opgenomen in de medicatieafspraak. Elke afzonderlijke magistraal of aanpassing* daarop valt onder een nieuwe MBH.
  2. Eigen artikelen zonder PRK. Dit zijn artikelen die in het interne informatiesysteem mogelijk onder een 90 miljoen nummer worden opgeslagen, bijvoorbeeld halve tabletten of veel gebruikte magistralen. Elk afzonderlijk artikel of aanpassing* daarop valt onder een nieuwe MBH.
  3. Middelen die in vrije tekst zijn voorgeschreven en waarvan dus geen product- of ingrediëntcode uit de G-Standaard beschikbaar is. Elke aanpassing* van het product valt onder een nieuwe MBH.
  4. Infusen. Voor de Kickstart is een voorlopige werkwijze uitgewerkt, zie de pagina Werkwijze infusen.

* Met ‘aanpassing’ wordt in principe bedoeld: Aanpassingen die bij middelen mét PRK tot een andere PRK zouden leiden en daarmee onder een nieuwe MBH vallen, leiden bij deze middelen ook tot aanpassing van de MBH. Deze regel is met name bedoeld om consistent te zijn. Waar dit tot implementatieproblemen leidt moet in overleg tussen gebruikers en leveranciers naar een werkbare oplossing gezocht worden.
Ook bij deze producten gelden de regels alleen bij vastleggen van een MA, niet bij TA en MVE. Indien en voor zover de apotheker mag afwijken van de in de MA beschreven medicatie, leidt dit niet tot een nieuwe MBH.

Voorbeelden

  • Diazepam 5 mg 4x daags 1 tablet wordt gewijzigd naar diazepam 5 mg 3x daags 1 tablet. De PRK blijft gelijk, beide MA’s vallen daarom onder dezelfde MBH.
  • Paroxetine tablet 10 mg 1 maal per dag 1 tablet wordt gewijzigd naar paroxetine tablet 20 mg 1 maal per dag 1 tablet. Dit zijn verschillende geneesmiddelen op PRK-niveau en ze vallen dus onder verschillende MBH's.
  • Bij een behandeling met prednison is uit voorzorg een maagbeschermer afgesproken. Deze worden weliswaar parallel aan elkaar voorgeschreven maar het zijn verschillende geneesmiddelen. Ze vallen dus niet onder dezelfde MBH en kunnen apart van elkaar gewijzigd en gestopt worden.
  • Het wisselen van bètablokker naar een ACE-remmer betekent een wijziging van PRK. Deze middelen vallen onder verschillende MBH's.

2.4.3 Stoppen en wijzigen van medicatie binnen een medicamenteuze behandeling

Een eenmaal ingevulde en uitgewisselde bouwsteen verandert niet. Als aanpassingen nodig zijn worden deze als volgt gemaakt:
Stoppen

  • Het stoppen van een afspraak (MA, TA) gebeurt door binnen dezelfde MBH een stop-bouwsteen te maken. Dit is een instantiatie van de afspraak met stoptype ‘stopgezet’.
  • Het stoppen van een toekomstige afspraak (MA, TA) heet annuleren. Een annuleer-bouwsteen heeft stoptype 'geannuleerd'. Hiermee wordt duidelijk dat de medicatie nooit gestart is, terwijl dit bij stoppen wel het geval is.
  • Een WDS moet door een stop-MA gestopt worden.

Wijzigen

  • Het wijzigen van een afspraak (MA, TA, WDS) gebeurt door binnen dezelfde MBH:
  1. de bestaande afspraak te stoppen met een instantiatie met stoptype ‘stopgezet’ én
  2. een nieuwe afspraak te maken door een instantiatie met de gewijzigde afspraak te maken.

Deze werkwijze met stop-bouwstenen geldt alleen voor de afspraakbouwstenen MA, TA en WDS. Bij de overige bouwstenen is dit niet aan de orde. In Hoofdstuk 5 wordt per deelproces het vastleggen van (stop-)bouwstenen verder uitgewerkt.

2.4.3.1 'Technische' stop-bouwstenen

Bij het definitief stoppen van een bouwsteen zal de zorgverlener dit actief doen door de benodigde gegevens in de stop-bouwsteen in te vullen.
Wanneer een bouwsteen gewijzigd wordt, moet deze ook worden gestopt. De zorgverlener zal de gewijzigde gegevens invullen, maar hoeft in dit geval niet expliciet een stop-bouwsteen aan te maken. Het systeem maakt onderliggend de stop-bouwsteen en een nieuwe bouwsteen met de gewijzigde informatie aan. Dergelijke stop-bouwstenen bij wijzigingen worden in dit FO technische stops genoemd, bijvoorbeeld 'technische stop-MA'.

2.4.4 Actuele, huidige en toekomstige bouwstenen binnen een medicamenteuze behandeling

Binnen een MBH kunnen meerdere bouwstenen bestaan, waaronder stop-bouwstenen. Op elk moment moet bepaald kunnen worden welke van die bouwstenen actueel zijn.
Om dit toe te lichten volgen hier enkele definities:

  • Huidige bouwstenen: Bouwstenen waarbij het heden tussen de startDatumTijd en de eindDatumTijd ligt.
  • Toekomstige bouwstenen: Bouwstenen waarvan de startDatumTijd in de toekomst ligt.
  • Actuele bouwstenen: Bouwstenen waarvan de eindDatumTijd in de toekomst ligt. Zowel de huidige als de toekomstige bouwstenen vallen onder de actuele bouwstenen.

NB: Als er naar een moment in het verleden wordt gekeken, bijvoorbeeld om te achterhalen wat op dat moment de stand van zaken was, gaat het om de bouwstenen die toen actueel waren, ook als ze dat in het heden niet meer zijn.

Figuur 2.3 geeft deze begrippen grafisch weer.

Huidige actuele en toekomstige bouwstenen

Figuur 2.3 Huidige, actuele en toekomstige bouwstenen binnen een MBH

Overige begrippen:

  1. Bouwstenen met een eindDatumTijd in het verleden vormen de geschiedenis van een behandeling. Deze bouwstenen zijn niet-actueel.
  2. In medicatieoverzichten bestaat ook de categorie ‘Recent gestopt’. Dit zijn bouwstenen die maximaal 2 maanden geleden zijn gestopt.
  3. Verder is nog het begrip geldig relevant. ‘Geldig’ wil zeggen dat een bouwsteen de afspraken bevat waar de zorgverlener naar mag handelen. Als bijvoorbeeld een afspraakbouwsteen is opgevolgd door een stop-bouwsteen is de oorspronkelijke afspraakbouwsteen niet meer geldig. Hoofdstuk 4 beschrijft de regels voor het bepalen van de geldigheid van een bouwsteen.

Deze begrippen zijn van belang voor de uitleg in de volgende paragraaf en in Hoofdstuk 4.

2.5 Samenhang medicatiebouwstenen en medicamenteuze behandeling

Binnen één MBH kunnen verschillende bouwstenen bestaan. Hieronder wordt de samenhang tussen de bouwstenen binnen één MBH uitgelegd, met hun onderlinge getalsmatige verhoudingen. Het gaat hierbij om instantiaties van de bouwstenen.

2.5.1 Samenhang MBH en bouwstenen

Voor de verhoudingen tussen een MBH en de bouwstenen geldt het volgende (uitgaande van de MBH):

  • Een MBH heeft in principe minimaal één MA. Er zijn uitzonderingen mogelijk; enkele voorbeelden zijn:
    • Er is zelfzorgmedicatie vastgelegd met bouwsteen MGB of MTD.
    • Er is in een acute situatie direct medicatie toegediend en een MTD vastgelegd.
In dergelijke gevallen is er sprake van een MBH zonder MA.
  • Er kunnen meerdere MA’s actueel zijn binnen een MBH, een huidige en 1 of meer toekomstige. Er is echter op enig moment in principe altijd maar één huidige MA. Ook complexe op-/afbouwschema’s kunnen in één MA opgenomen worden voorzover het over dezelfde PRK gaat.
  • Een MBH kan 0 of meer van de bouwstenen VV, WDS, TA, MVE, MGB en MTD hebben.

2.5.2 Samenhang bouwstenen onderling

Hieronder volgt uitleg over de kardinaliteiten tussen de bouwstenen onderling, beginnend met de MA. Per bouwsteen wordt aangegeven hoeveel instantiaties van een andere bouwsteen erbij kunnen voorkomen. Waar nodig zijn uitspraken voorzien van voorbeelden. Als het woord verwijzen wordt gebruikt gaat het om een Relatie-veld zoals deze in de dataset in ART-DECOR voorkomt. Als zo’n relatie niet bestaat, maar er wel een uitspraak gedaan wordt over de onderlinge getalsverhoudingen is dit gemarkeerd met een asterisk (*).

Medicatieafspraak → andere bouwstenen

  • Een MA kan opgevolgd worden door een nieuwe MA. Voorbeelden:
    • Wijziging bestaande medicatie.
    • Stoppen bestaande medicatie.
De nieuwe MA verwijst dan naar de vorige MA.
  • Een MA kan ook verwijzen naar een MA binnen een andere MBH. Voorbeeld:
    • Verhoging dosering per tablet, en daardoor verandering van PRK en van MBH. De nieuwe MA verwijst naar de MA in de eerdere MBH.
  • Een MA kan leiden tot nul, één of meer WDS’en.
  • Een MA kan leiden tot nul, één of meer VV’s. Voorbeelden:
    • Nul: - De patiënt heeft nog voldoende voorraad.
    - Het betreft zelfzorgmedicatie.
    • Eén: Voorschrijven van een antibioticakuur.
    • Meer: Doorlopende medicatie.
  • Een MA kan leiden tot nul, één of meer TA’s. Voorbeelden:
    • Nul: - Er is een wijziging in MA waarbij geen medicatie verstrekt hoeft te worden.
    - Het betreft medicatie waar geen wettig recept voor nodig is.
    • Eén: De meest gangbare situatie, waarbij een TA volgt na een MA.
    • Meer: De apotheker wisselt van handelsproduct bij dezelfde MA.
  • Een MA kan verwijzen naar een eerder vastgelegde TA. Voorbeeld:
    • Er is een TA aangemaakt voor de terhandstelling van zelfzorgmedicatie. De voorschrijver besluit hier beleid van te maken en maakt een MA aan onder de MBH van de TA.
  • Een MA kan verwijzen naar een eerder vastgelegde MGB. Voorbeeld:
    • De patiënt heeft een MGB aangemaakt voor zelfzorgmedicatie. De voorschrijver besluit hier beleid van te maken en maakt een MA aan onder de MBH van de MGB.

Wisselend doseerschema → andere bouwstenen

  • Een WDS verwijst naar een MA.
  • Een WDS kan naar een eerder WDS verwijzen. Voorbeeld:
    • Wijziging van het wisselend doseerschema.

Verstrekkingsverzoek → andere bouwstenen

  • Een VV verwijst naar één of meer MA’s. Voorbeeld:
    • Er wordt gestart met 2 tabletten per dag, daarna wordt besloten te verlagen naar 1 tablet. Dat zijn 2 MA’s, maar er is maar 1 VV nodig omdat het om dezelfde tabletten gaat.
  • Een VV kan leiden tot nul, één of meer MVE’s. Voorbeelden:
    • Nul: De patiënt haalt de medicatie niet af.
    • Een: Het betreft een kuur met antibiotica.
    • Meer: GDS met VV voor 3 maanden waarbij wekelijks wordt verstrekt.

Toedieningsafspraak → andere bouwstenen

  • Een TA kan opgevolgd worden door een nieuwe TA. Enkele voorbeelden:
    • Wijziging van de bestaande medicatieafspraak
    • Verstrekking middel met andere PRK of HPK vanwege preferentiebeleid of voorraadtekort
    • Wijziging in toedientijden of distributievorm
De nieuwe TA verwijst dan behalve naar de MA ook naar de vorige TA.
  • Er kunnen meerdere (eventueel parallelle) TA’s verwijzen naar dezelfde MA. Voorbeelden:
    • Verstrekking geneesmiddel in de vorm van twee of meer middelen met verschillende sterkte die samen de gewenste sterkte opleveren (parallelle TA’s).
    • Verstrekking geneesmiddel met andere PRK of HPK, bijvoorbeeld vanwege preferentiebeleid of voorraadtekort (seriële TA’s).
    • Verstrekking geneesmiddel in GDS én in los doosje als “zo nodig” medicatie. Het betreft verschillende distributievormen dus hiervoor zijn 2 TA’s nodig (parallelle TA’s).
  • Een TA kan bestaan zonder verwijzing naar een MA. Voorbeeld:
    • De apotheker stelt zelfzorgmedicatie ter hand en maakt een TA aan in een nieuwe MBH.
  • (*) Bij een TA kunnen nul, één, of meerdere MVE’s horen. Voorbeelden:
    • Nul: De patiënt heeft voldoende voorraad.
    • Een: Het betreft een kuur met antibiotica.
    • Meer: Elke 2 weken een herhalende verstrekking.

Medicatieverstrekking → andere bouwstenen

  • Een MVE is in de ambulante situatie gebaseerd op een VV: een medicatieverstrekking mag alleen plaatsvinden als er een actueel geldig VV bestaat waar de MVE naar verwijst.
Uitzondering:
  • Zelfzorgmedicatie verstrekt door de apotheker
  • (*) Een MVE is gebaseerd op een MA: een medicatieverstrekking mag alleen plaatsvinden als er een geldige en actuele MA bij bestaat.
Uitzonderingen:
  • Zelfzorgmedicatie verstrekt door de apotheker.
  • Op 1-12 is een MA voor 7 dagen aangemaakt, dus stopdatum 7-12. De patiënt haalt pas op 10-12 de medicatie op. De MA is dan niet meer actueel maar de apotheker mag dan toch een TA maken op basis van die MA en daarop verstrekken, met vastlegging van een MVE.
  • (*) Een MVE is gebaseerd op een TA: een medicatieverstrekking mag alleen plaatsvinden als er een geldige en actuele TA bij bestaat.
Uitzondering:
  • Zelfzorgmedicatie verstrekt door de apotheker. De apotheker kan hierbij ook een TA aanmaken, maar dat hoeft niet.
  • (*) Een MVE kan meerdere TA’s ondersteunen. Voorbeeld:
    • Er is een nieuwe TA aangemaakt waar geen MVE voor nodig was, omdat de patiënt voldoende voorraad had. De eerdere MVE hoort dan bij zowel de oude als de nieuwe TA.

Medicatiegebruik → andere bouwstenen

  • Een MGB kan naar nul of een MA verwijzen. Voorbeeld:
    • Een patiënt legt zelfzorgmedicatie vast met MGB.
  • Meerdere MGB’s kunnen verwijzen naar dezelfde MA. Voorbeeld:
    • Een patiënt houdt regelmatig zijn medicatiegebruik bij door het vastleggen van MGB’s bij dezelfde MA.
  • Een MGB kan naar nul of een TA verwijzen. Voorbeeld:
    • Een patiënt legt door de apotheek verstrekte zelfzorgmedicatie vast met MGB.
  • Meerdere MGB’s kunnen verwijzen naar dezelfde TA. Voorbeeld:
    • Een patiënt houdt regelmatig zijn medicatiegebruik bij door het vastleggen van MGB’s bij dezelfde TA.
  • Een MGB kan maar naar één andere bouwsteen, MA óf TA verwijzen.

Medicatietoediening → andere bouwstenen

  • Een MTD verwijst naar nul of een MA en/of TA en/of WDS, afhankelijk van de situatie:
    • In ad-hocsituaties waarin meteen medicatie moet worden toegediend heeft de MTD geen verwijzing.
    • In ambulante situaties zal doorgaans naar een TA worden verwezen, in klinische situaties eerder naar een MA.
    • De MTD kan naar zowel de MA als TA verwijzen, als die beide bestaan. De MA waarnaar de MTD verwijst moet dezelfde zijn als die waar de TA naar verwijst.
    • Als er sprake is van een WDS, dan zal de MTD naar zowel WDS als MA verwijzen. De MA waarnaar de MTD verwijst moet dezelfde zijn als die waar het WDS naar verwijst.


De voorstelgegevens VMA, AVMA, VVV en AVVV vallen buiten de MBH, en hebben ook geen MBH-id. Het gaat om voorstellen waarvan nog niet zeker is of deze leiden tot definitieve MA’s of VV’s met een relatie naar een MBH, en de antwoorden op die voorstellen. De onderlinge kardinaliteiten bij deze bouwstenen zijn als volgt:

  • Een VMA kan leiden tot nul (als het voorstel niet geaccordeerd wordt), één of meerdere MA’s.
  • Een VMA kan leiden tot nul (als het voorstel geaccordeerd wordt, want dan kan volstaan worden met het sturen van de nieuwe MA) of 1 AVMA.
  • Een VVV kan leiden tot nul (als het voorstel niet geaccordeerd wordt), één of meerdere VV’s.
  • Een VVV kan leiden tot nul (als het voorstel geaccordeerd wordt, want dan kan volstaan worden met het sturen van het nieuwe VV) of 1 AVVV.

2.5.3 Samenhang MBH en bouwstenen schematisch weergegeven

De uitspraken in paragraaf 2.5.1 en 2.5.2 resulteren in de volgende figuren:

Samenhang MBH en bouwstenen

Figuur 2.4 Samenhang MBH en bouwstenen

Deze figuur laat zien hoeveel instantiaties van een bouwsteen er binnen 1 MBH kunnen voorkomen.

Samenhang bouwstenen binnen een MBH

Figuur 2.5 Samenhang bouwstenen binnen een MBH

Deze figuur toont de onderlinge getalsverhoudingen tussen instantiaties van de bouwstenen binnen één MBH. Er is een lijntje getekend tussen twee bouwstenen als tenminste een van beide in ART-DECOR een Relatie-veld heeft naar de andere bouwsteen.

De volgende notatie wordt gebruikt:
0..1 0 of 1 keer
0..* 0, 1 of meer keren
1..* minimaal 1 keer
1..1 precies 1 keer

De kardinaliteit die bij een bouwsteen vermeld staat laat zien hoe vaak deze bouwsteen kan voorkomen binnen één MBH (figuur 2.4), of bij één instantiatie van de bouwsteen aan de andere kant, binnen dezelfde MBH (figuur 2.5).
Voorbeeld:

Uitleg kardinaliteiten in schema samenhang

Figuur 2.6 Uitleg kardinaliteiten in afbeeldingen over samenhang MBH en bouwstenen

  • Bij 1 instantiatie van bouwsteen X kan 0 of 1 instantiatie van bouwsteen Y horen.
  • Bij 1 instantiatie van bouwsteen Y kunnen 0, 1 of meerdere instantiaties van bouwsteen X horen.

NB: De kardinaliteiten binnen transacties worden in ART-DECOR beschreven (zie ook Hoofdstuk 3).

2.6 Sturen en/of beschikbaar stellen

Er zijn twee werkwijzen voor het digitaal uitwisselen van de medicatiebouwstenen in de zorgketen: beschikbaar stellen/raadplegen en sturen/ontvangen.
Beschikbaar stellen wil zeggen dat gegevens in het eigen informatiesysteem beschikbaar gemaakt worden voor raadplegen door andere betrokkenen in de keten.
Daarnaast is ook sturen een mogelijkheid, het gericht sturen van gegevens naar andere betrokkenen die deze gegevens dan automatisch ontvangen.
Gegevens worden verstuurd naar zorgaanbieders, niet naar specifieke zorgverleners. Als in het FO gesproken wordt over versturen naar “de apotheker/huisarts/longarts etc.” dan gaat het over de betreffende zorgaanbieders, niet die individuele zorgverlener. Niet alle gegevens worden altijd of aan iedereen beschikbaar gesteld:

  • Voorstelgegevens worden alleen verstuurd, tussen degene die het voorstel doet en de ontvanger van het voorstel, vaak de voorschrijver.
  • Verstrekkingsverzoeken worden alleen beschikbaar gesteld voor raadpleging door de patiënt.
  • Een informatiesysteem stelt alleen bouwstenen beschikbaar waar de betreffende zorgverlener zelf de auteur van is. Eventueel aanwezige kopie-bouwstenen (dus afkomstig van een andere bron) worden niet beschikbaar gesteld.
  • De bouwstenen Lengte en Gewicht kunnen met het medicatievoorschrift verstuurd worden. Ook LaboratoriumUitslag kan meegestuurd worden. Beschikbaar stellen/raadplegen van deze bouwstenen is niet in scope van MP9.

De overdracht van medicatiegegevens zoals in dit document beschreven voldoet aan de wet- en regelgeving. In de Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten is daarover onder andere het volgende beschreven:

  • Voor het elektronisch ter beschikking stellen van medicatiegegevens door zorgaanbieders aan andere zorgaanbieders is uitdrukkelijke toestemming van de patiënt vereist.
  • Er is geen toestemming vereist voor het niet-elektronisch beschikbaar stellen van medicatiegegevens aan zorgverleners die rechtstreeks bij de uitvoering van de behandelovereenkomst betrokken zijn.
  • Het versturen van medicatiegegevens naar personen die rechtstreeks bij de uitvoering van de behandelovereenkomst zijn betrokken (dus ook de vervanger) mag op grond van de WGBO. Dit geldt voor personen binnen en buiten de organisatie van de zorgaanbieder.

In Hoofdstuk 5 Zorgproces medicatie wordt uitgewerkt in welke situaties er sprake is van alleen beschikbaar stellen dan wel van sturen en/of beschikbaar stellen. Dit wordt ook in tabellen in het Verzamelbestand per deelproces samengevat.

3 Informatiesystemen, systeemrollen, transacties en usecases

Dit hoofdstuk is nog in review. Onderstaande versie komt overeen met 20241204 Hoofdstuk 3 Informatiesystemen, transacties en usecases.docx.

Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de informatiesystemen, systeemrollen, transacties en de daarbij betrokken bouwstenen in MP9. Het beschrijft kort hoe deze begrippen zich tot elkaar verhouden en hoe deze gebruikt worden in de beschrijving van usecases. In de beschrijving van het medicatieproces in Hoofdstuk 5 wordt hiernaar verwezen.

3.1 Inleiding

Vastgelegde medicatiegegevens worden in de vorm van instantiaties van medicatiebouwstenen uitgewisseld. Dit gebeurt via transacties tussen de informatiesystemen van zorgverleners. Deze transacties zijn te vinden in het tabblad Scenario’s in ART-DECOR, gegroepeerd in transactiegroepen en scenario’s.
Daar staat ook een overzicht van de transacties per systeemrol (actor: systeem). Elk informatiesysteem in MP9 moet bepaalde systeemrollen kunnen vervullen om de bijbehorende transactie uit te kunnen voeren.
In het tabblad Dataset in ART-DECOR is de generieke dataset te vinden met alle voor MP9 relevante gegevenstypen. Een transactiedataset is een subset van deze generieke dataset. Het bevat de bouwstenen en dataelementen die in de betreffende transactie uitgewisseld kunnen of moeten worden. De kardinaliteit en conformiteit van de dataelementen wordt per transactie gespecificeerd. Zie voor uitleg hierover de Handleiding Kardinaliteiten en conformance.
Een usecase beschrijft een praktijksituatie in de zorg waarvoor de informatie-uitwisseling wordt gespecificeerd aan de hand van:

  • actoren: personen en informatiesystemen die bij de usecase betrokken zijn
  • transacties: welke informatie wordt uitgewisseld, wanneer, en tussen welke systemen en systeemrollen.

In het rapport Informatiestandaarden; basis voor gegevensuitwisseling in de zorg staat nadere uitleg en achtergrondinformatie over deze begrippen en hun onderlinge relatie.

3.2 Overzicht informatiesystemen, systeemrollen en transacties

3.2.1 Informatiesystemen

Binnen MP9 worden de volgende informatiesystemen onderscheiden op basis van hun functionele rol:

  • EVS elektronisch voorschrijfsysteem
  • AIS (ziekenhuis)apotheek informatiesysteem
  • PGO persoonlijke gezondheidsomgeving
  • eTDR elektronisch toedienregistratiesysteem
  • TrIS trombose informatiesysteem
  • XIS overige informatiesystemen

3.2.2 Systeemrollen, transacties en betrokken medicatiebouwstenen

Een systeemrol is een functie die het systeem vervult. Dit kan zijn:

  • Sturend Systeem
  • Ontvangend Systeem
  • Raadplegend Systeem
  • Beschikbaarstellend Systeem

In de tabel hieronder staat een overzicht van alle systeemrollen binnen MP9 met hun afkorting en omschrijving.

systeemrol afkorting omschrijving
MedicatieGegevensBeschikbaarstellend MP-MGB Beschikbaar stellen medicatiegegevens aan medebehandelaars/patiënt
MedicatieGegevensRaadplegend MP-MGR Raadplegen medicatiegegevens bij medebehandelaars/patiënt
MedicatieGegevensSturend MP-MGS Sturen medicatiegegevens aan medebehandelaar/patiënt
MedicatieGegevensOntvangend MP-MGO Ontvangen medicatiegegevens van medebehandelaar/patiënt
VoorschriftSturend MP-VOS Sturen verzoek tot verstrekking van medicatie of tot verwerking van (wijziging in)  medicatieafspraak
VoorschriftOntvangend MP-VOO Ontvangen verzoek tot verstrekking van medicatie of tot verwerking van (wijziging in) medicatieafspraak
VoorschriftAfhandelingSturend MP-VAS Sturen afhandeling van medicatieafspraak en eventueel  verstrekkingsverzoek via toedieningsafspraak en/of medicatieverstrekking
VoorschriftAfhandelingOntvangend MP-VAO Ontvangen afhandeling van medicatieafspraak en eventueel verstrekkingsverzoek via toedieningsafspraak en/of medicatieverstrekking
VoorstelVerstrekkingsverzoekSturend MP-VVS Sturen voorstel nieuw verstrekkingsverzoek naar voorschrijver
Ontvangen antwoord op voorstel verstrekkingsverzoek
VoorstelVerstrekkingsverzoekOntvangend MP-VVO Ontvangen voorstel tot nieuw verstrekkingsverzoek
Sturen antwoord op voorstel verstrekkingsverzoek
VoorstelMedicatieafspraakSturend MP-VMS Sturen voorstel nieuwe of gewijzigde medicatieafspraak naar voorschrijver
Ontvangen antwoord op voorstel medicatieafspraak
VoorstelMedicatieafspraakOntvangend MP-VMO Ontvangen voorstel tot nieuwe of gewijzigde medicatieafspraak
Sturen antwoord op voorstel medicatieafspraak


In onderstaande tabel zijn voor elke systeemrol de bijbehorende transactie en de betrokken bouwstenen uitgeschreven.

Systeemrol Transactie Betrokken bouwstenen
MP-MGB Beschikbaar stellen medicatiegegevens Eén of meer: MA, VV, TA, MVE, MTD, MGB, WDS
MP-MGR Raadplegen medicatiegegevens
MP-MGS Sturen medicatiegegevens
MP-MGO Ontvangen medicatiegegevens
MP-VOS Sturen medicatievoorschrift MA met of zonder VV , lengte, gewicht, nierfunctiewaarde 
MP-VOO Ontvangen medicatievoorschrift
MP-VAS Sturen afhandeling medicatievoorschrift TA met of zonder  MVE
MP-VAO Ontvangen afhandeling medicatievoorschrift
MP-VVS Sturen voorstel verstrekkingsverzoek VVV
MP-VVO Ontvangen voorstel verstrekkingsverzoek
MP-VVO Sturen antwoord voorstel verstrekkingsverzoek AVVV
MP-VVS Ontvangen antwoord voorstel verstrekkingsverzoek
MP-VMS Sturen voorstel medicatieafspraak VMA met of zonder lengte, gewicht
MP-VMO Ontvangen voorstel medicatieafspraak
MP-VMO Sturen antwoord voorstel medicatieafspraak AVMA
MP-VMS Ontvangen antwoord voorstel medicatieafspraak

3.2.3 Informatiesystemen en systeemrollen

Een informatiesysteem kan verschillende systeemrollen vervullen. Tabel Z laat voor elk informatiesysteem zien welke dit zijn.

systeemrol EVS AIS PGO eTDR TrIS  XIS
MP-MGB
MP-MGR
MP-MGS
MP-MGO
MP-VOS - - - √  -
MP-VOO - - - - -
MP-VAS - - - - -
MP-VAO - - - - -
MP-VVS √ 
MP-VVO - - - - -
MP-VMS
MP-VMO - - - - -


Figuur 3.1 is een grafische weergave hiervan:

Figuur 3.1 Informatiesystemen en hun systeemrollen
Figuur 3.1 Overzicht informatiesystemen en hun systeemrollen

4 Consolideren

In de kwaliteitsstandaard Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten wordt de basisset medicatiegegevens beschreven. De kwaliteitsstandaard stelt dat elke zorgverlener hierover moet kunnen beschikken op het moment van zorg verlenen. In de voorgaande paragrafen zijn de medicatiebouwstenen beschreven en is toegelicht hoe deze worden vastgelegd en uitgewisseld. In dit hoofdstuk wordt het principe van consolideren uitgelegd. Hiermee wordt bepaald welke bouwstenen binnen 1 MBH op enig moment geldig zijn. Op basis hiervan kunnen overzichten gegenereerd worden van de medicatie van een patiënt op dat moment.

4.1 Wat is consolideren

Zorgverleners en patiënt moeten op elk moment kunnen zien wat de actuele stand van zaken is m.b.t. de medicamenteuze behandeling van de patiënt. Met het proces van consolideren worden uit alle beschikbare bronnen de medicatiegegevens verzameld en wordt bepaald wat op dat moment de geldige bouwstenen zijn. Hiervoor worden de volgende stappen doorlopen:

  1. Verzamelen bouwstenen
    Eerst moeten de beschikbare bouwstenen verzameld worden. Met de transactie Raadplegen medicatiegegevens worden voor een bepaalde tijdsperiode bouwstenen verzameld uit alle beschikbare bronnen.
  2. Ontdubbelen
    In principe zouden dubbele bouwstenen niet moeten voorkomen aangezien de betrokken informatiesystemen bij deze transactie alleen eigen medicatiegegevens beschikbaar mogen stellen, geen kopiebouwstenen. In enkele gevallen kan dit toch voorkomen. Het informatiesysteem moet daarom eventuele dubbele bouwstenen kunnen identificeren en ontdubbelen.
  3. Toepassen consolidatieregels
    Met consolidatieregels wordt bepaald welke bouwstenen op enig moment geldig zijn en op een overzicht getoond moeten worden. In paragraaf 4.2 worden deze consolidatieregels toegelicht.
  4. Ordenen
    Om de gegevens overzichtelijk te kunnen tonen is een zekere ordening nodig. Dit wordt in paragraaf 4.3 verder toegelicht.

Deze vier stappen worden samen consolideren genoemd.
De geconsolideerde lijst met bouwstenen kan in de vorm van een overzicht worden getoond of afgedrukt. Voorbeelden zijn het medicatieoverzicht en de toedienlijst. In paragraaf 4.3 worden deze toepassingen toegelicht.

Zie ook de Implementatiehandleiding Consolidatie/afleidingsregels.

4.2 Uitleg consolidatieregels

Waarom zijn regels nodig?
Bij raadplegen worden bouwstenen uit alle beschikbare bronnen verzameld. Deze kunnen deels over dezelfde MBH gaan. Een MBH kan zowel verschillende soorten bouwstenen bevatten (bv. MA, TA etc.) als meerdere instantiaties van eenzelfde soort. Binnen een MBH kan medicatie worden gestart, gestopt en gewijzigd, resulterend in meerdere bouwstenen van eenzelfde soort. Bijvoorbeeld bij tijdelijk onderbreken is er een MA met daarna een stop-MA en een nieuwe MA.
Zorgverleners en patiënt moeten op elk moment kunnen zien wat de bedoeling is met een bepaald geneesmiddel, dus wat op dat moment de geldige afspraken hierover zijn. Voor elke MBH moet daarom eenduidig bepaald worden welke bouwstenen nu geldig zijn en getoond moeten worden. Alle informatiesystemen moeten volgens dezelfde regels kunnen bepalen welke bouwstenen dit zijn. Hiervoor zijn consolidatieregels opgesteld.

Wat houden de regels in?
Een stop-bouwsteen stopt alleen een bouwsteen van hetzelfde type en maakt deze dan dus ongeldig. Medicatie kan dus worden gestopt door een stop-MA, die een nieuwe of andere eindDatumTijd heeft. Op die eindDatumTijd maakt deze stop-MA daarnaast ook de gerelateerde TA, WDS en alle eerdere MGB’s ongeldig. Ook een stop-TA en stop-WDS stoppen de bouwsteen van hetzelfde type. Ze kunnen echter alleen MGB’s ongeldig maken. MGB’s worden door elke stop-bouwsten ongeldig gemaakt, en daarnaast ook door elke nieuwe MGB van dezelfde auteur.

De consolidatieregels op een rij
Binnen één MBH geldt:

  1. Een stop-MA maakt op diens eindDatumTijd ongeldig:
    • de originele MA waarnaar deze stop-MA verwijst, én
    • de TA en WDS die ook naar die originele MA verwijzen
    • alle eerdere MGB’s
  2. Een stop-TA maakt op diens eindDatumTijd ongeldig:
    • de originele TA waarnaar deze stop-TA verwijst, én
    • alle eerdere MGB’s
  3. Een stop-WDS maakt op diens eindDatumTijd ongeldig:
    • het WDS waarnaar dit stop-WDS verwijst, én
    • alle eerdere MGB’s
  4. Elk type MGB maakt eerdere MGB’s ongeldig, mits afkomstig van dezelfde auteur.

Op annuleer-bouwstenen zijn dezelfde regels van toepassing. Na het toepassen van de regels van het overrulen blijven alleen de bouwstenen over die geldige afspraken bevatten.
De regels moeten worden toegepast op MA, TA, WDS en MGB. MTD is nadrukkelijk geen onderdeel van deze regels omdat deze bouwstenen nooit ongeldig kunnen zijn.
Deze regels zijn van toepassing op de meest gangbare situaties binnen een MBH. Er kunnen echter situaties bestaan die onvoldoende ondervangen worden met deze regels. Wanneer een systeem op basis van de regels niet kan bepalen welke afspraken geldig zijn, moet dit worden aangegeven aan de eindgebruiker. Deze kan dit dan verder zelf beoordelen.

4.3 Overzichten van medicatiegegevens

4.3.1 Medicatieoverzicht

4.3.1.1 Wat is een medicatieoverzicht

In de kwaliteitsstandaard Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten wordt de basisset medicatiegegevens beschreven. Deze basisset kan getoond worden in de vorm van een medicatieoverzicht. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn bij evaluatie van de medicamenteuze behandeling van een patiënt, bij medicatieverificatie of bij opname in een ziekenhuis of instelling.

Figuur 4.1 biedt een overzicht van de elementen in een actueel en volledig medicatieoverzicht. Dit FO gaat over medicatiegegevens, in figuur 4.1 aan de rechterkant. Patiëntkenmerken, labwaarden en contra-indicaties komen hier niet aan de orde. Met medicatieoverzicht bedoelen we in dit FO dus een overzicht van alleen de medicatiegegevens.
In het medicatieoverzicht wordt huidige, toekomstige en recent gestopte medicatie getoond. Deze categorieën worden verder toegelicht in paragraaf 4.3.1.3.

Figuur 4.1 Gegevens in het medicatieoverzicht

4.3.1.2 Consolidatieregels voor een medicatieoverzicht uitgewerkt in voorbeelden

De detailpagina Voorbeelden consolidatieregels voor medicatieoverzicht toont uitgewerkte voorbeelden van de consolidatieregels voor het opstellen van een medicatieoverzicht.

4.3.1.3 Ordenen van bouwstenen in het medicatieoverzicht

Na de voorgaande stappen is bekend welke de op dit moment geldige bouwstenen zijn. Deze kunnen getoond worden in een medicatieoverzicht. Er is afgesproken deze over drie categorieën te verdelen, nl. Huidig, Recent gestopt en Toekomstig.

Huidige medicatie

  • Algemeen: medicatie met startdatum in verleden of heden en waarvan stopdatum leeg is of in de toekomst ligt. Als alleen medicatiegebruik bekend is wordt deze getoond indien niet ouder dan 13 maanden.
  • Tijdelijk gestopte medicatie: medicatie met stopdatum in het verleden en stoptype ‘onderbroken’.
  • Recent gewijzigde medicatie: medicatie waarbij de MA binnen 1 MBH is gewijzigd. De wijzigingsdatum ligt hierbij maximaal twee maanden voor de raadpleegdatum.

Recent gestopte medicatie

  • Medicatie waarbij alle therapeutische bouwstenen (MA, TA, MGB) binnen 1 MBH definitief gestopt zijn (stoptype ‘stopgezet’). Er zijn dus op het moment van raadplegen geen huidige of toekomstige therapeutische bouwstenen binnen de MBH. De stopdatum ligt hierbij maximaal twee maanden voor het moment van raadplegen.

Toekomstige medicatie

  • Medicatie waarbij de startdatum tot drie maanden in de toekomst ligt. Dit is inclusief voorgenomen medicatiegebruik.

Binnen iedere categorie worden de MBH’s gesorteerd op aflopende startDatumTijd van de (qua startDatumTijd) meest recente bouwsteen binnen die MBH. Ook binnen een MBH wordt gesorteerd op aflopende startDatumTijd van MA, TA en MGB. Dit betekent dat bouwstenen van één MBH in verschillende categorieën kunnen voorkomen.

Bovenstaande categorieën vormen een basisindeling. Men kan tot op zekere hoogte daar verdere invulling aan geven.

4.3.2 Toedienlijst

Nog nader uit te werken

4.3.2.1 Wat is een toedienlijst?

  • Toelichting wanneer/waarvoor toedienlijsten gebruikt worden, voorbeelden van zorgsituaties.
  • Uitleg dat er verschillende vormen bestaan, afhankelijk van de zorgsituatie.

4.3.2.2 Consolidatieregels voor toedienlijsten uitgewerkt in voorbeelden

  • Link naar detailpagina met voorbeelden

5 Medicatieproces

Nog nader uit te werken

  • Globale beschrijving zorgproces medicatie
    • indeling in 4 deelprocessen Voorschrijven, Ter hand stellen, Toedienen en Gebruiken
    • daarnaast ook toelichting op de deelprocessen Medicatieverificatie en het klinische proces
  • Zie ook tekst informatieparagraaf bij Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten
  • Overzichtsplaatje aanpassen of nieuw maken
  • Aangeven dat in zorgproces men te maken heeft met gebruiken, vastleggen en uitwisselen van medicatiegegevens in de vorm van medicatiebouwstenen
  • De verschillende deelprocessen benoemen; deze worden in de volgende paragrafen uitgewerkt.
  • Link naar overzichtspagina met alle praktijkvoorbeelden: Praktijkvoorbeelden MP9

5.1 Deelproces: Medicatieverificatie

5.1.1 Overzicht deelproces medicatieverificatie

Op verschillende momenten in het zorgproces kan medicatieverificatie nodig of wenselijk zijn. Bijvoorbeeld voorafgaand aan voorschrijven, ter hand stellen of toedienen van medicatie, bij evaluatie van een behandeling of bij opname. Doel is optimaal inzicht te verkrijgen in het medicijngebruik van een patiënt, zodat goede zorg verleend kan worden.

De zorgverlener maakt een risico-inschatting volgens de definitie van de kwaliteitsstandaard Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten. Op basis hiervan bepaalt hij of, en in hoeverre, medicatieverificatie nodig is. Medicatieverificatie is in de richtlijn gedefinieerd als: "Het samen met de patiënt vaststellen van de door de patiënt daadwerkelijk gebruikte medicatie en de relevante informatie met betrekking tot het gebruik van medicatie (contra-indicaties, allergieën, ernstige bijwerkingen en laboratoriumwaarden)".

De zorgverlener verzamelt informatie over de medicatie van de patiënt uit verschillende bronnen. Dit kan ook zelfzorgmedicatie en medicatie uit het buitenland betreffen. Naast het raadplegen van medicatiegegevens kan gebruik gemaakt worden van bronnen als:

  • verhaal van de patiënt en/of diens vertegenwoordiger
  • meegenomen medicatie
  • telefonische informatie van de eigen apotheker of huisarts van de patiënt

De zorgverlener bespreekt deze informatie met de patiënt. Hierbij legt hij het daadwerkelijke gebruik van medicatie door de patiënt in de bouwsteen Medicatiegebruik (MGB) vast en stelt deze beschikbaar.

5.1.2 Gebruiken, vastleggen en uitwisselen van gegevens bij medicatieverificatie

Gebruiken
Voor risico-inschatting en medicatieverificatie wordt gebruik gemaakt van een overzicht van de medicatiegegevens, m.b.v. de transactie Raadplegen medicatiegegevens.

Vastleggen
Er zijn voor elke MBH 2 mogelijkheden bij medicatieverificatie:
Het geneesmiddel wordt gebruikt zoals afgesproken
Er zijn dan geen wijzigingen nodig. De zorgverlener legt per MBH verificatie vast met de bouwsteen MGB, met als invulling:

  • Auteur = Zorgverlener
  • Eventueel: Informant = de patiënt, een zorgverlener of een andere persoon
  • Eventueel: VolgensAfspraakIndicator = ja, als het medicatiegebruik volgens de auteur conform MA of TA is.
  • Eventueel: verwijzing naar MA óf TA die de referentie is geweest voor het opgeven van dit gebruik. Wanneer VolgensAfspraakIndicator = ja, dan moet hier de MA of TA ingevuld worden conform welke de patiënt gebruikt.

Er is sprake van een discrepantie
Bijvoorbeeld:

  • De patiënt gebruikt het middel niet of anders dan afgesproken, of wil dit gaan doen;
  • De patiënt gebruikt een bij de zorgverlener niet bekend middel.

De zorgverlener legt deze informatie vast in een MGB. Daarnaast kan de zorgverlener ook besluiten tot aanpassen van medicatiebouwstenen als MA en TA. De werkwijze hiervoor wordt bij Voorschrijven en Ter hand stellen beschreven.

Uitwisselen
De vastgelegde gegevens rond medicatiegebruik worden beschikbaar gesteld aan medebehandelaars en patiënt zodat deze de gegevens kunnen raadplegen.

Op de detailpagina voor Medicatieverificatie staat nadere informatie over de context van dit deelproces:

  • bouwstenen
  • informatiesystemen
  • systeemrollen/transacties
  • UML-diagram

Zie ook de pagina met praktijkvoorbeelden voor Medicatieverificatie.

5.2 Deelproces: Voorschrijven

5.2.1 Overzicht deelproces voorschrijven

5.2.2 Gebruiken, vastleggen en uitwisselen van gegevens bij voorschrijven

5.2.2.1 Gebruiken

5.2.2.2 Vastleggen

5.2.2.2.1 Medicatieafspraak

Starten medicatie

Continueren medicatie

Stoppen medicatie

Stoppen toekomstige medicatieafspraak - annuleren

Tijdelijk onderbreken en hervatten van medicatie

Wijzigen medicatie

Corrigeren medicatie

5.2.2.2.2 Wisselend doseerschema

Opstarten wisselend doseerschema

Wijzigen wisselend doseerschema

Stoppen wisselend doseerschema

5.2.2.2.3 Verstrekkingsverzoek

5.2.2.3 Uitwisselen

5.2.2.3.1 Sturen en/of beschikbaar stellen van vastgelegde gegevens
5.2.2.3.2 Meesturen extra informatie met voorschrift

Lengte en gewicht

Nierfunctiewaarde


Op de detailpagina voor Voorschrijven is nadere informatie te vinden over de bij dit deelproces betrokken:

  • bouwstenen
  • informatiesystemen
  • transacties en systeemrollen
  • praktijkvoorbeelden

5.3 Deelproces: Ter hand stellen

Ter hand stellen

Suzanne

5.4 Deelproces: Toedienen

Toedienen

5.5 Deelproces: Gebruiken

Gebruiken

5.6 Klinisch proces

  • Toelichting op medicatieproces in de kliniek
  • Verschillen met ambulant proces
  • Toelichting op situatie bij ggz, vvt, etc.

Klinisch proces

6 Aanvullende informatie

  • Onderdelen uit huidige hoofdstukken 8 en 9
  • Eventuele overige informatie die nog niet elders is verwerkt